Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 november 2012
Hierbij bied ik u de gevraagde schriftelijke reactie op de aanbevelingen van het onlangs
verschenen rapport «Macht van de staat naar de straat: Pakistaanse minderheden steeds
verder in verdrukking» van het Tweede Kamerlid Voordewind (ChristenUnie). De heer
Voordewind heeft hierom gevraagd tijdens het AO RBZ d.d. 10 oktober 2012 (Kamerstuk
21 501-02, nr. 1191).
Het Kabinet onderschrijft de conclusies over de zorgelijke situatie van de positie
van religieuze minderheden en vrouwen in Pakistan zoals opgenomen in het rapport van
de heer Voordewind.
Het Kabinet kan zich vinden in het merendeel van de aanbevelingen die in de meeste
gevallen al in de praktijk worden uitgevoerd. Zo heeft Nederland de Pakistaanse regering
het afgelopen jaar verschillende malen aangesproken op de positie van religieuze minderheden,
conform de richtlijnen van de pilot «Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging».
Hierbij is bijzondere aandacht besteed aan de blasfemiewetgeving en individuele gevallen.
Nederland stelt de kwestie rond blasfemiewetgeving in Pakistan geregeld in multilaterale
contacten aan de orde. Het is gebleken dat de weg van stille diplomatie het meest
effectief is. Zichtbare buitenlandse aandacht voor de wetgeving wordt door bepaalde
fundamentalistische groeperingen en partijen uitgelegd als ongewenste inmenging in
de binnenlandse aangelegenheden. Een punt van aandacht is verder dat de opvatting
van diverse Pakistaanse NGOs en vooraanstaande mensenrechtenactivisten dat afschaffing
van deze wetgeving in het huidige politieke klimaat onmogelijk is. Volgens hen geniet
daarom het ontwikkelen van wetgeving die misbruik van de blasfemiewetgeving zou moeten
helpen voorkomen, de voorkeur.
Daarnaast is er met de Pakistaanse autoriteiten ook gesproken over de noodzaak om
te werken aan een maatschappelijk en politiek klimaat waarbinnen godsdienstvrijheid
en mensenrechten in brede zin beschermd worden. Nederland zal hiervoor aandacht blijven
vragen en de ondersteuning van het maatschappelijk middenveld in Pakistan, dat zich
inzet voor een verbeterde positie van vrouwen en religieuze minderheden, voortzetten.
De minister van Buitenlandse Zaken,
F. C. G. M. Timmermans