32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid

Nr. 310 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 september 2020

Zoals toegezegd tijdens het Notaoverleg over de Mensenrechtenrapportage op 22 juni jl. (Kamerstuk 32 735, nr. 308), in reactie op vragen van de leden Koopmans en Kuzu, bericht ik u in deze brief over de zaak die Gambia heeft aangespannen tegen Myanmar bij het Internationaal Gerechtshof. Tevens ga ik, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, in op de humanitaire situatie van de Rohingya en de Nederlandse noodhulp, evenals op de informatievoorziening van de Nederlandse overheid over Myanmar.

Zaak tegen Myanmar bij het Internationaal Gerechtshof

Op 9 december 2019 hebben Canada en Nederland gezamenlijk aangekondigd alle mogelijkheden te verkennen om Gambia te steunen in de zaak die het land heeft aangespannen tegen Myanmar bij het Internationaal Gerechtshof vanwege vermeende genocide op de Rohingya.

Graag informeer ik u dat Nederland en Canada op 2 september jl. in een gezamenlijke verklaring de intentie hebben aangekondigd te interveniëren in deze zaak onder artikel 63 van het Statuut van het Internationaal Gerechtshof.1 Een dergelijke inspanning is in lijn met de Nederlandse inzet op het tegengaan van straffeloosheid middels vervolging en berechting van de meest ernstige misdrijven en uiteindelijk op gerechtigheid en genoegdoening voor slachtoffers. Canada en Nederland zullen het Internationaal Gerechtshof op korte termijn verzoeken om inzage in de stukken van Gambia en van Myanmar. Dat betekent niet dat de stukken dan ook openbaar zijn. Het is aan het Hof om te besluiten of de stukken, inclusief de stukken ingestuurd door Myanmar, openbaar worden gemaakt. De termijn voor het indienen van de stukken van Gambia, dat overigens onlangs zijn inzet heeft herbevestigd, loopt af op 23 oktober 2020. De termijn van Myanmar loopt af op 23 juli 2021. Een definitieve beslissing over het indienen van een interventie is afhankelijk van de beoordeling van de stukken en is derhalve niet eerder dan tegen het eind van de zomer van 2021 te verwachten.

Tijdens het genoemde Notaoverleg van 22 juni jl. heeft uw Kamer tevens geïnformeerd naar de mogelijkheid tot een interventie onder artikel 62 van het Statuut van het Internationaal Gerechtshof, omdat dit eenvoudiger zou zijn dan een interventie onder artikel 63 van dit Statuut. Bij een interventie onder artikel 62 moet de interveniërende staat echter aantonen dat zijn rechtsbelangen specifiek geraakt worden door de beslissing in de zaak. Dit betekent dat Nederland en Canada het Internationaal Gerechtshof moeten overtuigen van het bestaan van een dergelijk belang en van het risico op (negatieve) beïnvloeding daarvan door de uitspraak. Dit lijkt vooralsnog niet mogelijk. Indien echter de constructie van een verdrag het onderwerp is van het geschil, dan staat artikel 63 van het Statuut van het Internationaal Gerechtshof alle verdragspartijen bij dit verdrag toe te interveniëren. De interveniërende staten hoeven hierbij geen specifiek rechtsbelang aan te tonen. Zij hoeven slechts aan te tonen verdragspartij te zijn bij het relevante verdrag.

Humanitaire situatie van de Rohingya en noodhulp

Sinds de massale exodus van Rohingya uit Myanmar bevinden zich circa 900.000 Rohingya-vluchtelingen in Bangladesh. Daarnaast bevinden zich nog altijd circa 600.000 Rohingya in Myanmar zelf, onder wie naar schatting 126.000 ontheemden in kampen rondom Sittwe, in Rakhine State. Door het in 2019 opgelaaide conflict tussen de Arakan Army, een gewapende groep van etnische boeddhistische inwoners van Rakhine, en het Myanmarese leger is het geweld in Rakhine sterk toegenomen. Daardoor is toegang tot het gebied voor humanitaire hulp nog moeilijker geworden. Ook de toegang tot gezondheidszorg voor deze internally displaced persons (IDPs) is zeer beperkt, hetgeen extra zorgwekkend is gezien de COVID-19 pandemie, die zich ook in Rakhine State uitbreidt. Nederland roept de Myanmarese overheid in EU- en VN-verband op tot het verbeteren van humanitaire toegang en tot de volledige naleving van de aanbevelingen van de Advisory Commission on Rakhine State. De VN doet er samen met de Myanmarese overheid en hulporganisaties alles aan om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan met behulp van preventieve maatregelen. Dit is noodzakelijk omdat de capaciteit en kwaliteit van medische voorzieningen in Myanmar – en specifiek in Rakhine – laag is.

Ook de Rohingya-vluchtelingen in Bangladesh verkeren nog altijd in een kwetsbare situatie. De vluchtelingenkampen zijn overvol en het merendeel van deze groep is afhankelijk van hulp. Basisdiensten zoals adequate water en sanitaire-voorzieningen en onderwijs zijn ontoereikend en de kampen zijn kwetsbaar voor de gevolgen van overstromingen. Hulporganisaties richten zich onder meer op het verbeteren van sanitaire en gezondheidsvoorzieningen, het bieden van onderwijs en onderdak. Om de gevolgen van het coronavirus te beperken worden aanvullende activiteiten ondernomen, onder meer hygiëne-campagnes, het uitdelen van zeep en het verder verbeteren van sanitaire voorzieningen. Volgens de cijfers van de WHO waren er op 26 augustus jl. in totaal 94 besmettingen van COVID-19 in de vluchtelingenkampen. De COVID-19 crisis belemmert de hulpverlening: het aantal humanitaire medewerkers is gereduceerd en aanvoer van middelen is vertraagd.

Nederland blijft sinds het uitbreken van de Rohingya crisis in augustus 2017 humanitaire hulp leveren aan Bangladesh en roept Myanmar op om de veilige, vrijwillige, waardige en duurzame terugkeer van vluchtelingen mogelijk te maken. Nederland droeg dit jaar EUR 1 miljoen bij aan de respons van het Rode Kruis in de vluchtelingenkampen in Bangladesh, via de blokallocatie. Dit brengt de totale bijdrage van Nederland aan noodhulp in Bangladesh sinds het uitbreken van de Rohingya crisis in augustus 2017 op ruim EUR 17 miljoen. Daarnaast heeft Nederland tot nu toe EUR 90,5 miljoen aan humanitaire hulp vrijgemaakt voor de wereldwijde COVID-19 respons, met bijdragen aan het Global Humanitarian Response Plan, het internationale Rode Kruis, Education Cannot Wait en het CERF. Het is momenteel niet na te gaan welk deel van deze bijdrage specifiek wordt ingezet voor de Rohingya in Bangladesh en Myanmar. Wel is bekend dat deze organisaties ook in Bangladesh en Myanmar activiteiten op het gebied van COVID-19 preventie ondernemen.

Informatievoorziening van de Nederlandse overheid

Het beleid van Nederland ten aanzien van Myanmar is gebaseerd op een tweesporenbenadering, namelijk enerzijds scherp op accountability en vervolging van de verantwoordelijken voor mensenrechtenschendingen, waaronder in Rakhine State, en anderzijds constructief ondersteunend ten aanzien van de democratische transitie en duurzame economische ontwikkeling van het land. Zoals toegezegd tijdens het dertigledendebat over Myanmar op 19 april 2019 (Handelingen II, 2018/19, nr. 76, item 7), is de informatievoorziening van de Nederlandse overheid voor het Nederlandse publiek, ondernemers of mogelijk geïnteresseerde studenten volledig in lijn met dit tweesporenbeleid gebracht.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven