32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid

Nr. 337 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2022

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 4 februari 2022 inzake de wijze waarop het nieuwe kabinet zal omgaan met ondertekening en ratificatie van het Verdrag van de Raad van Europa tegen handel in menselijke organen.

De toenmalige Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft, mede namens de toenmalige Minister van Justitie en Veiligheid en mijn voorganger, op 13 december 2021 uw Kamer op de hoogte gesteld van de stand van zaken betreffende het Verdrag van de Raad van Europa tegen handel in menselijke organen.1 Om tot een besluit te komen tot tekenen en ratificeren is nader onderzoek nodig naar de uitvoerbaarheid van de verdragsverplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag. Momenteel vindt dergelijk onderzoek nog plaats.

Zodra dit is afgerond en het kabinet op basis van de verschillende overwegingen inzake wenselijkheid, uitvoerbaarheid en meerwaarde voor de Nederlandse aanpak tot een besluit is gekomen inzake het al dan niet opstarten van de procedure tot tekenen en ratificeren van het Verdrag, zal uw Kamer nader worden geïnformeerd.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Kamerstuk 32 735, nr. 334.

Naar boven