32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid

Nr. 242 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 mei 2019

Zoals toegezegd aan uw Kamer tijdens het dertigledendebat op 17 april jl. over het VN-rapport over vervolging van de legertop in Myanmar voor oorlogsmisdaden (Handelingen II 2018/19, nr. 76, item 7), ga ik, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, graag in op de voorwaarden voor samenwerkingsverbanden met Myanmar (Kamerstuk 32 735, nr. 239, motie van het lid Van den Hul c.s.), op de aangenomen motie inzake de mogelijkheid van een aanklacht tegen Myanmar bij het Internationaal Gerechtshof (Kamerstuk 32 735, nr. 238, motie van het lid Van Ojik c.s.), alsook op voorlichting over de mensenrechtensituatie op een aantal overheidswebsites (Kamerstuk 32 735, nr. 240, motie van het lid Van den Hul c.s.).

Samenwerking in een complexe realiteit

Het kabinet hecht er allereerst aan om de bredere context van de samenwerking met Myanmar te schetsen. Myanmar is een ontwikkelingsland dat decennialang is geregeerd door een militair regime. Vanaf 2011 is in Myanmar een geleidelijk proces van transitie naar democratie in gang gezet. In november 2015 hebben de democratische verkiezingen plaatsgevonden op basis waarvan een burgerregering onder leiding van mw Aung San Suu Kyi werd geïnstalleerd. Het kabinet is van mening dat deze trend van militaire dictatuur naar een civiele regering positief is en dat deze ondersteund moet worden.

Om die reden werkt Nederland op verschillende terreinen samen met Myanmar, met als doel om steun te geven aan de democratische transitie, aan bevordering van respect voor mensenrechten en aan duurzame economische groei en ontwikkeling. In 2016 heeft het kabinet een ambassade geopend om verder invulling te geven aan deze samenwerking.

Vanaf het begin was duidelijk dat de transitie in Myanmar forse inspanningen zou vragen. De voormalige militaire machthebbers traden maar ten dele terug. Myanmar kampt met interne etnische conflicten, waaronder het conflict over de positie van de Rohingya. In 2017 vond een ernstige escalatie van dit conflict plaats waarbij ruim 700.000 Rohingya door de veiligheidstroepen van Myanmar werden verdreven en gedwongen te vluchten naar Bangladesh. Daarbij zijn zeer ernstige mensenrechtenschendingen gepleegd, zoals wordt gedocumenteerd in het rapport van de Independent International Fact-Finding Mission on Myanmar (FFM).

Het kabinet veroordeelt deze schendingen scherp. Nederland loopt internationaal voorop waar het de roep om verantwoording betreft, onder andere door steun te zoeken voor een doorverwijzing van de situatie in Myanmar naar het Internationaal Strafhof (ICC). Nederland was ook aanjager in de EU voor sancties tegen de personen die verantwoordelijk zijn voor de mensenrechtenschendingen.

Brede inzet ten behoeve van verbeterde mensenrechtensituatie

Een duurzame oplossing voor de Rohingya in Rakhine State ligt op lange termijn in een inclusieve aanpak in Myanmar voor een gelijkwaardige positie van alle minderheden, ook in de Shan- en Kachin States, en het terugdringen van de rol van het leger. Naast druk is daarom blijvend engagement met Myanmar van groot belang voor ondersteuning van de democratische transitie, die ten goede moet komen aan alle inwoners van Myanmar. Zoals met uw Kamer besproken tijdens het Kamerdebat van 27 juni 2018 is de inzet van Nederland: 1) op het gebied van accountability en bevordering van mensenrechten in Myanmar, en 2) steun voor democratische transitie en bevordering van duurzame economische groei en ontwikkeling.

Om dit tweesporenbeleid uit te voeren, zet het kabinet actief in op strategische partnerschappen in Myanmar. Die samenwerking vindt plaats onder andere op het gebied van democratisering, het versterken van het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenorganisaties, en bevordering van de persvrijheid. Het kabinet heeft onder andere in verschillende fora opgeroepen tot directe vrijlating van Reuters journalisten Wa Lone en Kyaw Soe Oo. Het doet het kabinet genoegen uw Kamer te kunnen informeren dat zij op 7 mei jl. amnestie verleend kregen en zijn vrijgelaten (Kamerstuk 32 735, nr. 236, motie van het lid Karabulut c.s.), mede dankzij druk van de EU en de EU-lidstaten. Voor wat betreft economische ontwikkeling ligt de focus op geïntegreerd watermanagement en voedselzekerheid. Daarbij wordt ingezet op capaciteitsopbouw, overdracht van kennis en ervaring en het gezamenlijk aanpakken van problemen in Myanmar. Nederland ondersteunt hierbij ook lokale maatschappelijke organisaties die opkomen voor de rechten van kwetsbare groepen op het gebied van water en landbouw. Aanvullend wordt het beschikbare instrumentarium van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), de Nederlandse organisatie voor internationalisering in onderwijs (NUFFIC) en bijvoorbeeld het Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden (CBI) ingezet om de doelstellingen van groei en ontwikkeling te bereiken.

Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen) onderschrijven en naleven bij het uitvoeren van hun internationale activiteiten. Dit wil zeggen dat bedrijven zelf de verantwoordelijkheid moeten nemen om de grootste risico’s van hun activiteiten in hun ketens te identificeren, te voorkomen, te mitigeren en hier rekenschap over te geven. Onder deze risico’s vallen ook mensenrechtenschendingen. Wanneer bedrijven gebruikmaken van het internationaal financieringsinstrumentarium van het Ministerie van Buitenlandse Zaken toetst de RVO aanvragen daarvoor aan de hand van een kader voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). Uitgangspunt van dit IMVO-kader zijn de OESO-richtlijnen aangevuld met de FMO-Uitsluitingslijst, de World Bank list of Ineligible Firms & Individuals en de International Finance Corporation (IFC) Performance Standards. De RVO toetst of een bedrijf met een projectaanvraag voldoet aan dit IMVO-kader. Wanneer dit niet het geval is, wordt er gekeken of er een verbetertraject kan worden afgesproken. Weigert een bedrijf zich aan de OESO-richtlijnen te houden, of voert het bedrijf het verbetertraject niet uit, dan kan dit tot afwijzing van de aanvraag of zelfs tot beëindiging van reeds lopende steun leiden.

Inzet op accountability

De strijd tegen straffeloosheid is een beleidsprioriteit voor Nederland. Het is daarbij van belang om een onderscheid te maken tussen staten en individuen. Het kabinet acht het van belang dat de vermeende daders van internationale misdrijven gepleegd in Myanmar individueel (strafrechtelijk) aansprakelijk worden gehouden, overeenkomstig de oproep van de Independent International Fact-Finding Mission on Myanmar (FFM) daartoe.

In tegenstelling tot het ICC en de ad hoc tribunalen waar de FFM toe oproept, heeft het Internationaal Gerechtshof (IGH) niet tot taak om individuen strafrechtelijk te berechten. Het heeft alleen rechtsmacht over staten en niet over individuen. Aanvullend vereist het aanbrengen van een zaak tegen Myanmar wegens schending van het Genocideverdrag bij het IGH een grondige feitelijke onderbouwing waarom er sprake zou zijn van een schending van dat verdrag door Myanmar. Genocide kent immers een heel hoge bewijslast en de vaststelling of er in juridische zin sprake is van genocide is voorbehouden aan de rechter of de VN-veiligheidsraad. Omdat het kabinet acht dat de vermeende daders van internationale misdrijven gepleegd in Myanmar individueel (strafrechtelijk) aansprakelijk moeten worden gehouden, blijft het kabinet actief internationale steun vergaren voor een verwijzing door de VN-Veiligheidsraad van de situatie in Myanmar naar het ICC en diens rechters (Kamerstuk 32 735, nr. 233, motie van de leden Kuzu en Van den Hul). Nederland heeft hier op 23 april jl. nog toe opgeroepen tijdens het open debat over sexual violence in conflict in de Veiligheidsraad. In reactie op motie van het lid Van Ojik c.s., Kamerstuk 32 735, nr. 238 waarin de regering wordt verzocht om de mogelijkheid van een aanklacht tegen Myanmar bij het IGH te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren, informeer ik uw Kamer derhalve dat het aanbrengen van een zaak tegen Myanmar door Nederland bij het IGH, al dan niet samen met gelijkgezinde landen, niet in de rede ligt.

Om te voorkomen dat er bewijzen verloren raken zolang de situatie nog niet naar het ICC is doorverwezen, heeft Nederland zich ingezet om een onafhankelijk bewijsverzamelingsmechanisme in het leven te roepen in de VN-Mensenrechtenraad op 27 september 2018. De VN heeft daarvoor inmiddels de middelen beschikbaar gesteld en de voorzitter voor dit mechanisme aangesteld. Daarbij onderstreept Nederland het belang van samenwerking van het bewijsverzamelingsmechanisme met het ICC. Tevens blijft het kabinet bij nieuwe niet-permanente leden van de VN-Veiligheidsraad het belang benadrukken van agendering van deze crisis, zodat dit ook gewaarborgd is na het Nederlandse lidmaatschap. Voorts blijft Nederland de situatie van de Rohingya in ieder relevant gesprek met Myanmar en met andere landen opbrengen en de Myanmarese autoriteiten oproepen toe te treden tot het Statuut van Rome, spanningen te de-escaleren en haatvolle retoriek ten aanzien van minderheden in Myanmar, zoals de Rohingya, tegen te gaan.

Informatievoorziening

De informatievoorziening van de overheid naar het Nederlandse publiek weerspiegelt het bovengenoemde tweesporenbeleid, namelijk enerzijds zeer kritisch over mensenrechtenschendingen, waaronder de gebeurtenissen in Rakhine State, en anderzijds ondersteunend ten aanzien van democratie, respect voor mensenrechten en economische groei en ontwikkeling. In contacten met ondernemers (of mogelijk geïnteresseerde studenten) wordt het Nederlandse (IMVO)-beleid benadrukt, waar mensenrechten nadrukkelijk onderdeel van uitmaken.

Op punten waar de informatievoorziening van de overheid terzake onvolledig of gedateerd is, wordt dit zo snel mogelijk aangepast.

Tot slot

Het kabinet is ervan overtuigd dat met de benadering van het tweesporenbeleid een bijdrage wordt geleverd aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie in Myanmar, alsook aan de wens van de Myanmarese bevolking om de ruimte die ze nu voor het eerst in jaren heeft, ten volle te benutten. Derhalve kiest het kabinet er voor zich te blijven inspannen voor het huidige tweesporenbeleid. De ontwikkelingen in Myanmar worden vanzelfsprekend op de voet gevolgd door het kabinet en de Nederlandse steun aan Myanmar wordt daarmee voortdurend bekeken en beoordeeld.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven