Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 maart 2016
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor
Buitenlandse Zaken van 15 maart 2016 inzake een verzoek van het lid Sjoerdsma om een
aanvullende brief over Saoedi-Arabië met daarin door de Minister van Defensie tijdens
het vragenuur van 1 december jl. toegezegde antwoorden (Handelingen II 2015/16, nr.
31, item 4).
De Minister van Buitenlandse Zaken,
A.G. Koenders
Situatie van de ter dood veroordeelden en het ontbieden van de Saoedische ambassadeur
In december 2015 was sprake van berichten in Saoedische media over voorgenomen executies
in Saoedi-Arabië. Op 2 januari 2016 maakte het Ministerie van Binnenlandse Zaken van
Saoedi-Arabië bekend dat 47 personen die veroordeeld waren voor terrorisme, geëxecuteerd
zijn. De executies betroffen 43 soennieten, die volgens Saoedi-Arabië gelieerd waren
aan Al-Qaeda, en voornamelijk veroordeeld voor aanslagen met dodelijke slachtoffers
in Saoedi-Arabië gedurende de periode 2003/2004. Daarnaast werden 4 sjiieten geëxecuteerd.
Zij waren veroordeeld voor aanzienlijk lichtere vergrijpen, op basis van de aangescherpte
terrorismewetgeving die kritiek op het koningshuis en het aanzetten tot protest strafbaar
stelt. Onder hen bevond zich de sjiitische geestelijke Nimr Al-Nimr. Volgens de Saoedische
autoriteiten waren ook deze vier sjiieten verantwoordelijk voor geweld waarbij personen
zijn omgekomen.
Het kabinet betreurt deze massa-executie zeer. Nederland blijft in alle gevallen tegenstander
van de doodstraf, en draagt dit ook internationaal, gezamenlijk met EU-partners uit.
Het feit dat Saoedi-Arabië is overgegaan tot executies van een aantal personen dat
weliswaar betrokken was bij het oproepen tot militante protesten, maar die verder
geen directe betrokkenheid lijken te hebben bij concrete terreuracties met dodelijke
slachtoffers is, naast de massale uitvoering van de doodstraf, een extra zorgelijke
ontwikkeling vanuit het oogpunt van eerbiediging van mensenrechten, als ook vanuit
het belang het groeiend sektarisme in de regio in te dammen. Ook is het kabinet bezorgd
over de schending van de Saoedische diplomatieke vertegenwoordigingen in Iran in reactie
op de executies en de daarop volgende verdere escalatie van spanningen in de regio.
De regio als ook de bredere internationale gemeenschap hebben hierin een de-escalerende
rol te spelen.
Mede op aandringen van Nederland heeft de EU Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse
Zaken en Veiligheidsbeleid een verklaring afgegeven en is zij mede in opdracht van
haar EU-collega’s in contact met betrokken partijen in een poging tot de-escalatie.
Nederland steunt haar hierbij en staat ook in contact met andere landen over andere
mogelijkheden voor de-escalatie. Nederland heeft, ook als EU-voorzitter, de verklaring
van de EU Hoge Vertegenwoordiger gesteund. Die verklaring stelt dat de EU de doodstraf
in alle gevallen verwerpt, en dat de EU vooral n.a.v. de specifieke zaak van Nimr
Al-Nimr ernstige zorgen heeft over vrijheid van meningsuiting en het respecteren van
basisvrijheden op het gebied van burger- en politieke rechten. Deze dienen te allen
tijde bewaakt te worden, ook in het kader van de strijd tegen terrorisme. Dat heeft
ook de mensenrechtenambassadeur benadrukt tijdens zijn bezoek aan Saoedi-Arabië.
Eerder heeft Nederland meerdere malen bij de Saoedische autoriteiten zijn zorgen geuit
over de berichten van de dreigende executies, zowel in gesprekken van de ambassadeur
in Riyad als in contact met de ambassade van Saoedi-Arabië in Den Haag. Ook is regelmatig
met de Saoedische autoriteiten over individuele gevallen gesproken, zoals de zaak
van Nimr Al-Nimr. Ook de EU en andere landen zijn hierover in contact geweest met
Saoedi-Arabië. Hoewel de ambassadeur van Saoedi-Arabië in Nederland zelf recent niet
op het ministerie is ontboden, worden de diplomatieke contacten met de ambassade van
Saoedi-Arabië intensief gebruikt om zorgen die in Nederland leven over te brengen.
Het kabinet is zeer teleurgesteld dat onze zorgen en gesprekken hierover niet geleid
hebben tot andere strafmaatbepaling.