32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid

Nr. 7 MOTIE VAN HET LID VOORDEWIND

Voorgesteld 29 juni 2011

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat er sterke aanwijzingen zijn dat kinder- en slavenarbeid op omvangrijke schaal in Afghanistan wordt ingezet bij het fabriceren van bakstenen, onder meer voor de NAVO/ISAF en dat de NAVO/ISAF daarop nog geen adequate actie heeft ondernomen;

overwegende, dat ook bekend is dat bij veel andere producten en diensten zoals voedsel, kleding, hout en materiaalreparaties, kinderarbeid veelvuldig voorkomt;

overwegende, dat de politietrainingsmissie in Kunduz sterk inzet op bevordering van de rechtsstaat en mensenrechten en dat bestrijding van kinderarbeid en andere fundamentele arbeidsrechten zoals dwangarbeid, voor de regering een hoge prioriteit hebben;

overwegende, dat NAVO/ISAF en Nederland middels haar betrokkenheid bij de Kunduz-missie, bij moeten dragen aan het bestrijden van kinderarbeid en slavenarbeid in Afghanistan, voornamelijk in de productieketens van aan hun uitvoerders leverende bedrijven;

verzoekt de regering:

  • ervoor te zorgen dat voor de Kunduz-missie geen producten worden gebruikt die door kinderen of slaven zijn gemaakt en de clausule tegen kinderarbeid in het contract met uitvoerders aan te vullen met effectieve controles, ook bij de leveranciers van de uitvoerders, om kinder- of dwangarbeid te kunnen vermijden en bestrijden;

  • ervoor te zorgen dat er, indien er sprake is van kinder- en/of dwangarbeid, een tijdgebonden plan wordt gemaakt om dit snel te beëindigen en te zorgen dat de kinderen naar school kunnen en de slaven worden bevrijd en als normale werknemers worden behandeld;

  • er bij de NAVO/ISAF op aan te dringen om zelf zo spoedig mogelijk de kwestie van kinderarbeid en dwangarbeid te onderzoeken en indien deze wordt gevonden, passende maatregelen te nemen en daar de hulp van deskundige organisaties als UNICEF, UNDP en de ILO bij in te roepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Voordewind

Naar boven