32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid

Nr. 283 BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2020

Hierbij bied ik u het verslag aan van een conferentie van het International Panel of Parliamentarians for Freedom of Religion or Belief (IPPFoRB), een wereldwijd netwerk van parlementariërs die zich inzetten voor het bevorderen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Deze conferentie vond plaats op 30 en 31 oktober 2019 in Singapore. Namens de Kamer hebben de leden Van Helvert (CDA) en Voordewind (ChristenUnie) deelgenomen aan de conferentie. Beiden zijn lid van de begeleidingsgroep voor het thema «vrijheid van godsdienst en levensovertuiging», dat onderdeel is van de Kennisagenda 2019 van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. De delegatie werd begeleid door Mirjam van het Loo (kenniscoördinator Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer). Het bijgaande verslag bevat informatie over IPPFoRB en over de deelnemers aan de conferentie. Ook wordt op hoofdlijnen verslag gedaan van de inhoud van de conferentie.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Pia Dijkstra

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor

VERSLAG VAN EEN INTERPARLEMENTAIRE CONFERENTIE OVER VRIJHEID VAN GODSDIENST EN LEVENSOVERTUIGING

Op 30 en 31 oktober jl. hebben de Tweede Kamerleden Van Helvert (CDA) en Voordewind (ChristenUnie) een conferentie bijgewoond van het International Panel of Parliamentarians for Freedom of Religion or Belief (IPPFoRB). Het IPPFoRB is een wereldwijd netwerk van parlementariërs die zich inzetten voor het bevorderen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Tijdens de conferentie gaven gerenommeerde internationale deskundigen lezingen over recente ontwikkelingen op het terrein van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en over best practices bij het bevorderen daarvan. Ook bood de conferentie de mogelijkheid collega-parlementariërs uit andere landen te ontmoeten en met hen van gedachten te wisselen over het bevorderen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.

De leden Van Helvert en Voordewind hebben deze conferentie bijgewoond als leden van de begeleidingsgroep van het thema «vrijheid van godsdienst en levensovertuiging» dat op de Kennisagenda 2019 van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken stond. De delegatie werd begeleid door M. van het Loo (kenniscoördinator Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer). Het onderstaande verslag bevat informatie over IPPFoRB en over de deelnemers aan de conferentie. Ook wordt op hoofdlijnen verslag gedaan van de inhoud van de conferentie.

De leden van de delegatie,

Van Helvert Voordewind

Verslag

Over IPPFoRB

IPPFoRB is een wereldwijd netwerk van parlementariërs en wetgevers die zich inzetten voor het bevorderen van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, zoals gedefinieerd in artikel 18 van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens.

«Everyone has the right to freedom of thought, conscience and religion; this right includes freedom to change his religion or belief, and freedom, either alone or in community with others and in public or private, to manifest his religion or belief in teaching, practice, worship and observance.»

– Article 18, THE UNIVERSAL DECLARATION OF HUMAN RIGHTS

Van parlementariërs die lid zijn van het netwerk wordt verwacht dat zij de principes die vastliggen in het Oslo Charter onderschrijven. De kern daarvan is dat iedereen vrij moet zijn te geloven of niet te geloven, van geloof te veranderen en zijn of haar geloof te delen met anderen.

Over de conferentie

Aan de conferentie namen ruim 120 mensen deel, waaronder ruim 70 parlementariërs uit 40 landen; ook was de heer Peter van Dalen, een Nederlandse Europarlementariër, aanwezig. De overige 50 deelnemers hadden diverse achtergronden: speciaal gezanten voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, wetenschappers, medewerkers van parlementariërs, etc. De deelnemers waren afkomstig uit de hele wereld:

  • Afrika (o.a. Lesotho, Marokko, Nigeria, Oeganda en Zuid-Afrika),

  • Azië (o.a. Indonesië, Maleisië, Myanmar, Singapore en Thailand),

  • Europa (o.a. Bosnië en Herzegovina, Duitsland, Montenegro, Nederland, Noord-Macedonië, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk),

  • Noord-Amerika (Canada en de Verenigde Staten), en

  • Zuid-Amerika (o.a. Bolivia, Panama, Suriname en Venezuela).

De mondiale IPPFoRB-conferentie vindt tweejaarlijks plaats. Daarnaast bestaan er regionale werkgroepen die in de tussenliggende periode bijeenkomen. Het thema van de conferentie was deze keer: Upholding a Rules Based System on Freedom of Religion or Belief.

De conferentie werd georganiseerd door IPPFoRB, in samenwerking met de Norwegian Helsinki Committee en de Konrad Adenauer Stiftung.

Op de eerste dag van de conferentie waren de presentaties vooral gericht op het bieden van inzicht in het thema «vrijheid van godsdienst en levensovertuiging», bijvoorbeeld in het wettelijk kader en in recente ontwikkelingen op dat terrein. De tweede dag was er meer ruimte voor discussie en vonden diverse werkgroepen plaats om dieper in te gaan op specifieke deelonderwerpen.

Verslag 30 oktober 2019

Mevrouw Grace Fu, Minister for Culture, Community and Youth, Singapore

De conferentie werd geopend door mevrouw Grace Fu, de Minister van Cultuur, Gemeenschap en Jeugd van Singapore. Zij heeft inzicht geboden in de wijze waarop Singapore vrijheid van godsdienst en levensovertuiging bevordert. Singapore streeft ernaar een multi-religieuze samenleving te zijn, waarin plaats is voor iedereen, ongeacht ras, religie en taal. In 1990 is de Maintenance of Religious Harmony Act aangenomen. Daarin is bewust gekozen voor een scheiding tussen kerk en staat, onder meer om ervoor te zorgen dat religie geen rol speelt in publieke gebouwen (zoals ziekenhuizen en scholen). Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is grondwettelijk verankerd (art. 15 Constitution of Singapore) en er wordt streng opgetreden tegen groepen of personen die anderen bekritiseren op religieuze gronden. Ook zijn er wettelijke bepalingen om buitenlandse invloed op religieuze instellingen in Singapore te voorkomen. De leiders van de grote religieuze groeperingen in het land benadrukken het belang van dialoog. Op diverse beleidsterreinen zijn maatregelen genomen om invulling te geven aan het streven naar een harmonieuze, multi-religieuze samenleving. Zo wordt bij sociale huisvesting segregatie van bevolkingsgroepen voorkomen door bij de verdeling van huizen rekening te houden met de herkomst van mensen (Chinezen, Malay, etc.). Scholen zijn voor iedereen toegankelijk en alle leerlingen volgen hetzelfde nationale curriculum. Er is een militaire dienstplicht voor alle mannen, waarbij alle recruten dezelfde training volgen. De Minister concludeert dat de Maintenance of Religious Harmony Act een positief effect heeft gehad, al vindt bijvoorbeeld nog wel discriminatie van minderheidsgroeperingen in de werkomgeving plaats.

De heer Norbert Lammert, Chairman Konrad Adenauer Stiftung

De voorzitter van de Konrad Adenauer Stiftung (KAS) licht toe waarom de KAS het belangrijk vindt een bijdrage te leveren aan het bevorderen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, onder meer door financieel bij te dragen aan de IPPFoRB-conferentie. Hij merkt op dat artikel 18 nauwelijks ter discussie stond toen de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens in 1948 werd aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. De afgelopen jaren is in sommige delen van de wereld echter discussie ontstaan over artikel 18, vooral over de vraag of dit artikel de lokale cultuur goed weerspiegelt.

Diverse regio’s hebben eigen regionale convenanten of handvesten opgesteld, waarin de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is verankerd. Voorbeelden daarvan zijn:

Desondanks blijkt uit onderzoek van het Pew Research Center dat vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in 52 landen ter wereld ernstig of zeer ernstig onder druk staat; dat zijn 12 landen meer dan 10 jaar geleden. De heer Lammert is van mening dat er urgent aandacht nodig is voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging om deze trend te keren.

Hij benadrukt daarbij dat vrijheid van godsdienst en levensovertuiging meer behelst dan het tolereren van andere religies. Het gaat om het daadwerkelijk accepteren van andere religies, om het zoeken van verbinding met andersdenkenden. Wetgeving is daarvoor niet afdoende; met wetgeving kun je immers geen irrationele angsten wegnemen.

Tot slot roept de heer Lammert de aanwezige parlementariërs op de mogelijkheden die zij hebben om vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te bevorderen – ondanks de uitdagingen die er zijn – zo goed mogelijk te benutten.

De heer David Anderson, Chair of IPPFoRB, Canadian MP

De heer Anderson, parlementslid en voorzitter van IPPFoRB, gaat in op de historie van IPPFoRB en op de activiteiten die het netwerk onderneemt om vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te bevorderen. Hij benadrukt allereerst dat de afgelopen jaren steeds duidelijker is geworden dat, als er geen vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is, er ook geen vrijheid is. De afgelopen tien jaar is er dan ook meer aandacht voor het onderwerp gekomen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat diverse landen recentelijk speciaal gezanten hebben benoemd die zich met dit onderwerp bezighouden.

Het IPPFoRB-netwerk is in 2014 voor het eerst bijeengekomen. Het Oslo Charter waarin de principes vastliggen die de betrokken parlementariërs onderschrijven, is destijds ondertekend door zo’n 20 parlementariërs. Inmiddels hebben zich veel meer parlementariërs bij het netwerk aangesloten. De voorzitter van IPPFoRB roept alle aanwezige parlementariërs op de Singapore Declaration on FoRB 2019 te ondertekenen (zie bijlage A). Deze verklaring is door 61 parlementariërs uit 38 landen ondertekend en zal worden aangeboden aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de heer Antonio Guterres.

De heer Anderson merkt op dat een aanzienlijk deel van de wereldbevolking te maken heeft met een vorm van beperkingen ten aanzien van vrijheid van geloof en levensovertuiging; christenen vormen de grootste vervolgde groep, gevolgd door moslims. IPPFoRB onderneemt diverse activiteiten om die beperkingen weg te nemen, waaronder:

  • Het geven van trainingen aan parlementariërs en wetgevers om hen te ondersteunen bij het ondernemen van activiteiten om vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te bevorderen.

  • Het organiseren van high-level events, zowel mondiaal als regionaal, waar parlementariërs die zich bezighouden met het bevorderen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging elkaar kunnen ontmoeten en van elkaars ervaringen kunnen leren.

  • Onderzoek & fact-finding: IPPFoRB organiseert elk jaar fact-finding missies, waarbij kleine groepen parlementariërs landen bezoeken waar de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging onder druk staat. Recent zijn bijvoorbeeld Myanmar en Nepal bezocht.

  • Advocacy. IPPFoRB stimuleert parlementariërs en wetgevers initiatieven te ontplooien om de belangen te behartigen van personen die vervolgd worden vanwege hun religie of levensovertuiging, bijvoorbeeld via het schrijven van opiniestukken of van brieven aan staatshoofden. IPPFoRB is ook betrokken bij het Prisoners of Conscience Project van de US Commission on International Religious Freedom (USCIRF). Dat project biedt de mogelijkheid iemand die gevangen zit vanwege zijn/haar geloofsovertuiging te «adopteren» en voor zijn/haar vrijlating te pleiten. [NB: USCIRF publiceert ook elk jaar een rapport over religieuze vrijheid.]

De heer Anderson benadrukt dat het belangrijk is dat meerdere landen gezamenlijk signalen afgeven als de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging onder druk staat. Twintig brieven uit twintig verschillende landen maken nu eenmaal meer indruk dan één brief.

Mevrouw Nazila Ghanea, Associate Professor in International Human Rights Law, University of Oxford, on: ABC of FoRB

Mevrouw Ghanea, deskundige op het gebied van internationale mensenrechtenwetgeving, geeft een presentatie over de wijze waarop de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is verankerd in internationale verdragen.

Belangrijk is dat vrijwel alle staten zich vrijwillig hebben gecommitteerd aan het naleven van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mensen (UVRM); zij hebben zich daar juridisch aan verbonden en zich daarmee ook ondergeschikt gemaakt aan toezicht door de VN. Eén van die rechten is vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Zoals eerder opgemerkt, ligt dit recht vast in artikel 18 van het UVRM. Daar is het als volgt omschreven:

«Eenieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven zijn godsdienst of overtuiging te belijden door het onderwijzen ervan, door de praktische toepassing, door eredienst en de inachtneming van de geboden en voorschriften.»

– Artikel 18, UNIVERSELE VERKLARING VOOR DE RECHTEN VAN DE MENS

Mevrouw Ghanea stipt een aantal cruciale elementen van deze bepaling aan:

  • Het artikel bepaalt nadrukkelijk dat mensen het recht hebben om van geloof of levensovertuiging te veranderen. Zij hebben het recht te onderzoeken wat zij al dan niet geloven, om ambivalent te zijn, om te proberen anderen te overtuigen, etc.

  • Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is een recht dat voor elk individu geldt; het is echter ook een publiek recht. Het artikel bepaalt dat mensen hun geloof of overtuiging mogen laten zien, ook in samenkomst met anderen.

In artikel 18 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) wordt nader invulling gegeven aan artikel 18 van de UVRM. In dat artikel ligt het volgende vast.

  • 1. «Een ieder heeft het recht op vrijheid van denken, geweten en godsdienst. Dit recht omvat mede de vrijheid een zelf gekozen godsdienst of levensovertuiging te hebben of te aanvaarden, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven zijn godsdienst of levensovertuiging tot uiting te brengen door de eredienst, het onderhouden van de geboden en voorschriften, door praktische toepassing en het onderwijzen ervan.

  • 2. Op niemand mag dwang worden uitgeoefend die een belemmering zou betekenen van zijn vrijheid een door hemzelf gekozen godsdienst of levensovertuiging te hebben of te aanvaarden.

  • 3. De vrijheid van een ieder zijn godsdienst of levensovertuiging tot uiting te brengen kan slechts in die mate worden beperkt als wordt voorgeschreven door de wet en noodzakelijk is ter bescherming van de openbare veiligheid, de orde, de volksgezondheid, de goede zeden of de fundamentele rechten en vrijheden van anderen.

  • 4. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag verbinden zich de vrijheid te eerbiedigen van ouders of wettige voogden, de godsdienstige en morele opvoeding van hun kinderen overeenkomstig hun eigen levensovertuiging te verzekeren.»

Een toelichting hierop is te vinden in General Comment 22 (GC22) van het VN Mensenrechtencomité. Mevrouw Ghanea benoemt enkele cruciale aspecten daarvan:

  • Paragraaf 2: De begrippen geloof en levensovertuiging dienen breed geïnterpreteerd te worden; deze strekken verder dan alleen de traditionele religies en levensovertuingen.1

  • Paragraaf 5: Verder is nadrukkelijk bepaald dat er geen sprake mag zijn van dwang. Niemand mag door dreiging met geweld of sancties gedwongen worden een bepaalde religie of geloofsovertuiging aan te hangen of daar juist afstand van te nemen.2

  • Paragraaf 8: Het artikel bepaalt verder dat het recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging niet onbegrensd is; in specifieke gevallen is het mogelijk dat recht in te perken. Dat kan als dat noodzakelijk is «to protect public safety, order, health or morals, or the fundamental rights and freedoms of others.» Mevrouw Ghanea wijst erop dat national security niet wordt genoemd als uitzonderingsgrond; datzelfde geldt voor lokale tradities. Zij merkt op dat de inperkingen direct gerelateerd moeten zijn aan het artikel, proportioneel moeten zijn en geen discriminatie met zich mee mogen brengen. Zij constateert dat sommige staten er wel toe neigen om – met een beroep op national security – de belangen van (religieuze) minderheden aan te tasten. Dat is dus niet in lijn met artikel 18 van het IVBPR. Mevrouw Ghanea is van mening dat het van belang is zeer voorzichtig te zijn met inperkingen van het recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.

Artikel 27 van het IVBPR is complementair aan artikel 18 van dat verdrag. Deze rechten zijn aan elkaar verbonden en hebben elkaar nodig. Artikel 27 luidt als volgt.

«In Staten waar zich etnische, godsdienstige of linguïstische minderheden bevinden, mag aan personen die tot die minderheden behoren niet het recht worden ontzegd, in gemeenschap met de andere leden van hun groep, hun eigen cultuur te beleven, hun eigen godsdienst te belijden en in de praktijk toe te passen, of zich van hun eigen taal te bedienen.»

Mevrouw Ghanea wijst er, net als de heer Lammert eerder heeft gedaan, op dat er in aanvulling op de internationale verdragen ook regionale conventies en handvesten bestaan, waaronder de European Convention on Human Rights, de African Charter on Human Peoples» Rights, de Arab Charter on Human Rights en de Asean Human Rights Declaration.

Internationale mensenrechten volgen hun eigen logica. Staten kunnen een mensenrechtenverklaring ondertekenen, maar daarbij uitzonderingen maken, bijvoorbeeld als een onderdeel van de verklaring strijdig is met nationale wetgeving. De implicatie daarvan is dat het voorkomt dat Staten – op grond van de Sharia (islamitische wetgeving) – een uitzondering maken op een bepaling uit een mensenrechtenverklaring. Dergelijke uitzonderingen kunnen problematisch zijn, aangezien niet altijd duidelijk is wat de Sharia precies behelst. Cruciaal is juist dat voor iedereen duidelijk is wat zijn of haar rechten en plichten zijn; onduidelijkheid daarover is niet acceptabel.

Tot slot merkt mevrouw Ghanea op dat mensenrechten niet zijn bedoeld om een bepaald stelsel of een bepaalde religie te beschermen, maar om mensen te beschermen, d.w.z. om een omgeving te creëren waarin iedereen tot zijn recht kan komen.

De heer Ahmed Shaheed, UN Special Rapporteur on Freedom of Religion or Belief, on: Recent trends

De heer Shaheed gaat in zijn presentatie in op het belang van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, op initiatieven van de VN om dat te bevorderen, op recente ontwikkelingen op dat terrein en op de oorzaken van die ontwikkelingen. Hij sluit af met enkele aanbevelingen voor de toekomst.

Over het belang van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging merkt de heer Shaheed op dat vrijheid van godsdienst en levensovertuiging een ondeelbaar recht is dat raakt aan andere mensenrechten en daar een positieve invloed op kan hebben. Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging raakt iedereen: gelovigen en niet-gelovigen. Niemand kan aan de positieve en negatieve gevolgen ervan ontkomen. Ook kan vrijheid van godsdienst en levensovertuiging bijdragen aan het brengen van vrede en biedt het een kader waarbinnen mensen met elkaar samen kunnen leven.

De VN zet zich al decennialang in voor het bevorderen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Belangrijke initiatieven die de VN daartoe in de afgelopen 40 jaar heeft ontplooid, zijn:

De heer Shaheed merkt op dat uit diverse onderzoeken blijkt dat de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging onder druk staat. Dat blijkt onder meer uit onderzoek van het Pew Research Center, een onafhankelijke Amerikaanse denktank. Deze denktank heeft onderzocht hoe het wereldwijd is gesteld met religieuze intolerantie. Daarbij is gekeken naar twee dimensies:

  • 1. door de overheid gestelde beperkingen aan de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging; en

  • 2. sociale vijandigheden in de naam van religie.

Voor deze beide dimensies zijn indicatoren ontwikkeld om te meten hoe landen omgaan met vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Het is daarbij belangrijk op te merken dat de twee dimensies los van elkaar staan. In Australië zijn er bijvoorbeeld weinig beperkingen vanuit de overheid, maar is er wel sprake van sociale vijandigheden tegen religieuze groepen. In China is dat andersom.

De heer Shaheed merkt op dat hij de resultaten van het onderzoek verontrustend vindt:

  • Het aandeel landen waarin de overheid in hoge of zeer hoge mate beperkingen stelt aan de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is gestegen van 25% in 2015 naar 28% in 2016.

  • In 27% van de landen is sprake van een hoge of zeer hoge mate van sociale vijandigheden in de naam van religie.

In figuur 2 zijn de resultaten van dat onderzoek per land weergegeven. Eén van de aanwezige parlementariërs merkt daarbij op zich niet te herkennen in het beeld dat wordt geschetst van haar land.

Figuur 2: Resultaten van het onderzoek van het Pew Research Center.

Figuur 2: Resultaten van het onderzoek van het Pew Research Center.

De heer Shaheed refereert vervolgens aan de Religion and Armed Conflict (RELAC) Data , waaruit blijkt dat er tussen 1975 en 2015 sprake is geweest van een enorme toename van het aantal gewapende conflicten in de wereld, waarbij religie een rol speelt (zie het onderstaande figuur).

Figure I. Religious issue conflicts 1975–2015: Number of conflict dyads per year.

Figure I. Religious issue conflicts 1975–2015: Number of conflict dyads per year.

Volgens de heer Shaheed zijn er de volgende verklaringen voor de bovengenoemde ontwikkelingen:

  • In diverse landen is sprake van een sterke verwevenheid van kerk en staat; religieuze normen worden daar gebruikt voor politieke doeleinden.

  • In diverse landen is sprake van tekortkomingen in het rechtssysteem; niet alle staten slagen erin de bestaande wet- en regelgeving ook daadwerkelijk te implementeren.

  • De opkomst van sociale media: er is nog geen antwoord op de vraag hoe moet worden omgegaan met digitale ontwikkelingen, zoals haatprediking op internet en het live-streamen van terroristische aanslagen met een religieus motief.

  • De securitisering van de maatschappij: diverse landen – China wordt als voorbeeld genoemd – benaderen religie vanuit het oogpunt van nationale veiligheid. Dat is begonnen met de war on terrorism. De focus op preventie van terroristische aanslagen kan problematisch zijn, omdat dit ertoe kan leiden dat hele (religieuze) gemeenschappen worden gemonitord.

De heer Shaheed benoemt de volgende speerpunten voor de toekomst:

  • 1. Het beschermen van slachtoffers en het behartigen van hun belangen.

  • 2. Hervorming van het rechtssysteem.

  • 3. Het bouwen van brede coalities (over geloven heen).

  • 4. Het verzorgen van onderwijs gericht op religieuze geletterdheid.

  • 5. Het stimuleren van initiatieven van onderaf (grassroot initiatives) om inclusie te bevorderen.

  • 6. Het zoeken naar synergie met ontwikkelingssamenwerking; het bevorderen van de Sustainable Development Goals (SDG’s) gaat hand in hand met het bevorderen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.

Naar aanleiding van de presentatie van de heer Shaheed komen de volgende onderwerpen ter sprake:

  • Bediscussieerd wordt wanneer naming & shaming werkt om vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te bevorderen en wanneer het juist beter is om positieve zaken te benadrukken. Opgemerkt wordt dat het belangrijk is de juiste balans te vinden. De voorkeur gaat uit naar het voeren van dialoog, maar om druk te zetten is naming & shaming soms opportuun. Opgemerkt wordt ook dat het belangrijk is goede praktijken te documenteren, waarbij naming & shaming ook een goede praktijk kan zijn. Mensen die vervolgd worden vanwege hun geloof voelen zich veelal veiliger als zij weten dat hun naam bekend is.

  • Ook stelt iemand de vraag wat we verkeerd doen. Ondanks de inspanningen en aandacht voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is er immers een negatieve ontwikkeling zichtbaar. In reactie daarop merkt de heer Shaheed op dat we ons moeten realiseren dat veel van de inspanningen op dit terrein pas recent zijn ingezet. Zo zijn er inmiddels 10 à 12 speciaal gezanten die zich met dit onderwerp bezighouden; het merendeel daarvan is zeer recent aangesteld. We moeten dus niet te snel resultaat verwachten.

  • Er vindt discussie plaats over het gebruik van het woord «tolerantie». Niet iedereen vindt dat een prettig woord, omdat dit impliceert dat we anderen moeten «gedogen». Er is echter meer nodig dan dat. Het is belangrijk dat we andere mensen leren kennen en daarmee samenleven. Mensen die we op meerdere manieren kennen, zullen we minder snel veroordelen op één kenmerk, bijvoorbeeld op hun geloof. Voor het woord «tolerantie» worden de volgende alternatieven gesuggereerd: inclusie, integratie, harmonie, en co-existence.

  • Tot slot wordt gesproken over het bestrijden van haatpredikers. De heer Shaheed merkt op dat hij geen voorstander is van het inperken van de vrijheid van meningsuiting, maar dat haatprediking wel moet worden geadresseerd. Samenwerking met techbedrijven is daarbij belangrijk om te bewerkstelligen dat berichten die grenzen overschrijden worden verwijderd. De uitdaging is daarbij wel om te bepalen wat echt problematisch is en wat nog net acceptabel is.

Sofa conversation on the Role of Legislators in relation to FoRB

De dag wordt afgesloten met een paneldiscussie over de rol van wetgevers bij het bevorderen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Daaraan nemen parlementariërs uit de diverse wereld-delen deel. Tijdens de paneldiscussie komen onder meer de volgende onderwerpen aan bod:

  • De relatie tussen vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en andere mensenrechten, waarbij wordt opgemerkt dat het kan voorkomen dat de rechten van vrouwen en LHBTI’s in de knel komen vanuit religieuze overtuigingen.

  • De relatie tussen mensenrechten en lokale geloven/tradities/cultuur. Eén van de voorbeelden die daarbij wordt genoemd, is dat er mensen zijn in Malawi die geloven dat het vermoorden van een persoon met albinisme rijkdom oplevert. Het is de vraag hoe het best met overtuigingen die op gespannen voet met elkaar staan om kan worden gegaan.

  • Opgemerkt wordt dat in Afrika wetgeving over vrijheid van godsdienst en levensovertuiging vaak ondergeschikt is aan andere zaken als law & order. Regelgeving is niet altijd consistent met de Grondwet.

  • Opgemerkt wordt ook dat de wijze waarop de relatie tussen overheid en religieuze leiders wordt vormgegeven erg belangrijk is om vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te bevorderen.

  • Tot slot wordt benadrukt dat het belangrijk is dat parlementsleden zich bewust zijn van hun rol als politiek leider; zij moeten het goede voorbeeld geven. Een goede dialoog tussen politieke partijen met uiteenlopende overtuigingen kan dan als voorbeeld dienen voor een dialoog tussen verschillende religieuze stromingen.

Verslag 31 oktober 2019

De heer Amro Hussein, Director, All-Party Parliamentary Group for Freedom of Religion or Belief, UK, on: Aspects of Toolkits

De heer Hussein is directeur van de All-Party Parliamentary Group (APPG)3 in het Verenigd Koninkrijk die zich bezighoudt met vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Deze groep brengt jaarlijks een rapport uit over stand van zaken op het terrein van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Met zijn presentatie beoogt de heer Hussein de aanwezige parlementariërs na te laten denken over hetgeen zij zelf kunnen doen om vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te bevorderen. Hij presenteert eerst een stappenplan en vraagt de aanwezige parlementariërs vervolgens met elkaar in gesprek te gaan over de stappen die zij zelf kunnen zetten.

De heer Hussein wijst de aanwezigen op de toolkit die IPPFoRB heeft ontwikkeld om parlementariërs in staat te stellen effectiever op te komen voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, d.m.v. het vergroten van hun kennis over:

  • het recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging; en

  • de nationale, regionale en internationale instrumenten die zij tot beschikking hebben om vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te bevorderen en te beschermen.

De heer Hussein benadrukt dat het belangrijk is om als parlementariër concrete doelen te formuleren en een actieplan op te stellen om die doelen te bereiken. Bij het opstellen van een actieplan is het van belang de volgende vragen te beantwoorden:

  • 1. Wat zijn de doelen?

  • 2. Wie zijn er nodig om die doelen te bereiken?

  • 3. Waarom is dat voor die partijen belangrijk?

  • 4. Hoe zijn die partijen te bereiken?

  • 5. Wat is het goede moment om dat te doen?

Ad. 1) Doelen

De heer Hussein merkt op dat vrijheid van godsdienst en levensovertuiging een omvangrijk terrein is en dat het daarom voor parlementariërs belangrijk is om specifiek te zijn in hun doelen. Het bevorderen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging als doel is te algemeen. Het is belangrijk om het doel concreter te maken en ook om niet alleen langetermijn doelen te benoemen. Het benoemen van subdoelen die op kortere termijn te realiseren zijn, maakt het ook mogelijk te meten of er vooruitgang is geboekt. Een voorbeeld van een concreet doel dat in het Verenigd Koninkrijk is gesteld, is dat alle medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een training in religieuze geletterdheid moeten krijgen. De aanwezigen suggereren de volgende andere mogelijke doelen:

  • het organiseren van een parlementair debat over vrijheid van godsdienst en levensovertuiging,

  • het vormen van een APPG,

  • het vergroten van publieke bewustwording,

  • het opnemen van het onderwerp vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in curricula van scholen,

  • het creëren van bewustzijn onder community leaders,

  • het opbouwen van kennis bij parlementariërs,

  • het treffen van economische sancties in plaats van of in aanvulling op statements,

  • het verbeteren van de samenwerking met religieuze organisaties in een land, etc.

Ad. 2) Betrokken partijen

Vervolgens is het belangrijk te bepalen welke partijen nodig zijn om die doelen te bereiken. Te denken valt bijvoorbeeld aan:

  • (medewerkers van) het Ministerie van Buitenlandse Zaken,

  • andere parlementariërs,

  • NGO’s,

  • community leaders,

  • religieuze leiders,

  • jongeren, etc.

Ad. 3) Belangen van de betrokken partijen

Als aandachtspunt geeft de heer Hussein mee dat het belangrijk is te voorkomen dat parlementariërs alleen spreken met mensen die er hetzelfde over denken als zij. Ook is het belangrijk dat zich verplaatsen in de belangen van anderen. Als zij anderen ervan kunnen overtuigen dat zij ook belang hebben bij de beoogde verandering (bijvoorbeeld omdat die hen meer welvaart oplevert), dan vergroot dat de kans dat mensen bereid zijn te helpen. In plaats van andersdenkenden te bekritiseren, is het belangrijk hen te laten zien wat de voordelen van een bepaalde verandering zijn. Kortom: streef naar het creëren van win-win-situaties!

Ad. 4) Hoe?

Als de doelen en de belangen van de betrokkenen duidelijk zijn, is het belangrijk na te denken over de in te zetten middelen. Welke instrumenten staan parlementariërs ter beschikking? Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid:

  • onderzoek te (laten) doen, of samen te werken met de academische wereld,

  • moties in te dienen of kamervragen te stellen,

  • debatten in het parlement te voeren,

  • een symposium te organiseren,

  • samen te werken met mensenrechtenorganisaties of met met lokale religieuze groepen,

  • samen te werken met parlementariërs in andere landen,

  • de media te benaderen, etc.

Soms is het effectief in het openbaar initiatieven te nemen en soms om achter de schermen te werken. Als zaken in de media terecht komen, kan dat namelijk ook tot spanningen leiden.

Ad. 5) Wanneer?

Tot slot kan ook de timing cruciaal zijn om zaken te bereiken. Het verwerken van een bepaalde boodschap in de kersttoespraak van de Minister-President kan bijvoorbeeld heel effectief zijn.

Working group on FoRB and Women’s Rights

Vervolgens vindt een werkgroep plaats over de relatie tussen het recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de rechten van vrouwen. Diverse parlementariërs grijpen deze gelegenheid aan om te beschrijven hoe het in hun land is gesteld met de rechten van vrouwen. De relatie tot vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is daarbij niet in alle gevallen duidelijk. Duidelijk is echter wel dat religieuze leiders een rol kunnen vervullen bij verbeteren van de positie van vrouwen. Als religieuze leiders zich inzetten voor het verbeteren van de positie van vrouwen kan daar een positief effect vanuit gaan. Ook het hebben van een vrouwelijke, religieuze leider kan een positief effect hebben, omdat zij als rolmodel kan fungeren voor andere vrouwen. Verder wordt opgemerkt dat vrouwen zich binnen een religie kunnen verenigen en zo initiatieven kunnen ontplooien die een positieve bron zijn voor verandering in de positie van vrouwen. Als voorbeeld wordt genoemd dat in Istanboel de groep «Women in Mosques» is ontstaan, vrouwen die gezamenlijk in actie komen om schonere en veiligere gebedsruimten voor vrouwen in moskeeën te creëren.

Region based discussions: Europe

Bij de sessie die daarop volgt, worden de aanwezige parlementariërs verdeeld in regionale groepen. Logischerwijze nemen de Nederlandse Kamerleden deel aan de sessie met Europese landen. Aan deze sessie nemen enerzijds mensen uit Noordwest-Europa (o.a. Nederland, Duitsland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk) deel en anderzijds mensen uit de Balkan (o.a. Armenië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Noord-Macedonië). Het valt op dat er niemand uit Zuid-Europa aanwezig is. Ook valt op dat de issues waar de aanwezigen mee kampen nogal uiteenlopen. Daar waar de aanwezige Noordwest-Europese parlementariërs in belangrijke mate aandacht besteden aan het bevorderen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging buiten hun landsgrenzen, houden de parlementariërs uit de Balkan zich meer bezig met binnenlandse problemen.

De leden Van Helvert en Voordewind beschrijven kort hoe zij zich inzetten voor het bevorderen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en leggen enkele vragen voor aan de andere aanwezigen. Zij merken onder meer op dat Nederland sinds kort een speciaal gezant voor religie en levensovertuiging heeft en dat zij zich ervoor zullen inzetten dat hij over voldoende fondsen kan beschikken. Een ander issue waar zij op dit moment aandacht voor hebben, is het recht van mensen zich te bekeren tot een andere religie. Momenteel zitten er mensen on death row omdat zij zich hebben bekeerd van moslim tot christen, wat in strijd is met de Sharia. Het is de vraag wat er gedaan kan worden om de rechtssytemen in landen waar dit speelt te veranderen.

Eerder tijdens de conferentie is opgemerkt dat parlementariërs meer invloed hebben als zij hun krachten bundelen («The impact of advocacy is stronger when combined.»). De Nederlandse Kamerleden leggen de vraag voor of het een goed idee is om als Europese landen af en toe samen een blok te vormen. Daar wordt positief op gereageerd. Om de daad bij het woord te voegen, heeft het lid Van Helvert een app-groep aangemaakt, waarin Europese parlementariërs contact met elkaar kunnen hebben over het ontplooien van gezamenlijke actie. Als concreet doel is geformuleerd dat er drie gezamenlijke acties ondernomen worden in de komende twee jaar (d.w.z. voor de volgende IPPFoRB-conferentie). Het merendeel van de aanwezige parlementariërs heeft zich aangemeld voor deze app-groep. Daarna wordt nog kort gesproken over de vraag of het nuttig is een netwerk van speciaal gezanten op te zetten, zodat afstemming kan plaatsvinden over wie er wat doet.

Vervolgens licht de heer Peter van Dalen (lid van het Europees Parlement namens de ChristenUnie) toe welke activiteiten de EU ontplooit op het terrein van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Zo heeft de EU een website over dat onderwerp en publiceert de EU een jaarlijkse mensenrechtenrapportage, waarin ook aandacht wordt besteed aan vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Ook kent de EU een speciaal gezant; dat is een belangrijke partner voor het Europees Parlement. De heer Van Dalen merkt op dat het soms lastig is common ground te vinden binnen de EU; de politieke verschillen zijn groot. Hij adviseert parlementariërs die zich inzetten voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging nauw samen te werken met NGO’s, focus aan te brengen in hun werk en te rapporteren over hun bevindingen.

Daarnaast passeren de volgende onderwerpen de revue:

  • Naar aanleiding van een opmerking van een van de deelnemers dat hij Singapore als rolmodel voor een multireligieuze samenleving ziet, vindt een discussie plaats over de vraag of dat zo is. Is de harmonie een keuze van de inwoners of is deze afgedwongen? Diverse deelnemers vermoeden het tweede. Er lijkt veel druk nodig om tot deze multireligieuze samenleving te komen. Zo wordt het beledigen van een andere godsdienst erg hard gestraft. Het is de vraag of dwang uiteindelijk geen averechts effect heeft. Can a person be forced to be free?

  • Parlementariërs uit de Balkanlanden adresseren diverse issues die in hun landen spelen op het gebied van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Als voorbeelden worden genoemd:

    • er bestaat weliswaar wetgeving waarin het recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is verankerd, maar deze wordt niet geïmplementeerd;

    • er wordt over (religieuze) minderheden gesproken alsof zij allen een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid veiligheid, wat integratie in de weg staat;

    • er is sprake van vervlechting van politieke en religieuze leiders;

    • er bestaat nog onvoldoende bewustzijn van de problematiek en er zijn onvoldoende financiële middelen beschikbaar om deze aan te pakken; etc.

  • Opgemerkt wordt dat de EU-lidstaten en Noorwegen de neiging hebben zich te richten op de allerernstigste gevallen, gevallen die ver weg spelen, terwijl er ook issues dichterbij huis zijn die opgelost moeten worden. Daaraan wordt toegevoegd dat het misschien op de lange termijn effectiever is om in te zetten op subtiele, systematische veranderingen dan op één individueel geval. Ook wordt opgemerkt dat het belangrijk is niet alleen te focussen op uitdagingen in het buitenland, maar ook op die in eigen land.

  • Een ander aandachtspunt is dat het belangrijk is te voorkomen dat de indruk ontstaat dat met twee maten wordt gemeten. Daar lijkt het soms op. Als Canada bijvoorbeeld een «law on banning religious symbols» overweegt, wordt al snel gezegd dat het aan Canada is om daarover te beslissen, terwijl daar in het geval van Pakistan anders over zou worden gedacht.

  • Ten slotte wordt ingegaan op de rol die medewerkers van ministeries van buitenlandse zaken kunnen vervullen bij het bevorderen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Gerefereerd wordt aan een rapport dat in juli 2019 is gepubliceerd over de rol die ambassades kunnen vervullen bij het beschermen van vervolgde Christenen. Ook wordt net als eerder tijdens de conferentie opgemerkt dat het bevorderen van de Sustainable Development Goals (SDG’s) hand in hand gaat met het bevorderen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.

Afsluitende sessie: Terugkoppeling uit regionale werkgroepen & closing remarks

De conferentie wordt afgesloten met een terugkoppeling uit de regionale werkgroepen. Duidelijk is dat er issues zijn die wereldwijd aandacht vragen, maar dat er ook specifieke aandachtspunten per regio zijn. Benadrukt wordt dat parlementsleden zich bewust moeten zijn van hun positie en van de rol die zij kunnen spelen bij het teweeg brengen van verandering. Aandachtspunten daarbij zijn:

  • Het is van belang te voorkomen dat alleen wordt geredeneerd vanuit meerderheidsgroepen; er moet ook worden nagedacht over de belangen van minderheden. Voor parlementariërs is het daarbij van belang samen te werken met politieke partijen uit het hele politieke spectrum.

  • Parlementariërs kunnen hun stem versterken door samen te werken. Het vormen van divers samengestelde coalities en het zoeken van bondgenoten helpt. «Veel sneeuwballen die samenklonteren kunnen een lawine veroorzaken.»

De slotboodschap luidt: Go and make a difference!

Ten slotte

Alles overziende was de conferentie in meerdere opzichten waardevol. Naast de inhoudelijke verdieping op het thema was er ook veel ruimte voor discussie en voor het uitwisselen van ervaringen met andere parlementariërs. Parlementariërs wereldwijd hebben met elkaar gedeeld tegen welke issues zij aanlopen. De issues die op nationaal niveau spelen zijn veelal niet in dit verslag beschreven, omdat de conferentie werd gehouden onder de Chatham House Rule. De leden Van Helvert en Voordewind hebben de bijeenkomst ook benut om hun netwerk van parlementariërs die zich met dit onderwerp bezighouden uit te breiden. Ook zijn zij een app-groep gestart om samen met andere parlementariërs in actie kunnen komen, mocht daar aanleiding toe zijn.

BIJLAGE A: THE SINGAPORE DECLARATION OF FREEDOM OF RELIGION OR BELIEF

«At the third International Parliamentarians» Conference on «Upholding a Rules-Based System for Freedom of Religion or Belief», held from 30 to 31 October 2019 in Singapore, the undersigned parliamentarians and legislators from around the world:

Recognize that the right to freedom of thought, conscience, and religion or belief (henceforth, freedom of religion or belief) is one of the pillars of human rights grounded in the inherent dignity and equal and inalienable rights of every member of the human family;

Recognize that threats to freedom of religion or belief are constantly evolving and the international community is witnessing contemporary threats and challenges to freedom of religion or belief which require greater political commitment and advocacy resources;

Reiterate that we need to strengthen and promote freedom of religion or belief as a universal and non-derogable human right, as set out in Article 18 of the Universal Declaration of Human Rights and other international human rights instruments. Article 18 of the Universal Declaration of Human Rights provides that «everyone has the right to freedom of thought, conscience and religion; this right includes freedom to change his religion or belief, and freedom, either alone or in community with others and in public or private, to manifest his religion or belief in teaching, practice, worship and observance.»;

Recognize that the international community, including parliamentarians and legislators need to find innovative and sustainable ways to confront and overcome patterns of existing and emerging obstacles to the enjoyment of the right to freedom of religion or belief;

Recognize that parliamentarians and legislators have a special public role to advance freedom of religion or belief around the world owing to their political influence, public legitimacy and advocacy skills;

Recall that the International Panel of Parliamentarians for Freedom of Religion or Belief (IPPFoRB) which was formalized in November 2014 at the Nobel Peace Centre in Oslo, Norway, was established to advance the right to freedom of religion or belief for all;

Reaffirm the Oslo Charter for Freedom of Religion or Belief4, the New York Resolution for Freedom of Religion or Belief5, Article 18 of the Universal Declaration of Human Rights and other international human rights instruments.

In the light of the above, now, in Singapore, on 30 and 31 October 2019, the signatories commit to pursuing efforts in the following fields:

  • Ensure that places of worship and religious sites and their congregations are protected. The recommendations of the 2019 United Nations Plan of Action to Safeguard Religious Sites6 provide some guidelines for achieving this;

  • Advocate for abolishing blasphemy and apostasy legislation. Such legislation is in conflict with universally recognized human rights. Blasphemy and apostasy laws inter alia discriminate against vulnerable members of communities and severely curtail the right to freedom of religion or belief;

  • Ensure the prohibition of the advocacy of national, racial or religious hatred that constitutes incitement to discrimination, hostility and violence on the basis of religion or belief in accordance with the guidance provided by the Rabat Plan of Action;

  • Strengthen efforts and encourage increased resources to protect the right to freedom of religion or belief while preventing violent extremism conducive to terrorism; and to ensure that preventive measures in this context are not used as a pretext to suppress the right to freedom of religion or belief;

  • Promote and strengthen cooperation amongst governments, members of parliament, civil society organizations, faith or belief actors, technology companies, and other relevant stakeholders to prevent violations of the right to freedom of religion or belief and other associated human rights both in the physical and digital spaces; and

  • Engage with relevant national, regional and international stakeholders to promote respect for non-discrimination and non-coercion, two crucial components of the right to freedom of religion or belief.»


X Noot
1

Article 18 protects theistic, non-theistic and atheistic beliefs, as well as the right not to profess any religion or belief. The terms «belief» and «religion» are to be broadly construed. Article 18 is not limited in its application to traditional religions or to religions and beliefs with institutional characteristics or practices analogous to those of traditional religions.»

X Noot
2

Article 18.2 bars coercion that would impair the right to have or adopt a religion or belief, including the use of threat of physical force or penal sanctions to compel believers or non-believers to adhere to their religious beliefs and congregations, to recant their religion or belief or to convert.

X Noot
3

Een APPG is een informele, politieke partij-overstijgende groep van leden van het House of Commons en het House of Lords die een gedeelde interesse hebben in een bepaald beleidsterrein, een bepaalde regio of een bepaald land.

X Noot
4

Signed in Oslo, Norway in November 2014

X Noot
5

Signed in New York, U.S.A in November 2015

Naar boven