32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid

Nr. 273 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 december 2019

Zoals toegezegd aan uw Kamer tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op 14 november jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 24, Begroting Buitenlandse Zaken 2020) leest u in deze brief hoe het kabinet, met soortgelijke landen, deel zou kunnen nemen aan de zaak die Gambia is gestart tegen Myanmar bij het Internationaal Gerechtshof (IGH) vanwege genocide op de Rohingya.

Voortdurende crisis

In 2017 vond een ernstige escalatie van geweld in Rakhine State plaats waarbij ruim 700.000 Rohingya door de veiligheidstroepen van Myanmar werden verdreven en gedwongen te vluchten naar Bangladesh. Daarbij zijn zeer ernstige mensenrechtenschendingen gepleegd, zoals wordt gedocumenteerd in rapporten van o.a. de VN Independent International Fact-Finding Mission on Myanmar en van gezaghebbende NGOs. Deze bevatten aanwijzingen dat handelingen als bedoeld in artikel II van het Genocideverdrag zijn gepleegd in Myanmar.

Het leger ontkent daarvoor verantwoordelijk te zijn en wordt tot op heden nauwelijks ter verantwoording geroepen. De Myanmarese regering volhardt in haar lezing dat de acties van het Myanmarese leger gerechtvaardigd zijn in de strijd tegen terrorisme. Deze ontkenning van verantwoordelijkheid voor breed gedocumenteerde ernstige mensenrechtenschendingen maakt voortdurende inzet op internationale accountability essentieel.

Het kabinet zoekt voortdurend naar manieren om met gelijkgezinde landen daders van internationale misdrijven gepleegd in Myanmar ter verantwoording te roepen. Hiertoe lopen reeds verschillende trajecten. Het Internationaal Strafhof (ISH) heeft op 14 november jl. een officieel onderzoek naar de deportatie van de Rohingya van Myanmar naar Bangladesh gestart. Daarnaast pleit Nederland voor een bredere doorverwijzing van de situatie in Myanmar naar het ISH door de VN-Veiligheidsraad. In augustus jl. is het Independent Investigative Mechanism for Myanmar (IIMM) geoperationaliseerd om bewijzen van mensenrechtenschendingen in Myanmar te verzamelen, op te slaan en te analyseren. Voorts zet Nederland zich in EU-verband in voor de uitbreiding van gerichte sancties tegen personen die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen in Myanmar.

Voorop in de strijd tegen straffeloosheid

Gelet op de ernst van breed gedocumenteerde mensenrechtenschendingen alsook de voortdurende ontkenning van verantwoordelijkheid daarvoor onderzoekt het kabinet thans complementaire procedures van accountability, zoals die van staatsaansprakelijkheid.

Een eigenstandige Nederlandse zaak aanspannen bij het Internationaal Gerechtshof (IGH) ligt niet voor de hand, omdat uit gevoerde consultaties met een aantal gelijkgezinde landen, ter uitvoering van de motie van het lid Koopmans c.s. (Kamerstuk 32 735, nr. 248), is gebleken dat, met uitzondering van Canada, geen van deze landen zélf een stap naar het IGH overweegt. Op 11 november jl. is Gambia een zaak tegen Myanmar gestart bij het IGH vanwege genocide op de Rohingya, op grond van artikel IX van het Genocideverdrag. Het kabinet heeft voortbouwend op de motie Koopmans onderzocht of Gambia in zijn zaak tegen de staat Myanmar bij dit Hof gesteund kan worden door Nederland.

Op 13 november jl. sprak ik met mijn toenmalige Canadese collega over steun aan Gambia in zijn zaak tegen Myanmar. Wij besloten om samen alle mogelijkheden van steun en assistentie te verkennen. Nederland hecht eraan in deze zaak zoveel mogelijk met andere staten op te trekken. Canada en Nederland zullen dan ook samen andere landen benaderen met de vraag Gambia in zijn zaak bij het IGH te steunen.

Het kabinet zet het tweesporenbeleid t.a.v. Myanmar voort, namelijk enerzijds constructief ten aanzien van de democratische transitie en economische ontwikkeling, anderzijds scherp op de mensenrechtensituatie en accountability. De verkenning van steun aan de zaak van Gambia bij het IGH, tezamen met Canada, past binnen het tweede spoor.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven