32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid

Nr. 117 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 23 juni 2014

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 24 april 2014 inzake de Mensenrechtenrapportage over 2013 (Kamerstuk 32 735, nr. 107).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 20 juni 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Vraag 1

Kunt u voorbeelden geven van situaties waarin de Universal Periodic Review van de VN-mensenrechtenraad niet alleen een podium bood om zaken bespreekbaar te maken, maar ook aanwijsbare invloed heeft gehad op de mensenrechtensituatie van een lidstaat?

Antwoord

Hieronder worden enkele voorbeelden gegeven:

  • Mede dankzij de aanbevelingen gedaan in het kader van de Universal Periodic Review van de VN-mensenrechtenraad (UPR) en het bezoek van de Mensenrechtenambassadeur aan het Koninkrijk Saoedi-Arabië in 2013 hebben de Saoedische autoriteiten ingestemd met het bijwonen van rechtszaken door buitenlandse diplomaten.

  • Een van de belangrijkste aanbevelingen gedaan tijdens de UPR van Mexico in 2013 richtte zich op het hervormen van de militaire rechtspraak, zodat zaken waarbij militairen mensenrechtenschendingen begaan tegen burgers onder civiele rechtspraak kunnen worden behandeld. Onlangs heeft de Mexicaanse overheid deze hervorming ingevoerd.

  • In Afghanistan heeft o.a. de UPR ertoe geleid dat de Afghaanse regering bereid is om financieel bij te dragen aan de Afghaanse mensenrechtencommissie AIHRC. De UPR heeft daarnaast een positieve invloed gehad op de totstandkoming van belangrijke wetgeving, zoals de strafproceswet.

  • In Kenia zijn in 2010 de aanbevelingen gedaan tijdens de UPR opgenomen in de nieuwe grondwet van Kenia. Als onderdeel van de juridische hervormingen is bijvoorbeeld het voorstel om een Supreme Court op te richten, om toegang tot de rechter te verbeteren, geïmplementeerd. Ook hebben Keniaanse overheidsinstanties werk gemaakt van aanbevelingen over «female genital mutilation». Volgens het OHCHR-kantoor in Kenia worden kinderen gered en daders gearresteerd. Verder is er een wet doorgevoerd die mensensmokkel moet tegengaan en zijn er enkele vervolgingen geweest betreffende mensensmokkel. In Tanzania heeft de UPR een positieve invloed gehad op de dialoog tussen mensenrechtenverdedigers onderling en op de dialoog tussen mensenrechtenverdedigers en de overheid.

Vraag 2

Hoeveel medewerkers houden zich op het Ministerie van Buitenlandse Zaken bezig met mensenrechten, uitgedrukt in FTE’s?

Vraag 3

Hoeveel medewerkers telt de directie Mensenrechten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, uitgedrukt in FTE’s?

Vraag 4

Hoeveel medewerkers hielden zich op onze posten in het buitenland bezig met mensenrechten, uitgedrukt in FTE’s?

Vraag 13

Op welke ambassades is er ten minste één (1) FTE beschikbaar voor activiteiten met betrekking tot mensenrechten?

Antwoord vraag 2, 3, 4 en 13

Op het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt gemiddeld 12 FTE ingezet voor mensenrechtenbeleid. Het mensenrechtenbeleid per land wordt uitgevoerd door de landenmedewerkers bij de regiodirecties en door medewerkers op ambassades. Bij piekbelasting wordt extra capaciteit ingezet.

De Directie Multilaterale Instellingen en Mensenrechten omvat een totaal van 58.5 FTE verspreid over drie afdelingen, waaronder de afdeling Mensenrechten en politiek-juridische zaken waar de mensenrechtendossiers belegd zijn.

De capaciteit voor mensenrechten op de ambassades laat zich moeilijk kwantificeren in aantallen FTE. Het Nederlandse mensenrechtenbeleid maakt integraal deel uit van het buitenlandbeleid en daarmee van het werk van alle politieke medewerkers van de ambassades. Ook op de permanente vertegenwoordigingen behelst de inzet van uitgezonden medewerkers een verscheidenheid aan dossiers, waaronder verschillende mensenrechtendossiers.

Vraag 5

In 2012 zette Nederland zich in het kader van het mensenrechtenbeleid in voor de verduurzaming van de ananasketen in Costa Rica? Heeft Nederland zich in 2013 nog in dit verband ingezet?

Antwoord

Ja. De Nederlandse ambassade in San José heeft zich ook in 2013 ingezet voor het verduurzamen van de ananasketen in Costa Rica. De Nederlandse ambassade richt zich hierbij op verschillende milieuproblemen en mensenrechtenthema’s in de ananasketen. De ambassade heeft zich in 2013 in het bijzonder ingezet voor het ondertekenen van een samenwerkingsovereenkomst tussen het Costa Ricaanse Platform voor Duurzame Ananasproductie en het Nederlandse initiatief duurzame handel (IDH).

Het tekenen van deze samenwerkingsovereenkomst stond gepland voor eind 2013, maar is wegens onenigheid binnen het Costa Ricaanse ananasplatform over de aanpak van arbeidsrechten in de ananasproductie uitgesteld. Momenteel wordt er opnieuw onderhandeld over de tekst. Zodra er een overeenkomst is bereikt wordt de samenwerkingsovereenkomst getekend.

De Nederlandse ambassade blijft zich actief inzetten om de samenwerking tussen het Ananasplatform en IDH te bevorderen. De post is in gesprek met de ananasproducenten en met de Costa Ricaanse overheid (Ministerie van Landbouw, Ministerie van Milieu). Daarnaast steunt de Nederlandse ambassade uit het Programma kleine ambassade activiteiten een project (ongeveer 25.000 euro) dat bijdraagt aan het terugdringen van de gevolgen van pesticiden gebruik in de ananasteelt op het drinkwater in omliggende gebieden.

Vraag 6

Voor welke landen stond het mensenrechtenfonds in 2013 open? In welke landen zijn er vanuit het mensenrechtenfonds in 2013 projecten ondersteund? Welke bedragen zijn er uit het mensenrechtenfonds per land uitgegeven? Hoe verhouden deze gegevens zich tot de jaren 2011 en 2012?

Antwoord

Onderstaand overzicht – de landenlijst – bevat de prioritaire landen van het Mensenrechtenfonds. De landenlijst is in 2013 teruggebracht van 57 landen naar onderstaande 48 landen. De landenlijst wordt vastgesteld op basis van de volgende criteria: landen waar Mensenrechtenfonds-projecten de meeste meerwaarde en impact hebben; ernst van schendingen in relatie tot effectieve mensenrechteninzet; ernst van schendingen in relatie tot Nederlandse mensenrechtenprioriteiten; thematische en regionale spreiding; beschikbaarheid andere fondsen waaruit mensenrechtenprojecten gefinancierd kunnen worden.

De volgende landen zijn bij het terugbrengen van de landenlijst afgevallen: Afghanistan, Burundi, Benin, Ethiopië, Ghana, Mali, Mozambique, Uganda, Rwanda en Eritrea. Bij de evaluatie van de landenlijst bleek dat in 2011 en 2012 voor deze landen géén beroep is gedaan op het Mensenrechtenfonds omdat andere middelen (uit verschillende OS-programma’s) voor mensenrechten beschikbaar zijn. In deze landen heeft Nederland wel mensenrechtenactiviteiten lopen, maar die worden niet vanuit het gedelegeerde Mensenrechtenfonds gefinancierd. Senegal is eind 2013 aan de lijst toegevoegd in verband met de politieke ontwikkelingen in de regio en de gevolgen daarvan voor de mensenrechtensituatie.

REGIO

Afrika

Azië

Europa

Latijns-Amerika

Midden-Oosten en Golfregio

Algerije

DRC

Kenia

Libië

Marokko

Nigeria

Senegal

Sudan

Zuid-Sudan

Somalië

Tunesië

Zimbabwe

Zuid-Afrika

Bangladesh

Birma

China

India

Indonesië

Kazachstan

Noord-Korea

Pakistan

Turkije

Armenië

Georgië

Oekraïne

Rusland

Wit-Rusland

Brazilië

Cuba

Colombia

Mexico

Panama

Venezuela

Bahrein

Egypte

Irak

Iran

Israël (MOVP)

Jemen

Jordanië

Koeweit

Libanon

Oman

Palestijnse Gebieden

Qatar

Saoedi-Arabië

Syrië

VAE

Onderstaand treft u het volledige overzicht aan over 2011, 2012 en 2013 van uitgaven van ambassades ten behoeve van het Mensenrechtenfonds. In de eerste tabel staan de landen van de huidige landenlijst. In de tweede tabel staan de landen die niet (meer) op de landenlijst staan. Voor deze landen geldt dat er nog betalingsverplichtingen voor aflopende activiteiten waren of dat uitgaven zijn gedaan voor projecten bestemd voor buiten het land, d.w.z. voor projecten met een regionale of met een mondiale focus.

Vraag 7

In welke EU-landen had Nederland in 2013 mensenrechtenprojecten lopen? Welke projecten of initiatieven zijn er in deze landen gefinancierd? Wat waren de doelstellingen van deze projecten? Zijn de doelstellingen van deze projecten bereikt?

Antwoord

In EU-landen worden op het snijvlak van publieksdiplomatie en mensenrechten soms activiteiten ondersteund. Voorts wordt door ambassades in EU-landen geld besteed aan organisaties werkzaam in andere regio’s. Het gaat dan om projecten gericht op Afrika en de MENA-regio, in Oost-Europa, de Kaukasus en de Balkan, ondersteuning van projecten van internationale organisaties of initiatieven met betrekking tot de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).

Vraag 8

In welke OESO-landen had Nederland in 2013 mensenrechtenprojecten lopen? Welke projecten of initiatieven zijn er in deze landen gefinancierd? Wat waren de doelstellingen van deze projecten? Zijn de doelstellingen van deze projecten bereikt?

Antwoord

In 2013 liepen mensenrechtenprojecten in de volgende OESO-landen: Israël, Turkije, Mexico en de Verenigde Staten. Wat betreft Israël, wordt verwezen naar het antwoord op vraag 120. Wat betreft de Verenigde Staten wordt verwezen naar het antwoord op vraag 139.

Doelstellingen van lopende projecten in Turkije zijn o.a.:

  • de bestrijding van kinderarbeid bij de hazelnootoogst in de provincie Ordu;

  • door middel van het Roma-buurtcoachesproject een netwerk van lokale Roma-organisaties opleiden om de Roma-gemeenschap in Mersin te helpen bij vaak voorkomende problemen (segregatie in het onderwijs, huisvestingsproblemen, toegang tot sociale voorzieningen);

  • bevordering van gelijke rechten voor LHBT. De breed geformuleerde strafwetgeving wordt in Turkije vaak misbruikt door de autoriteiten om transgenders strafrechtelijk te vervolgen. De lokale ngo PinkLife probeert begrip te kweken voor de moeilijke positie van transgenders in de Turkse samenleving;

  • tegengaan van geweld tegen vrouwen. De Associatie voor het monitoren van Gendergelijkheid (CEID) helpt de Turkse overheid bij het implementeren van het daarvoor in 2012 via nieuwe wetgeving geïntroduceerde monitoringmechanisme;

  • mensenrechteneducatie. Verhogen van het bewustzijn en vergroten van de capaciteiten van 150 leraren op terrein van vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid.

Bovengenoemde projecten zijn nog niet afgerond. Een evaluatie van de bereikte resultaten heeft dus nog niet plaatsgevonden.

In Mexico richt het belangrijkste gedeelte van de projecten (ILSB, GIRE) zich op een verbetering van de reproductieve rechten van vrouwen, inclusief het recht een zwangerschap af te breken. Er zijn belangrijke resultaten op dit gebied geboekt zoals een succesvolle informatieve app voor de iPhone, (sociale) media campagnes, de oprichting van een studentennetwerk en directe lobby richting politieke partijen.

Enkele succesindicatoren zijn:

  • de Mexicaanse regering heeft tijdens de UPR van oktober 2013 de aanbeveling over reproductieve rechten van Nederland aanvaard en die van het Vaticaan over de bescherming van het leven vanaf het moment van conceptie verworpen;

  • in twee deelstaten van Mexico wordt momenteel een discussie in het parlement gevoerd over een verruiming van reproductieve rechten.

Een ander belangrijk deel van de projecten (CDD, Litigio) heeft als doel meer zichtbaarheid te geven aan geweld tegen vrouwen en het antwoord van het Mexicaanse justitieapparaat hierop te verbeteren. Resultaten op dit vlak waren drie gedocumenteerde rapporten die veel aandacht in de media kregen, die aantoonden dat moord op vrouwen (feminicidio) wijdverspreid is en dat de straffeloosheid van de onderzochte misdaden bijna 100% is. De rapporten registreren ook de gangbare praktijk van het criminaliseren van het slachtoffer door het openbaar ministerie en de media. Deze informatie heeft ertoe bijgedragen dat de openbare ministeries van verschillende deelstaten in Mexico nu een «gender protocol» hanteren bij het strafrechtelijk onderzoek waar vrouwen slachtoffer van geweld zijn.

Vraag 9

Kunt u een categorisering maken van de verschillende door Nederland gesteunde mensenrechtenprojecten door een onderscheid te maken tussen zeer kleine en zeer grote projecten?

Antwoord

Vanuit het centrale gedeelte van het Mensenrechtenfonds worden projecten gefinancierd die plaatsvinden in minimaal twee landen. Het grootste gedeelte daarvan wordt uitgegeven aan grote, regionale projecten. Hiervoor wordt met enige regelmaat (laatstelijk in 2013) een tender uitgeschreven waarbij projectvoorstellen van 500.000 euro tot 2 miljoen euro kunnen worden ingediend. Een kleiner deel van het centrale gedeelte van het Mensenrechtenfonds wordt gebruikt voor kleine activiteiten, tot 500.000 euro.

Vanuit Nederlandse ambassades worden meestal kleinere projecten gefinancierd, in elk geval projecten die worden uitgevoerd in het land van vestiging of het land van accreditatie van de ambassade. De ambassades zijn vrij in hun keuze van projecten, zolang deze aansluiten bij de beleidsbrief «Respect en recht voor ieder mens». Alle projecten, groot en klein, kunnen meerjarig zijn.

Vraag 10

Hoe staat het met de evaluatie van de pilots van de receptorbenadering en de evaluaties van andere mensenrechtenprojecten, zoals eerder door de regering toegezegd?

Antwoord

Zoals in de Kamerbrief van 18 december 2012 (Kamerstuk 2012/13, 31 271, nr. 8) aangekondigd wordt de pilot receptorbenadering in 2014 geëvalueerd. Deze tussentijdse evaluatie zal de komende maanden worden uitgevoerd. Naar verwachting zal de evaluatie in najaar 2014 worden afgerond. De evaluatie van andere mensenrechtenprojecten vormt onderdeel van de beleidsdoorlichting van het mensenrechtenbeleid. De Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie voert deze beleidsdoorlichting uit en afronding is voorzien voor het einde van 2014.

Vraag 11

In welke Westerse landen worden nationale mensenrechtenkwesties in het Parlement besproken in een commissie fundamentele, burgerlijke of mensenrechten?

Antwoord

In parlementaire democratieën is het gebruikelijk dat er in de parlementen gesproken wordt over nationale mensenrechtenkwesties. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken houdt geen overzicht bij van de specifieke parlementaire commissies die deze zaken behandelen.

Vraag 12

Hoe kan een dergelijke parlementaire commissiebespreking bijdragen aan de internationale geloofwaardigheid en effectiviteit van deze landen?

Antwoord

Parlementaire besprekingen van de binnenlandse mensenrechtensituatie komen de geloofwaardigheid van het externe mensenrechtenbeleid ten goede wanneer de regering eventuele kritiek vanuit het parlement ter harte neemt. Dit laat zien dat de regering bereid is het interne mensenrechtenbeleid tegen het licht te houden en bij te stellen waar nodig, wat weer als voorbeeld kan dienen voor andere landen. Alleen als landen zelf kritiek uit binnen- en buitenland serieus nemen, kan een internationale dialoog immers geloofwaardig zijn.

Vraag 14

Waarom komt het woord «fundamentalisme» niet één keer voor in de rapportage? Waarom besteedt u geen of nauwelijks aandacht aan de religieuze of ideologische bronnen waaruit mensenrechtenschendingen voortkomen?

Vraag 15

Is de sharia volgens u in strijd met de mensenrechten? Zo ja, waarom noemt u de sharia niet één keer in de rapportage?

Vraag 16

Waarom noemt u het moslimfundamentalisme niet als toenemende bedreiging voor de mensenrechten?

Antwoord vraag 14, 15 en 18

Het kabinet heeft voor andere bewoordingen gekozen bij het beschrijven van de mensenrechtensituatie in de rapportage. Invoering van de sharia hoeft op zich geen mensenrechtenschendingen tot gevolg te hebben. Hetzelfde geldt voor moslimfundamentalisme. Afhankelijk van de invoering en handhaving van de wetgeving kan er sprake zijn van het schenden van internationaal afgesproken rechten. Nederland zet zich in EU-verband in voor de bescherming van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Hierbij benadrukt Nederland het recht van het individu. Nederland verzet zich ertegen als rechten van kinderen, LHBT of vrouwen worden ingeperkt met een beroep op religieuze of traditionele waarden.

Vraag 16

Waarom besteedt u geen expliciete aandacht aan de 100 miljoen bedreigde, onderdrukte en vervolgde christenen wereldwijd? Bent u het eens met de Duitse bondskanselier Merkel dat het christendom het meest vervolgde geloof ter wereld is?

Vraag 17

Deelt u de zorgen van de Paus dat het christendom dreigt te verdwijnen uit het Midden-Oosten (http://www.katholieknieuwsblad.nl/nieuws/item/5772-paus-diepe-zorgen-over-christendom-in-midden-oosten)? Wat zijn volgens u de oorzaken van de massale vlucht van christenen in het Midden-Oosten?

Vraag 21

Bent u het met de organisatie Open Doors eens dat het islamitische extremisme de grootste aanjager voor christenvervolging in 2013 is (https://www.opendoors.nl/vervolgdechristenen/ranglijst-christenvervolging/trends-en-feiten/)?

Vraag 22

Kunt u de stelling dat de christenvervolging in 2013 toegenomen is bevestigen https://www.opendoors.nl/vervolgdechristenen/ranglijst-christenvervolging/trends-en-feiten/)?

Antwoord vraag 16, 17, 21 en 22

Er is in het Midden-Oosten sprake van toenemende agressie tegen minderheden, waaronder christenen. Het kabinet onderschrijft een inclusieve mensenrechtenbenadering, zonder daarbij bepaalde groepen er specifiek uit te lichten. Het kabinet hecht er grote waarde aan dat elk individu de vrijheid heeft zijn of haar religieuze of levensbeschouwelijke identiteit vorm te geven en in vrede en veiligheid te leven. Het kabinet blijft zich daar onverminderd voor inzetten.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft specifieke aandacht besteed aan christenen in het Midden-Oosten door o.a. op 11 juni jl. een «Henriette van Lynden-lezing» te houden in de Rode Hoed met als titel «Caught in Cross Fire: Challenges faced by Christians in the Middle-East post-Arab Spring». Daarvoor had het ministerie de christelijke, Syrische mensenrechtenactiviste mw. Rajaa Altalli, de Egyptische mensenrechtenactivist en Koptisch christen, Shahir George en de vooraanstaande Midden-Oosten specialist en christen Michael Wahid Hanna van de Amerikaanse denktank Century Foundation, naar Nederland uitgenodigd. De lezing en paneldiscussie werden goed bezocht (Zie https://www.youtube.com/watch?v=4uwct586124). Daarnaast hadden de uitgenodigde sprekers gesprekken op het ministerie, met verschillende Nederlandse ngo’s, academici en studenten, alsmede met de denktank HCSS.

De drie sprekers waren van mening dat het Westen zich moet inzetten voor het respecteren van de mensenrechten van een ieder en niet specifiek voor christenen. Dit laatste zou volgens de sprekers zelfs averechts kunnen werken.

Vraag 19

Kunt u een schatting geven van het aantal christenen in het Midden-Oosten voor de Arabische «lente» en nu? Bent u bereid de aantallen christenen in het Midden-Oosten te monitoren?

Antwoord

Het is onmogelijk een gerichte schatting te maken van het aantal christenen in het Midden-Oosten voor en na de Arabische «lente».

Vraag 20

Waarom noemt u antisemitisme een uiting van «één van de donkerste delen van de Europese ziel», maar laat u in uw rapportage het antisemitisme, behalve in Roemenië en Frankrijk, geheel achterwege? Waarom gaat u niet in op het virulente antisemitisme in islamitische landen als Saoedi-Arabië, waar het bijvoorbeeld voor joden verboden is om het land te betreden?

Antwoord

Met deze opmerkingen werd beoogd aandacht te genereren voor de risico’s die het Europese project bedreigen als gevolg van antisemitische tendensen in Europa. De situatie in Saoedi-Arabië staat hier geheel los van. Het is mensen met een ander dan het islamitisch geloof overigens niet verboden om dat land te bezoeken.

Vraag 24

Kunt u een overzicht geven van de concrete doelen, instrumenten en resultaten van het Nederlands initiatief voor een samenhangende EU-aanpak voor gelijke behandeling van LHBT?

Antwoord

De samenhangende aanpak dient een aantal doelen: coherentie van (extern én intern) EU-beleid; versteviging van de geloofwaardigheid én zichtbaarheid van Europa waar dit de (bescherming van) fundamentele rechten en vrijheden betreft, en die van LHBT in het bijzonder; ondersteuning bij het uitwisselen van goede praktijkvoorbeelden; bijdragen aan effectiever LHBT-emancipatiebeleid van en door de lidstaten. De oproep spreekt zich niet uit over concrete instrumenten en resultaten.

Vraag 25

Welke journalisten en mediaorganisaties in Syrië kwamen in het kader van het Digital Defenders Partnership (DDP) in aanmerking voor hulp? Betrof het lokale journalisten en mediaorganisaties, of ook journalisten en mediaorganisaties uit het buitenland?

Antwoord

Het Digital Defenders Partnership heeft via ondersteuning van internationale organisaties op bescheiden schaal verschillende lokale organisaties en individuen bij hun werk in Syrië ondersteund. Het gaat hier om vertrouwelijke projecten, gegevens van organisaties en individuen kunnen derhalve niet worden verstrekt vanwege de veiligheidsrisico’s voor betrokkenen. De ondersteunde activiteiten hadden echter betrekking op bescherming van risicodoelgroepen, zoals journalisten en activisten, tegen cyberaanvallen en digitale dreigingen. Ondersteuning werd geboden in de vorm van een hulplijn die ondersteuning kan bieden als een journalist of activist te maken krijgt met cyberaanvallen, online trainingen in digitale veiligheid, ondersteuning bij risicoanalyses en het bieden van secure hosting om websites die worden aangevallen toegankelijk te houden.

Vraag 26

Kan worden toegelicht hoe, hoeveel en waarvoor gebruik wordt gemaakt van StoryMaker?

Antwoord

StoryMaker is een applicatie voor mobiele telefoons, ontwikkeld door Free Press Unlimited, The Guardian Project en Small World News, die gebruikt wordt om (burger)journalisten, bloggers en activisten in staat te stellen nieuws te verzamelen, betere verhalen te maken en deze op een veilige manier te verspreiden via hun mobiele telefoon. De applicatie is sinds 2013 gratis te downloaden en dit is al 18.000 keer gedaan door gebruikers van over de hele wereld. Daarnaast is Free Press Unlimited in 2013 begonnen met het geven van specifieke StoryMaker-trainingen voor journalisten, bloggers en activisten in Irak, Egypte, Tunesië en Marokko. Ook wordt StoryMaker bijvoorbeeld gebruikt door Mobile Community Zimbabwe, een belangenorganisatie die een platform geeft aan ambitieuze jonge Zimbabwanen in landelijk Zimbabwe. Dit jaar zal de StoryMaker coalitie met andere fondsen meer taalversies ontwikkelen zodat een nog grotere groep gebruik kan maken van de app.

Vraag 27

Kan worden toegelicht hoe Hromadske.tv zich opstelt ten opzichte van de in Oekraïne ontstane crisis? Is dit een neutrale opstelling of zijn pleidooien voor meer toenadering tot het westen dominant op het online tv-kanaal?

Antwoord

De lancering van het onafhankelijke multimediale internet platform Hromadske TV (via Youtube) door een groep onafhankelijk Oekraïense journalisten is vanaf het begin door de ambassade gesteund. Het platform probeert het publiek zo objectief mogelijk te informeren en de twee kanten in het conflict te belichten. Zo worden regelmatig sprekers die een andere mening hebben, uitgenodigd om bij te dragen aan het publieke debat. Niettemin steunen de initiatiefnemers van Hromadske TV de Europese aspiraties van Oekraïne en daaruit kan worden geconcludeerd dat de pro-westerse visie de boventoon voert.

Vraag 28

U geeft aan enkele duizenden stemmen te hebben verworven in het kader van de Mensenrechtentulp. Heeft u de prijs reeds geëvalueerd? Bent u tevreden met het resultaat? En hoe beoordeelt u het bereik van de Mensenrechtentulp?

Antwoord

De Mensenrechtentulp stimuleert de individuele erkenning van mensenrechtenverdedigers die op vernieuwende wijze mensenrechten ondersteunen en draagt bovendien bij aan de bewustmaking van de rol die mensenrechtenorganisaties spelen. Hoewel er geen formele evaluatie van de Mensenrechtentulp heeft plaatsgevonden, is het selectieproces en de uiteindelijke keuze voor de Pakistaanse organisatie Aahung als positief ervaren.

De mogelijkheid om online te stemmen, zorgde ervoor dat dit jaar een breder publiek bij de prijs betrokken was: meer dan 10.000 mensen wereldwijd brachten in een periode van twaalf dagen hun stem uit. De top-3 stemmentrekkers behoorden tot de kandidaten die werden voorgelegd aan de jury. Dit bereik voldoet aan de verwachtingen. Ook dit jaar en komende jaren wordt ingezet op een zo groot mogelijk bereik.

Vraag 29

In hoeverre is bijvoorbeeld de bijdrage aan de documentaire «Offline» deel van een bredere strategie voor internetvrijheid in Cuba?

Antwoord

De Nederlandse bijdrage aan deze documentaire maakt deel uit van een bredere strategie om binnen het mensenrechtenbeleid aandacht te besteden aan het bevorderen van internetvrijheid op Cuba. Zo steunt Nederland ook een interactieve website met actuele onderwerpen over de Cubaanse realiteit, met debat, participatieve journalistiek en interactie met lezers. De ambassade onderhoudt contact met bloggers en dissidenten die actief zijn op internet. Tijdens het recente bezoek van Minister Timmermans aan Cuba is het onderwerp internetvrijheid uitvoerig aan de orde geweest, zowel in gesprekken met de autoriteiten als in contacten met het maatschappelijk middenveld.

Vraag 30

Kunnen voorbeelden gegeven worden van succesvolle samenwerking in het mensenrechtenbeleid met bedrijven als partners?

Antwoord

Een goed voorbeeld van succesvolle samenwerking met bedrijven op het gebied van mensenrechten betreft de economische missies van het kabinet (zie verder het antwoord op vraag 35). Een aantal overige voorbeelden:

  • In 2013 steunde het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Fairwear Foundation voor een project gericht op het opzetten en uitbreiden van klachtenmechanismen binnen textielfabrieken in India, China, Bangladesh en Turkije.

  • Verder ontving ACCESS Facility een startsubsidie voor zijn werkzaamheden. ACCESS Facility richt zich onder meer op samenwerking met het bedrijfsleven om klachtenmechanismen voor mensenrechtenschendingen op bedrijfs- en sectorniveau te versterken.

  • In samenwerking met het Nederlands bedrijfsleven ondersteunde de Nederlandse ambassade in Saoedi-Arabië in 2013 de Saoedische organisatie GloWork. Deze organisatie richt zich op verbetering van de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Over dit onderwerp organiseerde de ambassade in oktober 2013 een seminar, waarbij de aanwezige Nederlandse bedrijven concrete handreikingen ontvingen voor het betrekken van vrouwen bij hun ondernemingen.

Vraag 31

Op welke wijze heeft de Nederlandse bijdrage van 9 miljoen euro reeds bijgedragen aan het verbeteren van arbeidsomstandigheden in Bangladesh? Hoeveel arbeidsinspecteurs zijn opgeleid? Wat zijn de resultaten van de investeringen in capaciteitsopbouw van onafhankelijke vakbonden en vrouwenorganisaties in Bangladesh?

Antwoord

In de zomer van 2013 heeft het Bengaalse parlement een nieuwe en verbeterde arbeidswet aangenomen. Hierin is meer ruimte voor ondernemingsraden, arbo-commissies en vakbonden. De overheid heeft het minimumloon met 77% verhoogd van 28 euro naar 50 euro. De Bengaalse overheid heeft in samenwerking met de ILO een coördinerend centrum opgezet voor dienstverlening aan slachtoffers van Rana Plaza. Er is een compensatiefonds opgericht, hoewel nog slechts deels gevuld (15 van de 40 miljoen USD) Enkele bedrijven hebben al compensatie aan slachtoffers betaald, dan wel aan het compensatiefonds gedoneerd. De ILO heeft een compensatieregeling ontwikkeld op grond waarvan slachtoffers compensatie van het fonds kunnen krijgen. De eerste bedragen zijn in april 2014 betaald.

Onder Nederlands Voorzitterschap worden de donorinspanningen in de textielsector gecoördineerd. Overlap wordt voorkomen, maximale impact wordt nagestreefd. Nederland is na het Verenigd Koninkrijk en de Europese Commissie de derde donor. De EU en Verenigde Staten hebben een actieplan voor verbeteringen met de overheid van Bangladesh afgesproken (Sustainability Compact) en overleggen maandelijks op hoog politiek niveau met de overheid over de voortgang en obstakels. Belangrijk onderdeel van de donorinspanningen is het vergroten van de capaciteit en deskundigheid in bedrijven en bij de overheid voor inspectie en handhaving. Nieuwe en zittende inspecteurs worden door de internationale arbeidsorganisatie ILO getraind.

Kledingfabrikanten realiseren zich dat er verbeteringen nodig zijn om zaken te kunnen blijven doen. 162 Modemerken en grootwinkelbedrijven, waaronder 18 Nederlandse bedrijven hebben het «Accord on Fire and Building Safety in Bangladesh» getekend. Tussen de 1600 en 1700 fabrieken vallen hieronder.

De inspectie van 3500 kledingfabrieken is inmiddels van start gegaan. Inmiddels zijn er voor 10 fabrieken inspectierapporten met de fabriekseigenaren besproken en verbeteringsplannen gepubliceerd. Eind april komen nieuwe inspectierapporten op de website beschikbaar. De Alliance startte inspecties van circa 700 fabrieken in maart.

Vraag 32

Hoe wordt het thema «mensenrechtenverdedigers» geïntegreerd in de integrale aanpak van mensenrechtenkwesties?

Antwoord

Mensenrechtenverdedigers zijn vaak de interne «change agents» die een zeer belangrijke rol spelen in de strijd voor de bevordering van mensenrechten. Mensenrechtenverdedigers kunnen actief zijn op een heel breed scala aan thema´s, waaronder thema’s waarvoor Nederland zich prioritair inzet, zoals gelijke rechten voor LHBT, vrouwenrechten, vrijheid van meningsuiting of vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Door hen te ondersteunen, met o.a. diplomatieke en financiële steun, bevordert Nederland ook de andere mensenrechten.

Vraag 33

Hoe wordt de bescherming van (vrouwelijke) mensenrechtenverdedigers geïntegreerd in de implementatie van VN-Veiligheidsraad Resolutie 1325 en het Nationaal Actieplan 1325?

Antwoord

De bescherming van de kwetsbare groep van mensenrechtenverdedigers is een prioriteit van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Het Nationaal Actieplan (NAP) 1325 richt zich op leiderschap en politieke participatie van vrouwen in situaties van conflict en wederopbouw. Vrouwelijke mensenrechtenverdedigers worden in het NAP niet als specifieke groep genoemd maar deze vrouwen vallen in de praktijk onder de doelgroep van het NAP. Activiteiten die beogen mensenrechtenverdedigers te beschermen komen in aanmerking voor steun.

Vraag 34

Hoe wordt door Nederland aangestuurd op de opname van burgerlijke en politieke rechten in de post-2015 ontwikkelingsagenda en wat zijn de resultaten tot nu toe?

Antwoord

Nederland zet in op een duidelijke koppeling tussen mensenrechten en ontwikkeling in de post-2015 ontwikkelingsagenda. In dit kader is het van belang om de samenhang tussen economische, sociale en culturele rechten en burgerlijke en politieke rechten te benadrukken.

In de VN-onderhandelingen over de nieuwe agenda stuurt Nederland aan op opname van concrete subdoelstellingen met aandacht voor burgerlijke en politieke rechten, zoals het waarborgen van de vrijheid van meningsuiting en vergadering.

Het is nog te vroeg om iets over het eindresultaat te zeggen. De post-2015 ontwikkelingsagenda wordt pas in september 2015 aangenomen. Tot nu toe zijn bovengenoemde onderwerpen, mede door Nederlandse inzet, op tafel gebleven.

Vraag 35

Worden mensenrechtenverdedigers expliciet als doelgroep betrokken bij het verzamelen van informatie voor en tijdens handelsmissies? Hoe wordt de bescherming van mensenrechtenverdedigers geïntegreerd in de implementatie van het Nationaal actieplan bedrijfsleven en mensenrechten?

Vraag 93

Op welke wijze zijn mensenrechten aan de orde gesteld tijdens handelsmissies, in het bijzonder die naar Indonesië? Stonden mensenrechten op de agenda van gesprekken met (lokale) overheden en lokaal maatschappelijk middenveld en wat zijn de uitkomsten en vervolgstappen?

Antwoord op vragen 35 en 93

IMVO vormt een vast onderdeel van economische missies. De OESO-richtlijnen, mensenrechten en due diligence zijn expliciet onderdeel van de voorlichting aan bedrijven die meegaan op economische missies. Voorafgaand aan een economische missie worden de deelnemende bedrijven geïnformeerd over mensenrechtenrisico’s in het betreffende land. Mensenrechtenexperts en/of ngo’s, waaronder ook mensenrechtenverdedigers, worden daarbij betrokken. Tijdens een missie worden mensenrechtenexperts en/of ngo’s betrokken bij briefings en mvo-seminars met het bedrijfsleven. De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de resultaten van de economische missies van het Kabinet, inclusief maatschappelijk verantwoord ondernemen-aspecten. De laatste rapportage werd op 13 mei jl. door de Kamer ontvangen (Kamerstukken 33750, nr. XVII-59).

Aandacht voor mensenrechtenverdedigers vormt een essentieel onderdeel van implementatie van het Nationaal actieplan bedrijfsleven en mensenrechten. Het onderdeel «remediemogelijkheden» van het Actieplan heeft alles te maken met het werk van mensenrechtenverdedigers. Immers, wanneer slachtoffers van mensenrechtenschendingen toegang hebben tot betrouwbare en door alle belanghebbenden geaccepteerde genoegdoeningsmechanismen, wordt het werk van mensenrechtenverdedigers op dit terrein gemakkelijker. Nog te vaak worden mensenrechtenverdedigers die schendingen door bedrijven aan de kaak stellen lastiggevallen, mishandeld, of erger. Daarom vraagt de EU, met steun van Nederland, aandacht voor deze problematiek in de resolutie over mensenrechten en bedrijfsleven waarover in de lopende zitting van de Mensenrechtenraad wordt onderhandeld.

Tijdens het bezoek van Minister-President Rutte aan Indonesië werd een «Joint Declaration on a Comprehensive Partnership» bekrachtigd, waarin onder andere de wens tot intensivering van de samenwerking op het gebied van mensenrechten is opgenomen. Verschillende ngo’s maakten daarnaast onderdeel uit van de missie en participeerden in diverse van de sessies waarbij ook de bewindspersonen aanwezig waren».

Vraag 36

Waarom wordt er gekort op het budget van het College van de Rechten voor de Mens voordat er een evaluatie heeft plaatsgevonden?

Antwoord

De bezuinigingen op het CRM staan los van de bij oprichting van het CRM aangekondigde evaluatie. Deze bezuinigingen zijn grotendeels het gevolg van een Rijksbrede efficiencytaakstelling die is vastgelegd in het Regeerakkoord Rutte-II. Het CRM is hier, net als de andere zelfstandige bestuursorganen die op de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie staan, niet van uitgesloten. Het Regeerakkoord gaat ervan uit dat deze taakstelling onder meer gevonden kan worden door een efficiëntere inrichting van de bedrijfsvoering.

Vraag 37

Welke discrepantie zit er tussen het intern en extern mensenrechtenbeleid van de EU- lidstaten?

Vraag 38

Welke (aanvullende) stappen kunnen worden gezet om te zorgen voor coherentie tussen het interne en externe mensenrechtenbeleid van de EU?

Antwoord op vragen 37 en 38

De EU streeft naar coherentie tussen het interne en externe mensenrechtenbeleid van de Unie en haar lidstaten. In de Raadsconclusies van 5 juni 2014 werd bekrachtigd dat een solide intern mensenrechtenbeleid van belang is voor de geloofwaardigheid van het externe beleid. Het Handvest van de grondrechten van de EU vormt de leidraad voor het interne mensenrechtenbeleid, en is bovendien van toepassing op het externe optreden van de Unie. De Raadsconclusies gaven verder te kennen dat de samenwerking tussen de Raadswerkgroepen die over het interne- en externe mensenrechtenbeleid gaan, versterkt zou worden. Tot slot concludeerde de Raad dat evaluatie van bestaande praktijken, en systematische weergave in jaarlijkse Raadsconclusies van EU-handelingen die effect hebben op mensenrechten, geleidelijk zouden kunnen leiden tot een EU-interne mensenrechtenstrategie.

Belangrijk in dit kader is verder het gezamenlijke initiatief van Nederland, Duitsland, Finland en Denemarken voor een rechtsstatelijkheidsmechanisme in de EU. Deze landen riepen de Europese Commissie in 2013 op een dergelijk mechanisme te ontwikkelingen, om snel en effectief bedreigingen van de rechtsstaat in Europa te kunnen aanpakken. In maart 2014 presenteerde de Commissie haar Mededeling over dit onderwerp, die veel ideeën overnam uit de oorspronkelijke aanzet van de vier lidstaten. Nederland blijft de komende tijd in EU-verband aandacht vragen voor verdere uitwerking van dit mechanisme, dat ook de geloofwaardigheid van het EU-externe mensenrechtenbeleid ten goede zal komen.

Vraag 39

Welke stappen zijn door de Europese Commissie ondernomen aangaande de totstandkoming van een samenhangende EU-aanpak voor de versterking van rechten voor LHBT, nadat Nederland hiertoe een oproep deed in 2013?

Antwoord

De Europese Commissie heeft experts van lidstaten uitgenodigd om mee te denken over de elementen van zo’n aanpak. In oktober 2013 heeft de Europese Commissie daartoe een seminar georganiseerd. De bijdragen van experts uit lidstaten zullen worden betrokken bij de voorbereiding van het werk van de nieuwe Europese Commissie.

Vraag 40

In hoeverre zal Nederland het voortouw nemen om het EU Grondrechtenagentschap op eigen initiatief opinies te laten publiceren over nationale wetsvoorstellen?

Antwoord

Het EU Grondrechtenagentschap kan volgens de Oprichtingsverordening (Verordening 168/2007) niet op eigen initiatief advies uitbrengen over wetsvoorstellen die in de EU-context worden ontwikkeld (artikel 4, lid 2). EU instellingen kunnen het EU Grondrechtenagentschap wel om een dergelijk advies verzoeken. Het kabinet heeft aangegeven (Kamerstukken I, 2013–2014, 32 317, DE) dat het voorstander zou zijn van eventuele Commissievoorstellen om de Oprichtingsverordening aan te passen die het EU Grondrechtenagentschap wel de bevoegdheid geeft op eigen initiatief advies uit te brengen over dergelijke in de EU-context ontwikkelde wetsvoorstellen.

Huidige en eventuele toekomstige adviesbevoegdheden van het EU Grondrechtenagentschap beperken zich echter tot het domein van het Unierecht (artikel 2 Oprichtingsverordening). Nationale wetsvoorstellen vallen hier niet onder. Het College van de Rechten van Mens kan wel, op dit moment al, op eigen initiatief opinies publiceren over Nederlandse wetsvoorstellen. Daarbij kan het College gebruik maken van de expertise van zijn partnerorganisatie in de EU, het Grondrechtenagentschap. Nationale mensenrechteninstituten zijn geregeld in contact met het EU Grondrechtenagentschap over kennisdeling.

Vraag 41

In hoeverre zal Nederland gebonden zijn door adviezen van het EU Grondrechtenagentschap met betrekking tot nationale wetsvoorstellen?

Antwoord

Zoals aangegeven zal het EU Grondrechtenagentschap, ook als het in de toekomst wel de mogelijkheid zou krijgen op eigen initiatief adviezen te publiceren over wetsvoorstellen, dit alleen kunnen doen met betrekking tot in de EU-context ontwikkelde wetsvoorstellen. Huidige en mogelijke toekomstige adviezen van het EU Grondrechtenagentschap, net als adviezen van bijvoorbeeld de Europese Toezichthouder voor Gegevensbescherming, worden als gezaghebbend behandeld en kunnen worden meegenomen in het verdere afwegingsproces bij de ontwikkeling van EU-wetgeving.

Vraag 42

Welke acties hebben verschillende lidstaten genomen nadat de EU Raad van Ministers van Werkgelegenheid en Sociaal Beleid op 9 december 2013 een aanbeveling aannam ter bevordering van de integratie van Roma? Worden deze acties gemonitord? Welke vorderingen zijn gemaakt?

Antwoord

De aanbeveling beoogt de lidstaten te stimuleren de uitvoering van de in 2011 overeengekomen nationale strategieën of sets van beleidsmaatregelen voortvarend ter hand te nemen. De aanbeveling roept lidstaten op om gerichte maatregelen te nemen om gelijke behandeling van Roma te waarborgen en te zorgen voor gelijke toegang tot onderwijs, werk, gezondheidszorg en huisvesting. Verder stelt de aanbeveling dat lidstaten voldoende financiële middelen zouden moeten vrijmaken voor uitvoering van hun strategieën. Op een aantal gebieden zouden de lidstaten eveneens actie moeten ondernemen. Het gaat dan om:

  • het effectief bestrijden van discriminatie, armoede en sociale uitsluiting;

  • het bevorderen van de «empowerment» van Roma;

  • het betrekken van de lokale autoriteiten;

  • het monitoren van de effectiviteit van de nationale strategieën;

  • het adequaat ondersteunen van gelijke behandelingsorganen en de nationale contactpunten voor Roma-integratie;

  • het samenwerken met andere lidstaten.

De aanbeveling bevat daarmee vingerwijzingen aan de lidstaten hoe zij effectievere maatregelen kunnen nemen om Roma in hun land te integreren en hun levensomstandigheden kunnen verbeteren. In de aanbeveling is ook rekening gehouden met lidstaten, zoals Nederland, die geen doelgroepenbeleid kennen.

De acties van de lidstaten worden gemonitord door de Contactgroep Roma. Er bestaat nog geen overzicht van de acties die de lidstaten tot dusver hebben genomen en dus ook niet van de vorderingen die lidstaten hebben gemaakt.

Vraag 43

Welke taken heeft de werkgroep van de Europese Commissie die zich richt op de rechten van Romakinderen en de rol van hun ouders in het eerbiedigen van die rechten? Welke prioriteiten heeft de werkgroep? Wat zijn de resultaten van de werkgroep tot nu toe?

Antwoord

Met de Europese Commissie is afgesproken dat de werkgroep een tweeledige taak heeft:

  • «Best practices» op het terrein van tegengaan uitbuiting Romakinderen inventariseren en

  • Aanbevelingen te doen aan de Europese Commissie over EU-samenwerking bij de handhaving van de rechten van de Romakinderen.

De Europese Commissie is bereid om medewerking te verlenen door medevoorzitter te zijn van deze werkgroep. Voorts heeft de Europese Commissie voor 2014 financiële middelen gereserveerd voor deze werkgroep.

In 2014 zal de werkgroep bovengenoemde punten verder uitwerking geven.

Vraag 44

Wat is de voortgang van de verschillende initiatieven (raamwerk, aanbeveling en werkgroep) die zijn genomen om de rechten van Roma in de EU te versterken?

Vraag 45

Kunt u een overzicht geven van ontwikkelingen m.b.t. de situatie van Roma in de EU van het afgelopen jaar?

Antwoord op vragen 44 en 45

De Europese Raad heeft op 23 juni 2011 bekrachtigd dat eind 2011 elke lidstaat een nationale strategie of een set van algemene beleidsmaatregelen ter bevordering van de sociale inclusie van Roma heeft ontwikkeld. De maatregelen dienen vooral betrekking te hebben op de thema’s onderwijs, werk, gezondheid en huisvesting.

In zijn brief aan de Tweede Kamer in december 2011 heeft de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel aangegeven dat Nederland zich daarnaast ook richt op overlast, criminaliteit en in het bijzonder op de uitbuiting van kinderen onder Roma. Hoewel Nederland daarmee afwijkt van andere EU-lidstaten, is deze verbreding nodig om te komen tot een evenwichtig beleid waarbij grenzen stellen en perspectief bieden elkaar versterken. Om een dergelijk tweesporenbeleid te kunnen laten slagen is samenwerking en kennisuitwisseling met andere Europese landen noodzakelijk.

Een voortgangsverslag dat de Commissie in juni 2013 heeft uitgebracht, wees uit dat de lidstaten vaart moeten zetten achter de uitvoering van het EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma. De Commissie zal in het voorjaar van 2014 en vervolgens elk voorjaar opnieuw verslag uitbrengen over de vooruitgang die de lidstaten hebben geboekt. De bevindingen van de Commissie zullen ook worden gebruikt in het kader van het Europees Semester voor de coördinatie van het economisch beleid. In het Europees semester van mei 2013 heeft de Raad op basis van het voorstel van de Commissie voor vijf lidstaten (Bulgarije, Tsjechië, Hongarije, Roemenië en Slowakije) landspecifieke aanbevelingen inzake Roma vastgesteld. De betrokken landen worden in de betrokken aanbevelingen aangemoedigd:

  • Erop toe te zien dat hun nationale strategieën voor Roma-integratie worden uitgevoerd;

  • Specifieke Roma-maatregelen een vaste plek te geven binnen het horizontale beleid.

Op 9 december 2013 heeft de EU Raad van Ministers voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid een Aanbeveling ter bevordering van de integratie van Roma aangenomen (zie antwoord op vraag 42).

Hoewel de aanbeveling juridisch niet bindend is, worden de lidstaten nu wel geacht concrete maatregelen te nemen om verbetering te brengen in het bestaan van de Roma.

Het Europees Parlement heeft bij stemming op 5 december 2013 in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE) zijn steun gegeven aan de aanbeveling. Het EP heeft daarbij haar goedkeuring gegeven aan een resolutie over de voortgang bij de tenuitvoerlegging van de nationale strategieën voor de integratie van Roma. Hierin wordt enerzijds benadrukt dat de lokale en regionale autoriteiten een rol moeten spelen bij het ontwikkelen en uitvoeren van het Roma-beleid en anderzijds dat er voldoende financiële middelen dienen te worden uitgetrokken voor de integratie van de Roma. Daarmee sluit de EP-resolutie aan bij de aanbeveling van de Raad.

Om tot tastbare en duurzame resultaten te komen, dienen er vanaf 2024 op nationaal en EU-niveau voldoende begrotingsmiddelen te worden uitgetrokken. De EU-structuurfondsen blijven een belangrijke hefboom voor de financiering van de integratie van Roma. Voor de begrotingsperiode 2014–2020 heeft de Commissie aan de lidstaten voorgesteld om van de integratie van gemarginaliseerde gemeenschappen als de Roma een specifieke investeringsprioriteit te maken. Om te waarborgen dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn, moeten lidstaten ten minste 20% van hun toewijzing in het kader van het Europees Sociaal Fonds uittrekken voor sociale integratie. Om de opzet van de projecten doeltreffender en gerichter te maken, hebben de lidstaten op verzoek van de Commissie nationale contactpunten ingesteld. Deze moeten de lidstaten helpen bij het plannen van de uitgaven voor de Roma.

Vraag 46

Kunt u een overzicht per land geven van de ontmoetingen die de verschillende bewindspersonen tijdens hun buitenlandse reizen hebben gehad met mensenrechtenverdedigers?

Antwoord

Het is van belang dat het werk van en contact met mensenrechtenactivisten door het kabinet wordt ondersteund. Uw Kamer is reeds diverse malen mondeling dan wel schriftelijk geïnformeerd over de ontmoetingen die de bewindspersonen tijdens hun reizen met mensenrechtenverdedigers hebben gehad.

Hieronder worden enkele voorbeelden van deze ontmoetingen van het afgelopen gegeven:

  • In juni 2013 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens zijn bezoek aan China in een ontmoeting met een ngo-activist die juridische trainingen organiseert voor barefoot lawyers, een onderzoeksjournalist die zich inzet voor bevordering van de vrijheid van meningsuiting, en een advocaat die onder meer mensenrechtenverdedigers en falun gong-beoefenaars verdedigt.

  • In september 2013 heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tijdens haar bezoek aan Jordanië en Libanon met verschillende Syrische vrouwen gesproken die zich inzetten voor een betere positie van vrouwen en meisjes in vluchtelingenkampen.

  • In september 2013 sprak de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tijdens haar bezoek aan Moskou met vertegenwoordigers van de Russische LHBT-gemeenschap over de situatie in hun land.

  • In september 2013 sprak de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens het door Nederland georganiseerde side-event bij de AVVN in New York met Syrische vrouwen. In januari 2014 tijdens de vredesconferentie in Genève sprak hij ook met Syrische vrouwen. Beide keren was het onderwerp inclusiviteit en transitieprocessen.

  • In januari 2014 sprak de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens zijn bezoek aan Cuba met verschillende vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld: schrijvers, bloggers en kritische vertegenwoordigers uit de culturele sector.

  • In mei 2014 heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tijdens haar bezoek aan Pakistan ontmoetingen gehad met een aantal mensenrechtenorganisaties, zoals voor ondersteuning van mensenrechtenverdedigers, family planning en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Ook ontmoette zij leden van het Nationale en Provinciale (Sindh) parlementen die zich inzetten voor wetgeving gericht op de verhoging van de huwbare leeftijd voor meisjes.

Vraag 47

Hebben alle Nederlandse ambassades, conform de aanbevelingen in de EU-richtsnoeren voor mensenrechtenverdedigers, een strategie opgesteld voor de uitvoering van de EU-richtsnoeren? Zo niet, in welke landen zijn er geen strategieën en waarom niet?

Antwoord

De EU-richtsnoeren voor mensenrechtenverdedigers stellen dat de delegatie van de EU en de ambassades van de EU-lidstaten lokale strategieën voor de implementatie van deze richtsnoeren kunnen opstellen, met specifieke aandacht voor vrouwelijke mensenrechtenverdedigers.

De EU heeft voor iets minder dan 150 landen mensenrechtenstrategieën opgesteld. In het nog te verschijnen rapport «EU Annual Report on Human Rights and Democracy in the World in 2013» wordt hier verder op ingegaan. Deze strategieën geven ook aandacht aan de implementatie van de EU-richtsnoeren, waaronder die voor mensenrechtenverdedigers.

Vraag 48

Zijn mensenrechtenverdedigers betrokken bij de opstelling van de bestaande strategieën voor de uitvoering van EU-richtsnoeren?

Antwoord

Nederland pleit ervoor om mensenrechtenverdedigers zoveel als mogelijk te betrekken bij het opstellen, uitvoeren, monitoren en evalueren van de strategieën voor het uitvoeren van het EU-mensenrechtenbeleid en de EU-richtsnoeren. Hierbij hoort ook het betrekken van de mensenrechtenverdedigers bij het opstellen van de mensenrechtenstrategieën. De jaarlijkse ontmoetingen tussen EU-missies (de EU-delegatie en ambassades van de EU-lidstaten) en mensenrechtenverdedigers, die in 2013 plaatsvonden in 48 staten en regio’s, worden onder meer gebruikt om deze strategieën op te stellen.

Vraag 49

Hoe worden de strategieën voor de uitvoering van de EU-richtsnoeren gemonitord? Spelen mensenrechtenverdedigers een rol in het houden van toezicht op de uitvoering?

Vraag 104

Hoe vindt monitoring en evaluatie plaats van de EU richtsnoeren op het gebied van mensenrechten?

Antwoord op vraag 49 en 104

Jaarlijks publiceert de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) het «EU Annual Report on Human Rights and Democracy in the World in 2013».

In dit jaarlijkse rapport zal specifiek worden ingegaan op de implementatie van de verschillende EU-richtsnoeren op het gebied van mensenrechten.

Mensenrechtenverdedigers spelen een belangrijke rol in het monitoren van de uitvoering van de EU-richtsnoeren. De jaarlijkse ontmoeting tussen diplomaten van EU-missies (de EU-delegatie en ambassades van EU-lidstaten) is het geijkte moment om deze implementatie te bespreken.

Vraag 50

Op welke manier hebben Shelter City-deelnemers hun werk in Nederland kunnen voortzetten? Kunt u voorbeelden geven van de werkzaamheden die deelnemers in Nederland hebben kunnen verrichten tijdens hun verblijf?

Antwoord

De Shelter City-deelnemers hebben hun werk ieder op hun eigen manier voortgezet. De advocaten (Magamed Abubakarov en Irène Esambo) hebben voornamelijk gewerkt aan rechtszaken in het land van herkomst. Magamed Abubakarov bereidde een zaak bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens voor, hierbij werd hij bijgestaan door Nederlandse advocaten die ervaring hebben met het werken met het Europese Hof.

Irene Esambo werkte aan de zaak Floribert Chebeya in de Democratische Republiek Congo. Beiden gebruikten kennis en contacten hier om deze zaken te voeren. De mensenrechtenverdediger uit Sudan, die vanwege veiligheidsoverwegingen anoniem moet blijven, had hier de rust en veiligheid om met al bestaande Nederlandse partners een nieuwe strategie en projecten te ontwerpen. Ook begeleidde ze haar team vanuit het kantoor van Justitia et Pax per e-mail en telefoon.

Danilo Maldonado Machado, kunstenaar, continueerde hier zijn werk als graffiti-artiest in zijn Haagse atelier. Hij bereidde hier een voorstelling voor en heeft hier aan zijn online bekendheid gewerkt, iets wat in Cuba niet mogelijk was.

Vraag 51

De evaluatie van het Shelter City-project beval aan dat de deelnemers voortaan beter in paren kunnen worden opgevangen om gevoelens van eenzaamheid te ondervangen? Wordt deze aanbeveling omgezet in beleid?

Antwoord

Deze aanbeveling wordt zo goed mogelijk omgezet in beleid. Omdat er nu twee steden Shelter City zijn, wordt gepoogd de mensenrechtenverdedigers die naar Den Haag en Middelburg komen zoveel mogelijk tegelijkertijd te laten komen. Zo hebben de mensenrechtenverdediger die dit voorjaar in Middelburg werd opgevangen en de mensenrechtenverdediger die in Den Haag werd opgevangen regelmatig contact gehad.

Vraag 52

Organiseren alle Nederlandse ambassades, conform de aanbevelingen in de EU-richtsnoeren voor Mensenrechtenverdedigers, ten minste een vergadering per jaar voor mensenrechtenverdedigers en diplomaten ten einde onder meer de toepassing van de plaatselijke strategie te bespreken?

Antwoord

De EU-richtsnoeren richten deze aanbeveling aan alle EU-delegaties en ambassades. Deze jaarlijkse vergadering heeft in 2013 in 48 staten en regio’s plaatsgevonden. Hierbij wordt de toepassing van de plaatselijke strategie besproken. De inzet blijft om een dergelijke vergadering in nog meer landen plaats te laten vinden.

Vraag 53

Welke Nederlandse ambassades hebben voor het onderhouden van adequate contacten met mensenrechtenverdedigers, conform de aanbevelingen in de EU-richtsnoeren voor Mensenrechtenverdedigers, in 2013 mensenrechtenverdedigers ontvangen op de ambassade? In welke context gebeurde dit?

Antwoord

Veel ambassades hebben mensenrechtenverdedigers ontvangen op de ambassade, onder meer wanneer Nederland gastheer was van de ontmoetingen tussen EU-diplomaten en mensenrechtenverdedigers.

Daarnaast worden er losse ontmoetingen georganiseerd op de ambassades. Op 10 december 2013 organiseerde de ambassade in Kigali bijvoorbeeld een receptie waarbij mensenrechtenverdedigers en corps diplomatique in vertrouwelijke omgeving met elkaar konden spreken. Tot slot worden er in EU-verband waar nodig ook ad hoc ontmoetingen tussen EU-diplomaten en mensenrechtenverdedigers georganiseerd. Dit gebeurde onder meer in Uganda en Rusland.

Vraag 54

Welke ambassades hebben het werkgebied van mensenrechtenverdedigers bezocht?

Antwoord

Met grote regelmaat bezoeken diplomaten, van de Nederlandse ambassade of andere EU-missies, het werkgebied van mensenrechtenverdedigers om met hen te spreken. Dit kan gebeuren in groepsverband met andere EU-missies of op individuele basis.

De implementatie van de EU-richtsnoeren voor mensenrechtenverdedigers is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ambassades van EU-lidstaten en de EU-delegaties. In EU-verband zijn er in 2013 8 gezamenlijke veldbezoeken georganiseerd, bijvoorbeeld naar West-Bengalen in India; Oaxaca, Chihuaha en Campeche in Mexico en Huaraz en Cajamarca in Peru.

Vraag 55

In welke landen zijn door ambassades specifieke liaison officers aangesteld om contacten met mensenrechtenverdedigers te onderhouden?

Antwoord

In 97 landen zijn liaison officers voor mensenrechtenverdedigers aangesteld, hiervan werken er 92 voor de EU delegatie.

In een aantal landen wordt er ook op basis van «burden sharing» gewerkt, waarbij de ambassades van EU-lidstaten contact houden met verschillende mensenrechtenverdedigers. Het gaat hierbij onder andere om de Democratische Republiek Congo en, China. In Colombia is de Nederlandse ambassade voortrekker op gebied van mensenrechtenverdedigers. Dit betekent onder meer dat zij het initiatief neemt om ontmoetingen met of bezoeken aan mensenrechtenverdedigers te organiseren.

In Rwanda is de Nederlandse ambassade medeoprichter van het Human Rights Defenders Focal Point, een platform waar diplomaten en Rwandese mensenrechtenverdedigers elkaar ontmoeten. In Egypte coördineert Nederland de monitoring van rechtszaken door Europese diplomaten van prominente mensenrechtenverdedigers.

Vraag 56

In welke landen is, conform de aanbevelingen in de EU-richtsnoeren voor Mensenrechtenverdedigers, gezorgd voor zichtbare erkenning van mensenrechtenverdedigers en hun werk? Op welke wijze is dit gedaan?

Antwoord

Zichtbaarheid voor mensenrechtenverdedigers kan, afhankelijk van de omstandigheden, de veiligheid en het werk van mensenrechtenverdedigers bevorderen. De mate en vorm van zichtbaarheid is dus zeer afhankelijk van de context.

Goede voorbeelden van zichtbare erkenning zijn de jaarlijkse EU prijzen voor bijzondere mensenrechtenverdedigers, in 2013 uitgereikt in Saoedi-Arabië, Uganda en Peru. In Uganda werd de ceremonie van de EU Annual Human Rights Defenders’ Award 2013 op 23 april 2013 georganiseerd op de residentie van de Nederlandse ambassadeur. Deze werd uitgereikt aan de journalist en activist Geoffrey Wokulira Ssebaggala, de nationale coördinator van het Human Rights Network for Journalists Uganda (HRNJ-U). Hierbij waren mensenrechtenverdedigers, diplomaten en medewerkers van de Oegandese overheid aanwezig.

Het bijwonen van rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers door diplomaten is ook een vorm van zichtbaarheid, zelfs wanneer het bijwonen zelden wordt toegestaan, zoals in China. In april 2013 probeerde een Nederlandse diplomaat aanwezig te zijn bij de rechtszaak tegen Liu Hui, de zwager van Nobelprijswinnaar Liu Xiaobo. Het lukte niet bij de rechtszaak zelf aanwezig te zijn, maar na ruim drie uur wachten buiten de rechtbank konden de diplomaten van de Nederlandse en acht andere ambassades wel kort enkele zinnen wisselen met Liu Xia, de vrouw van Liu Xiaobo die op dat moment al ruim 2,5 jaar incommunicado onder huisarrest leefde.

Rond 10 december, Internationale Dag voor de Rechten van de Mens, worden vele zichtbare activiteiten rond mensenrechtenverdedigers georganiseerd. In Afghanistan werd de vertoning van de mensenrechtenfilm «Rafea: Solar Mama» voorafgegaan door een debat met prominente Afghaanse mensenrechtenverdedigers. In El Salvador is ook een bijeenkomst georganiseerd, waarbij aandacht werd gevraagd voor de situatie van mensenrechtenverdedigers en journalisten. Hierbij waren de Nederlandse Ambassadeur, vertegenwoordigers van de overheid en mensenrechtenorganisaties aanwezig.

De zichtbaarheid van mensenrechtenverdedigers kan ook vergroot worden door regio´s buiten de hoofdstad te bezoeken, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 54.

De Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ontmoeten tijdens hun reizen regelmatig mensenrechtenverdedigers; wanneer deze bijeenkomsten publiek zijn leidt dit ook tot zichtbare erkenning.

Vraag 57

Hoe wordt de inzet voor mensenrechtenverdedigers geborgd in landen waar de Nederlandse posten gesloten worden?

Antwoord

De mede-geaccrediteerde posten blijven de (mensenrechten)situatie in landen waar geen Nederland ambassade aanwezig is nauwgezet volgen.

In Midden-Amerika wordt de inzet voor mensenrechtenverdedigers geborgd door het Midden-Amerika Programma (MAP, 2012–2015), ook in landen waar de ambassades gesloten zijn. Steun aan mensenrechtenverdedigers geldt als een van de prioriteiten binnen het MAP. Naast het regionale programma, zet Nederland zich in EU verband in ter bescherming van mensenrechtenverdedigers. In dit kader neemt Nederland onder andere deel aan EU dialogen met mensenrechtenorganisaties, zoals in Guatemala in mei en juni en in Bolivia in januari jl.

Zambia valt nu onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse ambassade in Harare, Zimbabwe. De Nederlandse ambassadeur heeft bij een recent bezoek aan Zambia de nieuwe Zambiaanse Minister van Buitenlandse Zaken gesproken en, mede op verzoek van EU-collega’s, zorgen uitgesproken over de mensenrechtensituatie, met name voor LHBT, in Zambia.

Vraag 58

Middels (het steunen van) welke initiatieven bevordert Nederland de sociale acceptatie van homoseksualiteit in Afrika? Houdt u ook rekening met de zorg in de homorechtenbeweging dat deze initiatieven in sommige gevallen averechts kunnen werken, zoals de ervaring van Uganda leert?

Antwoord

Nederland is op verschillende manieren actief om de sociale acceptatie van LHBT in Afrika te bevorderen. Zo zet Nederland zich in om LHBT-kwesties tijdens politieke consultaties te bespreken, al dan niet in EU-verband, bijvoorbeeld tijdens een art.8 dialoog. Daarnaast ondersteunt Nederland diverse lokale LHBT-netwerken, -activisten en -organisaties. Ook worden de Internationale Dag tegen Homofobie en Transfobie (IDAHO, 17 mei) en de Internationale dag voor de Rechten van de Mens (10 december) vaak aangegrepen door Nederlandse ambassades om aandacht te vragen voor LHBT. De ambassade in Nairobi ondersteunde bijvoorbeeld de organisatie van een evenement inclusief een workshop en diner ter bevordering van publieke dialoog over seksuele oriëntatie. Dit soort initiatieven bieden tevens de gelegenheid om, indien nodig achter gesloten deuren, met de lokale organisaties te bespreken hoe we het beste op kunnen komen voor gelijke rechten voor LHBT zonder dat dit een averechts effect heeft.

Vraag 59

In hoeverre neemt u bij uw LHBT-beleid de uitgangspunten van de aangenomen motie Bonis-Ten Broeke (Kamerstuk 33 400 V, nr. 63) mee?

Antwoord

Deze uitgangspunten worden meegenomen in het LHBT-beleid. De bevordering van gelijke rechten voor LHBT is een prioriteit binnen het mensenrechtenbeleid. Nederland zet zich stelselmatig hiervoor in en wordt internationaal gezien als een van de koplopers op dit onderwerp, zowel in bilateraal als in multilateraal verband. Hiertoe staat Nederland voortdurend in contact met (lokale en internationale) ngo’s die actief zijn op dit terrein en ondersteunt diverse organisaties vanuit het Mensenrechtenfonds. Daarbij bevordert Nederland de samenwerking tussen LHBT-organisaties. Soms direct door faciliterend op te treden en organisaties met elkaar in contact te brengen, soms indirect door ondersteuning van projecten van ngo’s die versterkte samenwerking tot doel hebben.

Vraag 60

Op welke manier ondersteunt Nederland de organisatie van Gay Pride-evenementen? In welke landen steunt Nederland de organisatie van deze evenementen?

Antwoord

Nederland ondersteunt de organisatie van Gay Pride-evenementen via ambassades. De ambassades bieden steun door bijvoorbeeld ruimtes ter beschikking te stellen, (deel-)evenementen te organiseren, actief te participeren bijvoorbeeld in discussies of door het geven van een presentatie, mee te lopen in Pride Parades, openlijk steun te betuigen aan de organisatie en/of een financiële bijdrage te doen. De wijze waarop een ambassade Gay Pride-evenementen ondersteunt, wordt besloten in afstemming met de verantwoordelijke organisaties. De landen waarin Nederland Gay Prides ondersteunt, verschilt ieder jaar. Dit jaar ondersteunen Nederlandse posten in onder andere Albanië, Australië, Azerbeidzjan, Canada en Servië de Prides.

Vraag 61

Welke landen, waar LHBT-rechten onder druk staan, ontvangen OS-geld? In hoeverre en hoe vragen Nederlandse diplomaten in deze landen aandacht voor LHBT-rechten?

Antwoord

In veel landen die van Nederland OS-geld ontvangen staan de gelijke rechten voor LHBT onder druk. De mate waarin en de wijze waarop verschilt per land. Nederland zet zich in partnerlanden in voor het bevorderen van gelijke rechten voor LHBT. OS-programma’s dragen bij aan constructieve dialoog met autoriteiten, waardoor misstanden ter sprake kunnen worden gebracht. Anderzijds zijn OS-programma’s onder andere gericht op versterking van maatschappelijke organisaties, die zich kunnen inzetten voor de rechten van LHBT. Het doel is verbetering op lange termijn.

Vraag 62

Op welke wijze heeft u invulling gegeven aan uw prioriteit van gelijke rechten voor LHBT's richting islamitische landen, waar dit onderwerp veelal taboe is en onbespreekbaar?

Antwoord

Het onderwerp gelijke rechten voor LHBT ligt in Arabische regio inderdaad zeer gevoelig. Dit dwingt LHBT-organisaties veelal onder de radar te opereren. Ook de mogelijkheden van Nederlandse ambassades op dit onderwerp zijn beperkt. Toch zijn de posten in Libanon, Irak en Algerije actief op LHBT. Ambassades blijven zoeken naar mogelijkheden LHBT-organisaties en activisten te ondersteunen. Zo worden momenteel ook mogelijkheden bezien voor ondersteuning LHBT-organisaties in Marokko en Tunesië. Verder komt aandacht voor mensenrechten in het algemeen ook ten goede aan LHBT-gemeenschap.

Vraag 63

Welke landen zijn, naast Nederland, lid van de «LHBT-kerngroep» in de VN?

Antwoord

Argentinië, Brazilië, Colombia, El Salvador, Frankrijk, Israël, Japan, Kroatië, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zuid-Afrika (observer). Verder maken ook de Europese Unie, Human Rights Watch, International Gay and Lesbian Human Rights Commission en de OHCHR deel uit van de kerngroep.

Vraag 64

Wat zijn de mogelijkheden om het EU Grondrechtenagentschap een breder mandaat te geven, opdat dit agentschap krachtiger zou kunnen optreden?

Antwoord

De Europese Commissie kan besluiten voorstellen te doen tot aanpassing van de Oprichtingsverordening van het EU Grondrechtenagentschap, die het werkterrein waarop dit agentschap zelfstandig activiteiten kan ontplooien toespitst tot de voormalige eerste pijler van de Europese Unie. Vervolgens zal over dit voorstel een discussie in de Raad van Ministers plaatsvinden. Het kabinet heeft aangegeven (Kamerstukken I, 2013–2014, 32 317, DE) eventuele voorstellen om het werkterrein van het Grondrechtenagentschap te verbreden naar justitiële en politiële samenwerking met een positieve grondhouding tegemoet te zullen treden.

Vraag 65

Wat is de stand van zaken wat betreft de EU LHBTI-richtsnoeren, die bijna een jaar geleden werden vastgesteld? Bevordert dit daadwerkelijk eensgezind optreden van de EU? Zo ja, waaruit blijkt dit?

Antwoord

De aanname van de richtsnoeren heeft het onderwerp LHBTI binnen de EU hoger op de agenda geplaatst. Binnen de mensenrechtenwerkgroep van de EU (COHOM) is implementatie van de in juni 2013 aangenomen richtsnoeren LHBTI regelmatig onderwerp van gesprek. Nederland is groot voorstander van gemeenschappelijk EU-optreden in derde landen, maar meent dat de coördinatie vanuit de EU-Delegaties vaak nog niet optimaal is. Nederland dringt er binnen COHOM op aan hier nadere afspraken over te maken. Recentelijke besprekingen van LHBTI strategie documenten in COHOM (EU LHBTI strategie t.a.v. multilaterale organisaties/fora) en de Afrika-werkgroep COAFR (inzake LHBTI in Afrika) worden door Nederland gezien als goede ontwikkelingen. Voorts betrok COHOM recentelijk ngo’s bij de eerste evaluatie van de LHBTI-richtsnoeren.

Vraag 66

Wat zijn de resultaten van het Nationaal actieplan 1325 tot nu toe? Welke prioriteiten zijn gesteld tot het aflopen van het mandaat voor het Actieplan eind 2015?

Antwoord

Evenals het voorgaande plan is het NAP 1325 (2012–2015) een samenwerkingsverband tussen overheid en maatschappelijke organisaties, zij hebben het plan samen ontwikkeld en voeren het samen uit. Hierdoor kunnen strategische samenwerkingsverbanden ontstaan die de toegevoegde waarde van het NAP bepalen. Daarnaast voeren de ondertekenaars van het Nationaal Actieplan ieder voor zich een scala aan activiteiten uit gericht op de uitvoering van VN-Veiligheidsraad (VNVR)-resolutie 1325.

De inhoudelijke focus in dit NAP ligt op leiderschap en politieke participatie van vrouwen in situaties van conflict en wederopbouw. Vrede en veiligheid worden gekoppeld aan een actieve, krachtige rol van vrouwen. Het uiteindelijke doel van het plan is om een stimulerende omgeving voor vrouwelijk leiderschap en politieke participatie in fragiele staten, conflictgebieden en landen in transitie te ondersteunen, waardoor vredesprocessen meer inclusief, rechtvaardig en duurzaam worden.

Het NAP richt zich op plaatsen in de wereld waar vrede en veiligheid het sterkst in het gedrang zijn: fragiele staten, (voormalige) conflictgebieden en landen in transitie. Er bestaan reeds goede contacten in de focuslanden waar het vorige NAP zich op richtte: Afghanistan, Burundi, Colombia, the Democratische Republiek Congo (DRC), Sudan en de Republiek Zuid-Sudan. Vanwege de recente politieke omwentelingen in het Midden Oosten en Noord Afrika (MENA), is de MENA-regio als focusregio toegevoegd.

De meeste Nederlandse NAP-partners onderhouden nauwe contacten met lokale vrouwenorganisaties en individuele activisten in (voormalige) conflict gebieden. Deze mensen zijn de primaire belanghebbenden van het plan en hun opinie over de activiteiten die nodig zijn is beslissend.

In het laatste kwartaal van 2013 is een midtermreview uitgevoerd over alle activiteiten tussen oktober 2012 en oktober 2013. De review liet zien dat inderdaad strategische samenwerking tot stand komt tussen de ondertekenaars, bijvoorbeeld tussen verschillende departementen en ngo’s of samenwerking met diaspora organisaties. De samenwerking wordt door alle betrokkenen als verrijkend ervaren. Daarnaast integreren alle ondertekenaars resolutie VNVR 1325 nu in het werk van de eigen organisatie, bijvoorbeeld in het mission statement of in activiteiten. De gemeenschappelijke activiteiten dragen bovendien bij aan politieke steun en grotere kennis van de inhoud van VNVR resolutie 1325 bij Nederlandse en internationale organisaties en overheden.

Een groot aantal activiteiten in focuslanden wordt inmiddels geïmplementeerd door NAP ondertekenaars en hun lokale partners. Deze richten zich onder andere op politieke participatie van vrouwen in Burundi, DRC, en Zuid-Sudan, informatiedeling over lokale veiligheid tussen vrouwenorganisaties in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, steun aan organisatie van vrouwen om nationaal te pleiten voor een actieve rol van vrouwen bij conflictoplossing in Colombia, en een bewustwordingscampagne in Afghanistan.

Vraag 67

U noemt de door het Ministerie van Buitenlandse Zaken gefaciliteerde bijeenkomst van vrouwen en vrouwenorganisaties uit Syrië om tot een gezamenlijke inbreng in de vredesonderhandelingen begin dit jaar in Genève te komen. Kunt u uitleggen waarom u geen gehoor hebt gegeven aan soortgelijke oproepen vanuit religieuze minderheden in Syrië die zwaar te leiden hebben onder sterk toegenomen sektarische geweld in Syrië? Waarom heeft u geen bijeenkomst gefaciliteerd in het kader van godsdienstvrijheid?

Antwoord

Het kabinet heeft er prioriteit aan gegeven een zo inclusief mogelijke groep Syrische vrouwen, die gezamenlijk verschillende religies en achtergronden vertegenwoordigen, een stem te geven in het Syrische vredesproces. In de door Nederland gesteunde Syrische Oppositie Coalitie zetelen tevens Syriërs van diverse religieuze achtergronden. Juist het overstijgen van indeling en beoordeling van Syriërs naar religie kan volgens het kabinet tegenwicht geven aan verscherpte sektarische tegenstellingen en de sektarische nadruk die sommige partijen op het conflict proberen te leggen. Dat neemt niet weg dat het kabinet in het contact met partners aandacht blijft vragen voor het belang van religieuze tolerantie en de bescherming van minderheden.

Vraag 68

Welk concreet vervolg krijgt de informele brainstormsessie die Nederland heeft georganiseerd met de ngo «Girls not brides», waaraan verschillende landen en ngo’s uit Ethiopië en India deelnamen?

Antwoord

In januari 2014 is in Londen een door Canada georganiseerde vervolgbijeenkomst gehouden, waaraan ook vertegenwoordigers van enkele zuidelijke landen hebben deelgenomen. De steun voor de campagne tegen kindhuwelijken neemt toe. Door de aanwezige donorlanden (Canada, Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk en Nederland) zijn nadere afspraken gemaakt over afstemming en samenwerking. Er vindt bijvoorbeeld goed overleg plaats over de invulling van de financiering van UNICEF voor projecten tegen kindhuwelijken. Op 22 juli vindt in Londen de «Girl Summit 2014: a Future Free From Future Genital Mutilation & Early and Forced Marriage» plaats.

Vraag 69

Bent u bereid onderzoek te doen naar gedwongen kindhuwelijken in Syrische vluchtelingenkampen onder andere in Turkije waar de VN-vluchtelingenorganisatie (UNHCR) en de Turkse autoriteiten nauwelijks tegen optreden. Bent u bovendien bereid actie te ondernemen?

Antwoord

Nederland zal niet afzonderlijk onderzoek doen naar gedwongen kindhuwelijken in Syrische vluchtelingenkampen. Coördinatie van activiteiten is met name in humanitaire situaties essentieel om overlap te voorkomen en hulp efficiënt te kunnen leveren. Samen met de ngo «Girls Not Brides» maakt Nederland deel uit van de internationale campagne tegen kindhuwelijken. Nederland is een actieve pleitbezorger voor het tegengaan van kindhuwelijken in internationale gremia. Dat geldt ook voor de situatie in Syrische vluchtelingenkampen. UNHCR heeft bewustmakingsprogramma’s over kindhuwelijken voor Syrische vluchtelingen en focust op identificatie van kwetsbare gezinnen.

Vraag 70

Wanneer is de aanpak van mensenhandel «multidisciplinair»?

Antwoord

Een multidisciplinaire aanpak van mensenhandel betekent alertheid bij en inzet van een breed scala overheidsinstanties alsook betrokkenheid van ngo’s en samenwerking met de particuliere sector. Het multidisciplinaire karakter van de aanpak kan zowel in de preventieve fase tot uiting komen als bij de feitelijke bestrijding van mensenhandel en bij de opvang van slachtoffers. Een van de elementen van een multidisciplinaire aanpak is de gedachte dat, naast de rechtshandhavingsketen, ook bestuurlijke instanties zoals gemeenten een belangrijke rol toekomt. Een ander voorbeeld is de rol die arbeidsinspecteurs kunnen spelen in het signaleren van gedwongen arbeid. Naast de bundeling van kennis en expertise op nationaal niveau is uiteraard ook brede internationale samenwerking nodig.

Vraag 71

Wat betekent de uitspraak «Nederland blijft zich uitspreken tegen het opleggen en uitvoeren van de doodstraf» in de praktijk? Heeft Nederland de VS bijvoorbeeld aangesproken op de recente discussie over het mogelijk herinvoeren in een aantal staten van de elektrische stoel en het vuurpeloton vanwege problemen met dodelijke injecties?

Antwoord

Nederland zet zich wereldwijd in tegen de doodstraf en spreekt staten hierop aan. Een eerste stap naar het afschaffen van de doodstraf is het instellen van een moratorium op de doodstraf. Staten die de doodstraf voltrekken worden t.a.v. concrete zaken daarop door Nederland aangesproken. Voor zover mogelijk wordt dat in EU verband gedaan om zo effectief mogelijk te zijn. De EU-guidelines t.a.v. de doodstraf worden daarbij als uitgangspunt genomen.

In de Verenigde Staten is er een dalende trend m.b.t. de toepassing van de doodstraf. Nederland en de EU spreken zich uit tegen de toepassing van de doodstraf in de Verenigde Staten en sinds 2012 mogen bedrijven uit de EU geen stoffen meer leveren aan de Verenigde Staten indien deze worden gebruikt voor de doodstraf. De discussie die in de Verenigde Staten is ontstaan in verband met het ontbreken van stoffen voor dodelijke injecties bij de doodstraf is een interne discussie waar Nederland zich niet in mengt. Nederland blijft uitdragen dat het voor de afschaffing van de doodstraf is.

Vraag 72

In welke landen heeft Nederland zich in het kader van het mensenrechtenbeleid ingespannen voor de bestrijding van de doodstraf? Kunt u een overzicht geven van de landen waar Nederland in dit verband actief in was? Kunt u per land aangeven welke organisaties zijn ondersteund en om welke bedragen het gaat?

Antwoord

Nederland steunt diverse organisaties die zich inzetten voor de afschaffing van de doodstraf. Zo wordt vanuit het Mensenrechtenfonds een organisatie gesteund die trainingen en onderzoek verricht in een aantal landen in Azië met als doel het doodstrafbeleid in deze landen te veranderen. Ook draagt Nederland bij aan regionale conferenties op dit thema zoals een conferentie in Hong Kong waarbij een Nederlandse deskundige als spreker deelnam.

Daarnaast worden vanuit de EU ngo’s gesteund die zich inzetten voor de afschaffing van de doodstraf. Het European Instrument for Democracy and Human Rights (EIDHR) schrijft hiervoor jaarlijks een tender uit. Het EIDHR heeft jaarlijks een totaalbedrag van 160 miljoen euro beschikbaar om uitvoering te geven aan de prioriteiten van het EU-mensenrechtenbeleid, waaronder het tegengaan van de doodstraf.

Vraag 73

Hoe staat u tegenover het principe van Responsibility to Protect (RtoP)? In welke mate acht u dit principe toepasbaar? Welke rol is hierin voor een land als Nederland weggelegd? Welke criteria houdt Nederland aan ten aanzien van het beoordelen van de schaal van de misdaad in kwestie?

Antwoord

RtoP heeft een belangrijke plaats binnen het Nederlandse buitenlands beleid, meer in het bijzonder in het beleid ten aanzien van de bevordering van de ontwikkeling van de internationale rechtsorde en het mensenrechtenbeleid. Wereldleiders hebben het principe van RtoP in 2005 unaniem aanvaard. Het is een belangrijk principe, waarbij staten zelf in eerste instantie de verantwoordelijkheid hebben hun bevolking te beschermen tegen genocide, misdrijven tegen de menselijkheid, etnische zuivering en oorlogsmisdrijven. Preventie staat centraal. De internationale gemeenschap heeft een verantwoordelijkheid staten te ondersteunen bij bescherming. Als staten hun bevolking niet kunnen of willen beschermen, dan heeft de internationale gemeenschap een verantwoordelijkheid om tijdig en vastberaden actie te ondernemen, onder andere door sancties, bemiddeling, embargo's, doorverwijzing naar het Internationaal Strafhof en in de laatste instantie militair ingrijpen met een mandaat van de VNVR.

Nederland is een aanjager van discussies over en toepassing en implementatie in VN-context als co-voorzitter van de Group of Friends en door ministeriële bijeenkomsten te organiseren en marge van de opening van de AVVN. Ook in EU-verband neemt Nederland het initiatief tot discussie over de rol van de EU bij implementatie van RtoP. Tot slot heeft Nederland dit jaar de bijeenkomst van focal point RtoP georganiseerd samen met Botswana, waar implementatie en de rol van staten daarbij centraal stond. Ook draagt Nederland bij aan implementatie door onder andere rule of law en SSR programma's, ondersteuning van de inzet van het mensenrechteninstrumentarium van de VN, bijdragen aan vredesmissies, steun voor doorverwijzing naar het Internationaal Strafhof, het instellen van embargo's en sancties in EU- verband, en zorgdragen voor vastleggen van ernstige schendingen.

Het principe van RtoP is beperkt tot genocide, misdrijven tegen de menselijkheid, etnische zuivering en oorlogsmisdrijven. De definitie van sommige van deze misdrijven, met name van misdrijven tegen de menselijkheid, omvat een schaalelement. Hoewel het principe van RtoP verder geen onderscheid maakt op basis van de schaal waarop misdrijven worden gepleegd, spreekt het voor zich dat hoe massaler de wreedheden hoe belangrijker het is om deze te voorkomen en om eventueel op te treden.

Vraag 74

Hoe vindt u dat het RtoP-principe zich heeft ontwikkeld sinds het Libië-precedent n.a.v. VNVR-resolutie 1973?

Vraag 75

Wat is de stand van zaken aangaande de discussie over Responsibility to Protect binnen de Verenigde Naties? Welke ontwikkelingen hebben zich het afgelopen jaar voorgedaan?

Vraag 76

Welke landen binnen de Verenigde Naties zijn kritisch over Responsiblity to Protect en wat zijn hun belangrijkste punten van kritiek?

Antwoord op vraag 74, 75 en 76

Het principe van RtoP heeft aan steun gewonnen in de afgelopen jaren in VN-context, zo heeft de VNVR in het afgelopen jaar in 9 resoluties gerefereerd aan de verantwoordelijkheid van staten om de bevolking te beschermen en in twee daarvan wordt uitgebreider aan RtoP gerefereerd. De discussie richt zich vooral op de implementatie van RtoP. Libië heeft bijgedragen aan de relevantie van het principe en heeft tegelijkertijd nieuwe vragen en dilemma’s opgeworpen over implementatie. De landen die kritisch zijn over RtoP zijn dat vooral over de mogelijkheid van militair ingrijpen, de verantwoordelijkheid van de staat en de verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap om staten te ondersteunen staan niet ter discussie. Landen als Venezuela, Cuba en China zijn kritisch over het feit dat RtoP inbreuk zou maken op de soevereiniteit van staten. Landen als Brazilië en Zuid-Afrika kijken vooral naar de wijze waarop over de uitvoering van een gemandateerde missie die (mede) berust op het principe van RtoP verantwoording wordt afgelegd aan de VNVR.

Vraag 77

Wat zijn de resultaten van de inspanningen van Nederland om de rol van de EU op het gebied van preventie van massale wreedheden vorm te geven? Wat waren de conclusies van de expertbijeenkomst van 23 januari 2014 en tot welke vervolgacties is besloten?

Antwoord

De door Nederland en Denemarken geïnitieerde bijeenkomst heeft een groot aantal experts uit EU-lidstaten, EDEO en de Europese Commissie bijeengebracht. De Speciaal Adviseur van de SGVN voor RtoP, Jennifer Welsh, woonde de bijeenkomst bij. Centraal stond de vraag hoe de EU beter gebruik kan maken van haar instrumentarium ter preventie van RtoP-misdrijven. Een belangrijke uitkomst is dat het early warning systeem dat de EU momenteel uitrolt ook risicofactoren op RtoP in overweging neemt. Daarnaast is EDEO voornemens om bij aantreden van een nieuwe Europese Commissie haar RtoP- beleid vast te leggen, zoals het Europees Parlement in april 2013 aan EDEO heeft verzocht in een resolutie. Nederland blijft er bij EDEO op aandringen een focal point te benoemen. RtoP blijft tenslotte een terugkerend onderwerp op de agenda van o.a. de VN-werkgroep.

Vraag 78

Kunt u – in het kader van de discussie over Responsibility to Protect – aangeven in welke landen naar uw opvatting de internationale gemeenschap momenteel een verantwoordelijkheid heeft staten te steunen of zelf in te grijpen zodat bevolkingen tegen de ernstigste mensenrechtenschendingen kunnen worden beschermd? Is er internationaal consensus over deze lijst van landen? Indien neen, waarom niet?

Antwoord

Het Global Center for the Responsibility to Protect brengt tweemaandelijks een RtoP- monitor uit, waarin «populations at risk» worden benoemd. Dit is voor de internationale gemeenschap een nuttige leidraad. Daarnaast worden veel landen waar ernstige schendingen plaatsvinden besproken in de VNVR. Er is geen internationaal overeengekomen lijst van landen. Een dergelijke lijst zou teveel zelf onderwerp van discussie worden en dat zou implementatie in de weg kunnen staan.

Vraag 79

Welke bedrag heeft Nederland uitgegeven aan de bevordering van internetvrijheid? In welke landen is dit geld besteed?

Antwoord

Nederland heeft in 2013 aan meerdere meerjarige contracten ongeveer 4,5 miljoen euro besteed. Deze projecten richten zich op het Midden-Oosten, Afrika en Azië, meer specifiek: Iran, Egypte, Irak, Jordanië, Syrië, Tunesië, Marokko, Birma, Burkina Faso, China, Cuba, DRC, Egypte, Kazachstan, Kenia, Koeweit, Libanon, Mexico, Moldavië, Oekraïne, Rusland, Sri Lanka, Venezuela, Wit-Rusland en Zimbabwe.

Vraag 80

Kunt u aangeven in welke conflictsituaties Nederland actief is op het gebied van bevordering van internetvrijheid?

Antwoord

Nederland is via het Mensenrechtenfonds betrokken bij de bevordering van internetvrijheid in een aantal conflictgebieden. Daarnaast zijn het Digital Defenders Partnership (waar Nederland deel van uitmaakt) en haar strategische partnerorganisaties internationaal actief in veel risicogebieden. Ondersteuning wordt onder meer geboden aan kritische internetgebruikers in Centraal-Azië, in de MENA-regio, in Zuid- en Midden-Amerika en in risicogebieden in Afrika.

Vraag 81

In 2013 werden er in 24 landen wetsvoorstellen geïntroduceerd om de vrijheid van meningsuiting in te perken. Uit de rapportage blijkt dat er op nationaal, Europees en internationaal niveau veel afzonderlijke acties worden ondernomen. Is er, naast deze acties, ook sprake van inzet ten behoeve van een overkoepelende aanpak op internationaal niveau? Wat is uw inzet?

Antwoord

Uit het Mensenrechtenfonds is partnerorganisatie Artikel 19 ondersteund voor het uitvoeren van een breder programma op dit terrein. Binnen dit project heeft Artikel 19 in 2013 meerdere objectieve juridische analyses opgesteld over wetgeving die van invloed kan zijn op de vrijheid van meningsuiting en het recht op informatie. Daarnaast heeft Artikel 19 zelf of hebben partnerorganisaties op basis van deze analyses gelobbyd bij de relevante regeringen tegen het introduceren van beperkingen en voor het opnemen van waarborgen voor de vrijheid van meningsuiting in wetgeving. Verder wordt de introductie van deze wetgeving binnen verschillende gremia besproken, zoals binnen de EU, de OVSE, de RvE, de VN (m.n. UNESCO). In de recent aangenomen EU «Guidelines on Freedom of Expression, Online and Offline» wordt ook uitgebreid aandacht besteed aan de bevordering van wetgeving die de vrijheid van meningsuiting beschermt en worden operationele richtlijnen gegeven voor EU-actie op dit terrein. Nederland ondersteunt deze richtlijnen en opereert zoveel mogelijk langs deze lijnen binnen EU verband. In veel gevallen is de inzet bij de introductie van nieuwe nationale wetgeving die de vrijheid van meningsuiting dreigt te beperken eerst op het niveau van lokale EU ambassades tot een gezamenlijke verklaring te komen en vervolgens evt. te demarcheren bij de autoriteiten.

Vraag 82

Is er volgens u sprake van verslechtering van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging wereldwijd? Zo ja, waarom spreekt u hier geen zorgen over uit, maar wel over de verslechtering van de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid?

Antwoord

Er is geen eenduidig beeld van verbetering, dan wel verslechtering op het gebied van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Ontwikkelingen verschillen van land tot land. Nederland pleit met regelmaat voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in verschillende fora.

Vraag 83

Gesteld wordt dat journalisten in Syrië getraind werden om tot objectieve berichtgeving te komen. Is het door de Nederlandse overheid mede gefinancierde project om zogenoemde burgerjournalisten met communicatiemiddelen uit te rusten stopgezet? Welke criteria en controlemechanismen legt de regering aan om de door haar gewenste objectiviteit in de berichtgeving te kunnen waarborgen?

Antwoord

De ondersteuning van een project gericht op het bevorderen van onafhankelijke journalistiek dat wordt uitgevoerd door Free Press Unlimited loopt nog. Bij alle projecten die uit het Mensenrechtenfonds worden gefinancierd wordt de voortgang regelmatig geëvalueerd met de uitvoerder. Verder wordt door deze uitvoerders samengewerkt met door hen geselecteerde lokale partners die de situatie op de grond kunnen monitoren en kunnen aangeven wanneer er aanpassingen benodigd zijn. Bij projecten in Syrië wordt gezien de situatie aldaar heel strikt gemonitord op afstand en voor zover mogelijk ter plekke. De uitvoerder selecteert journalisten op basis van kwaliteit en diversiteit zodat zo onafhankelijk en onpartijdig mogelijk wordt verslaggegeven. Ook wordt gebruik gemaakt van peer-to-peer controle van verhalen en in trainingen wordt uitgebreid aandacht besteed aan kwaliteit en professionele journalistieke standaarden. De situatie in Syrië is zo dat niet alle risico’s kunnen worden vermeden, maar Free Press Unlimited heeft veel ervaring op dit terrein en is zich terdege bewust van de risico’s.

Vraag 84

Welke acties heeft de Freedom Online Coalitie, met Nederland als «voortrekker», ondernomen tegen de blokkade van Twitter en Youtube door de kandidaat EU-lidstaat Turkije?

Antwoord

De blokkade van Twitter en Youtube door kandidaat EU-lidstaat Turkije heeft geleid tot verontwaardiging bij EU-lidstaten en de Verenigde Staten. Veel landen hebben bilateraal hun zorgen geuit over de gevolgen van de blokkade voor de vrijheid van meningsuiting en democratie in Turkije. Ook op EU-niveau is een verklaring uitgegaan langs deze lijn en onder verwijzing naar de verplichtingen van Turkije onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Een afzonderlijke verklaring door de Freedom Online Coalitie werd niet opportuun geacht. De blokkade van de genoemde media is intussen opgeheven.

Vraag 85

Kunt u aangeven in hoeverre de door Edward Snowden onthulde praktijken van Amerikaanse inlichtingendiensten in strijd zijn met mensenrechten en het recht op privacy?

Antwoord

Of vermeende praktijken van de Amerikaanse inlichtingendiensten in strijd zijn met mensenrechten en het recht op privacy kan niet in zijn algemeenheid worden beoordeeld. Dit hangt af van de betreffende activiteit, de wijze waarop deze wordt uitgevoerd en de voorzorgen die daarbij worden genomen. In januari 2014 heeft President Obama Presidential Policy Directive/PDD-28 uitgevaardigd, die voorschrijft dat nadrukkelijker rekening moet worden gehouden met het recht op privacy bij voorgenomen signals intelligence activiteiten van de Verenigde Staten. Desondanks heeft het VN-Mensenrechtencomité in april 2014 zijn zorg uitgesproken over de gevolgen van het onderscheppen van communicatie door de Verenigde Staten voor het recht op privacy van individuen.

Vraag 86

Hoe zette Nederland concreet in op een sterke mensenrechtencomponent en wat was het resultaat van deze inzet in de discussie in de Algemene Vergadering van de VN over het recht op privacy?

Antwoord

Nederland maakt zich op bilateraal en multilateraal niveau hard voor het online en offline respecteren van mensenrechten door overheden en zal dat in de toekomst blijven doen. Een voorbeeld is de co-sponsoring van de AVVN-resolutie «The right to privacy in the digital age» eind 2013. Nederland nam actief deel aan de onderhandelingen om tot een tekst te komen met een sterke mensenrechtencomponent. Het resultaat van de onderhandelingen is een breed gedragen resolutie die oproept tot het respecteren van mensenrechten en het recht op privacy, maar die ook erkent dat op grond van nationale veiligheid bij uitzondering inbreuk gemaakt kan worden op privacy.

Vraag 87

Waarom is vrijheid van godsdienst voor u slechts één van de beleidsthema's en niet langer prioriteit? Zijn de schendingen van de godsdienstvrijheid wereldwijd minder ernstig geworden dan ten tijde van de vorige kabinetsperiode, toen godsdienstvrijheid nog wel prioriteit was?

Antwoord

Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is één van de beleidsthema’s binnen het mensenrechtenbeleid en daarmee één van de prioriteiten van het kabinet. De inzet van Nederland op dit onderwerp is dezelfde gebleven.

Vraag 88

In onder andere Noord-Korea probeert Nederland volgens de Mensenrechtenrapportage actief in dialoog te treden met de overheid en worden projecten ondersteund ter bescherming van godsdienstige en levensbeschouwelijke minderheden en individuen. Hoe geeft Nederland invulling aan deze inzet? En toonde de Noord-Koreaanse overheid zich ontvankelijk voor deze dialoog?

Antwoord

Tijdens gesprekken met de Noord-Koreaanse overheid wordt aandacht gevraagd voor de mensenrechtensituatie in dat land. Meest recent gebeurde dit tijdens een bezoek van de Nederlandse ambassadeur in Seoel aan Pyongyang (september 2013) en tijdens een bezoek van de Noord-Koreaanse ambassadeur aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken (januari 2014). Ook in het kader van de UPR wordt Noord-Korea door Nederland aangesproken op de mensenrechtensituatie. Dialoog over mensenrechtenonderwerpen verloopt moeizaam, mede omdat Noord-Korea niet erkent dat er problemen zijn. Toch acht het kabinet het van belang om dialoog, zowel in EU- en VN-verband als bilateraal, open te houden om op termijn verbeteringen van de situatie te kunnen bevorderen.

Vanwege de beperkte mogelijkheden in Noord-Korea zelf vinden projecten gericht op verbetering van de mensenrechtensituatie noodgedwongen buiten dat land plaats. Zo werd in 2013 de vertaling en verspreiding van een rapport over godsdienstvrijheid, zoals opgesteld door een ngo in Zuid-Korea, door Nederland gefinancierd.

Vraag 89

Zijn rapportages beschikbaar over de aard en uitkomsten van de dialoog over vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in de genoemde negen landen waar Nederland op dit gebied actief is? Zo ja, kunt u deze rapportages beschikbaar stellen? Zo nee, wanneer worden deze rapportages verwacht? Welke resultaten zijn er bereikt op dat gebied? Kunt u een overzicht verschaffen van geboekte resultaten?

Antwoord

Er zijn geen rapportages beschikbaar over de uitkomsten van de dialogen met de negen landen. Voorbeelden van activiteiten staan in de mensenrechtenrapportage 2013 en zijn opgenomen in de daarbij horende wereldkaart op de rijksoverheid website.

Eind 2014 is een evaluatie gepland van de pilot godsdienstvrijheid. De uitkomsten daarvan worden meegenomen in de Mensenrechtenrapportage 2014.

Vraag 90

Wat verwacht u van de nieuwe Indiase regering onder leiding van Narendra Modi m.b.t. de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging? Gaat u daarover – mogelijk ook in EU verband – met de Indiase regering in gesprek gezien de benodigde zorgen binnen en buiten India op dit gebied?

Antwoord

De regering is op 26 mei jl. beëdigd. Uit het gevoerde beleid zal moeten blijken wat de opstelling is ten opzichte van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en of er een aanleiding zou zijn om daar het gesprek over aan te gaan.

Vraag 91

Kunt u nog eens helder maken dat zelfregulering van het bedrijfsleven boven opgelegde normen gaat? Kunt u voorts helder maken dat rapportageverplichtingen zoveel mogelijk moeten worden vermeden ten gunste van zelfrapportage? Kunt u tot slot helder maken dat internationale standaarden, indien opgelegd aan het bedrijfsleven, altijd worden afgewogen tegen de mogelijkheid dat deze tot eenzijdige kostenverhogingen voor het exporterende en investerende Nederlandse bedrijfsleven zullen leiden?

Antwoord

Overheden van landen waarin Nederlandse bedrijven opereren of waarvandaan zij importeren hebben de primaire plicht om de mensenrechten van hun bevolking te beschermen. Ook wanneer deze overheden daarin falen, is het de verantwoordelijkheid van de betreffende bedrijven om de mensenrechten in dat land te respecteren. De Nederlandse overheid verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij hun verantwoordelijkheid invullen conform de OESO Richtlijnen voor multinationale ondernemingen.

Prikkels of verplichtingen van overheidswege kunnen echter worden overwogen wanneer het bedrijfsleven die verantwoordelijkheid uit eigen beweging niet of onvoldoende neemt, bijvoorbeeld in de vorm van rapportageverplichtingen. Om verantwoord ondernemen in internationale ketens te bevorderen kan de acceptatie van internationale standaarden behulpzaam zijn. Wanneer het eventueel opleggen daarvan aan het bedrijfsleven aan de orde zou zijn, heeft Europees beleid, vanwege interne markteffecten en gelijk speelveld voor Nederlandse ondernemers, altijd de voorkeur boven nationaal beleid.

Vraag 92

Welke stappen zijn gezet aangaande de vijf hoofdpunten uit het Nationaal actieplan bedrijfsleven en mensenrechten? Kan hier per actiepunt een overzicht van worden gegeven?

Antwoord

Hier volgt een overzicht van de stand van zaken van de actiepunten uit hoofdstuk 4 van het Nationaal actieplan bedrijfsleven en mensenrechten.

Beleidscoherentie

  • Prioriteiten voor het Nederlandse EU-voorzitterschap: interne beraadslagingen zijn nog gaande.

  • E-learning voor Rijksoverheid: het Ministerie van Buitenlandse Zaken is in overleg met een aantal partijen over de opzet van deze cursus, en heeft de behoeften geïnventariseerd bij verschillende departementen en rijksdiensten.

  • Evaluatie duurzaam inkoopbeleid: de uitvoering van de evaluatie is begin juni 2014 gestart. De Kamer zal in het najaar worden geïnformeerd over de uitkomsten.

Vertaalslag due diligence

  • Opleidingen tot managers en ondernemers: mogelijkheden op dit punt worden onderzocht.

  • SER-subsidie: de workshops voor bedrijven zijn door de SER afgerond. Ook heeft de SER een handreiking opgesteld voor bedrijven om hun due diligence-beleid te helpen vormgeven. De SER heeft verder aan het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) gevraagd een handvat te ontwikkelen om maatschappelijk verantwoord ondernemen en due diligence te integreren in bestaande risicomanagementsystemen, waaronder systemen gebaseerd op de ISO 31000-standaard. Een openbare conceptversie hiervan zal in september gepubliceerd worden voor commentaar van belanghebbenden. Eind 2014 zal de definitieve versie worden vastgesteld.

  • Global Compact: Global Compact Nederland heeft een voorstel ingediend bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor een vervolg op de publicatie «How to do Business with Respect for Human Rights?». Momenteel wordt beoordeeld of dit voorstel voldoet om vanuit het Mensenrechtenfonds gefinancierd te worden.

  • Interdepartementale cursus: dit actiepunt is voltooid.

  • Commissie zorgplicht: de Kamer wordt hier medio 2014 over geïnformeerd.

Transparantie en rapportage

  • Sector Risico Analyse: in de analyse heeft KPMG 13 prioritaire sectoren benoemd. Per sector is begin juli een conceptagenda met materiële maatschappelijke risico’s beschikbaar. Deze dertien agenda’s vormen input voor gesprekken tussen sectoren, maatschappelijke organisaties en overheid die mogelijk kunnen leiden tot concrete afspraken in convenanten. De Kamer wordt hierover voor de zomer apart per brief geïnformeerd.

  • Corporate Governance Code: de naleving van de code wordt gemonitord door de Monitoring Commissie Corporate Governance Code. Elk jaar publiceert de monitoringcommissie een nalevingsrapport met haar conclusies. In het laatste nalevingsrapport werd geconstateerd dat de toepassing van de code, voor zover het maatschappelijk verantwoord ondernemen betreft, «erg hoog» was. Dit betekent dat het merendeel van de bedrijven melding doet in het jaarverslag van de goedkeuring van de Raad van Commissarissen van het maatschappelijk verantwoord ondernemen-beleid. De monitoringcommissie zal dit jaar – als onderdeel van de evaluatie van de code – bezien of de manier waarop maatschappelijk verantwoord ondernemen op dit moment in de code is opgenomen concreter moet worden ingevuld.

Remediemogelijkheden

  • Startfinanciering ACCESS Facility: dit actiepunt is voltooid.

  • Conferentie ACCESS Facility: dit actiepunt is voltooid.

  • Instellingsbesluit NCP: Het proces van wijziging van het Instellingsbesluit NCP is bijna afgerond. Voor de zomer wordt de Kamer hierover per brief verder geïnformeerd.

  • SER-advies betrokkenheid OESO Nationaal Contactpunt (NCP) bij mvo-convenanten: de SER heeft geadviseerd inderdaad het NCP hierbij te betrekken. De SER heeft ook aangegeven later in meer detail terug te zullen komen op de mogelijke rol voor het NCP.

Vraag 94

Welke activiteiten gaat u in 2014 ondernemen (of heeft u reeds ondernomen) om uw politieke steun aan de Child Labour Free Zone benadering – zoals u die onder heeft uitgedragen in Brazilië en Uganda – verder te concretiseren in uw contacten met derde landen en internationale organisaties?

Antwoord

De financiële steun voor het Child Labour Free Zones programma vanuit het Mensenrechtenfonds is in 2014 fors uitgebreid, en beslaat nu projecten in India, Zimbabwe, Uganda, Mali, Nicaragua en Turkije. Deze succesvolle aanpak wordt, wanneer relevant, uitgedragen in contacten met derde landen en (internationale) organisaties. In het algemeen bepleit Nederland een integrale aanpak van kinderarbeid, waarbij alle belanghebbenden – inclusief bedrijven – betrokken worden.

Vraag 95

Tijdens haar bezoek aan India in september 2013 vroeg de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bij politici en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties aandacht voor het gezamenlijk aanpakken van kwesties gerelateerd aan maatschappelijk verantwoord ondernemen, zoals kinderarbeid. Had de Minister de indruk dat politici en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties hier geen aandacht voor hebben?

Antwoord

Tijdens de missie van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking naar India in september 2013 heeft zij het thema maatschappelijk verantwoord ondernemen herhaaldelijk opgebracht in haar gesprekken met politici en maatschappelijke organisaties. Men bleek over het algemeen wel degelijk ontvankelijk te zijn voor dit thema. Dit heeft er onder meer toe geleid dat tijdens de missie is afgesproken om het thema maatschappelijk verantwoord ondernemen in de volgende missie in 2014 verder uit te diepen en een dialoog te voeren over dit thema met politici, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven.

Vraag 96

Zijn er concrete activiteiten ondernomen – al dan niet in het kader van het Indiaas-Nederlandse Memorandum of Understanding (MoU) op dit gebied – in vervolg op het bezoek van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan India waar met politici en maatschappelijke organisaties is gesproken over onder meer kinderarbeid. Betreft dit ook activiteiten ter bestrijding van gebonden (kinder)arbeid in de Zuid-Indiase kledingindustrie?

Antwoord

De samenwerking met het Indiase Ministerie van Corporate Affairs spitst zich toe op samenwerking en kennisuitwisseling op het vlak van maatschappelijk verantwoord ondernemen en corporate governance. Het Indiase Ministerie van Corporate Affairs zoekt vooral samenwerking op onderwerpen als accountancy, voorlichting voor bedrijven, werking van de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en het uitwisselen van best practices, bijvoorbeeld via samenwerking met het Indian Institute for Corporate Affairs (IICA). Voor het onderwerp kinderarbeid verwijst het Ministry for Corporate Affairs naar andere samenwerkingspartners.

Kinderarbeid is een onderwerp dat standaard op de agenda staat in overleg tussen Nederland en de ILO, zowel op het niveau van het hoofdkantoor als op dat van de vestiging in India.

Vraag 97

Wat zijn de resultaten van het mede door Nederland gefinancierde Child Labour Platform van ILO-IPEC en Global Compact? Welke niet-westerse bedrijven zijn met de Nederlandse bijdrage inmiddels bij het Platform betrokken?

Antwoord

Het Child Labour Platform (CLP) is opgezet als «multistakeholder» netwerk om ideeën en goede voorbeelden uit te wisselen over het tegengaan van kinderarbeid. De opdracht waar het CLP voor staat is dus het bijeenbrengen van zoveel mogelijk partijen en het faciliteren van nuttige uitwisseling.

Met Nederlandse financiering heeft het platform in september 2013 en maart 2014 twee grote en goedbezochte bijeenkomsten gehouden, onder meer over innovatieve manieren om kinderarbeid uit de productieketen te weren. Op de bijeenkomsten waren bedrijven, werkgeversorganisaties, vakbonden en ngo’s aanwezig. Onder meer Coca-Cola, Mars en Telefonica deelden hun ervaringen en ideeën met betrekking tot het uitbannen van kinderarbeid.

De Nederlandse financiering is verder cruciaal voor het platform om contacten met bijvoorbeeld (institutionele) beleggers te onderhouden. Het platform houdt geregeld «webinars» om dergelijke partijen voor te lichten over het voorkomen van kinderarbeid. Het CLP werkt aan een handreiking voor bedrijven getiteld «How to do business with respect for children’s rights to be free from child labour», gebaseerd op de UN Guiding Principles on Business and Human Rights.

Het CLP verricht ook waardevol onderzoek, bijvoorbeeld naar de mogelijkheden om leeftijden te verifiëren, naar de werkterreinen die gevaarlijk zijn voor kinderen, en naar beleid en regelgeving in landen waar de risico’s op kinderarbeid het hoogst zijn.

Uitbreiding van het lidmaatschap is een belangrijke uitdaging voor het CLP, ook omdat van bedrijven zelf een bijdrage wordt gevraagd om het platform duurzaam te maken. Die bijdrage is wel progressief naargelang de omvang van het bedrijf, om lidmaatschap zo laagdrempelig mogelijk te maken. Het betrekken van niet-westerse bedrijven is bijzonder uitdagend omdat in zuidelijke landen gemiddeld minder publieke druk is om kinderarbeid tegen te gaan. Het lidmaatschap werd in 2013 met hulp van de Nederlandse financiering uitgebreid met Social Projects and Engineering SAS uit Colombia en het Global Compact Network Ecuador, evenals een ngo uit Birma (Radanar Ayar Association).

Vraag 98

In hoeverre acht u een toekomst waarin nationaal mensenrechtenbeleid vervangen wordt door een gezamenlijk en centraal mensenrechtenbeleid op EU-niveau wenselijk?

Antwoord

Totale vervanging van het nationale mensenrechtenbeleid door een EU-mensenrechtenbeleid is niet aan de orde en is ook niet wenselijk. Het mensenrechtenbeleid van de EU en haar lidstaten kan juist complementair zijn, zodat het geheel meer waard is dan de som der delen. Nederland kan bijvoorbeeld verder gaan dan de EU-lijn als het gaat om gelijke rechten voor LHBT, omdat hiervoor in de Nederlandse samenleving meer draagvlak is dan in sommige andere lidstaten. Voor een coherent optreden is het wel essentieel dat de Unie en haar lidstaten hun beleid goed op elkaar afstemmen.

Vraag 99

Waaruit blijkt dat extern EU-mensenrechtenbeleid in 2013 een succes was?

Antwoord

Er zijn verschillende successen te noemen van het externe EU-mensenrechtenbeleid in 2013. De lidstaten bereikten bijvoorbeeld overeenstemming over richtsnoeren voor de bevordering van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, en voor gelijke rechten voor LHBT. Deze richtsnoeren maken het makkelijker voor de EU en haar lidstaten om elkaars inzet te versterken op deze voor Nederland belangrijke thema’s. Ook de vaststelling in 2013 van 123 landenstrategieën voor mensenrechten was een belangrijke stap voor een coherent optreden van de EU. Verder werd in 2013 met de regering van Birma, een land dat decennialang in een internationaal isolement verkeerde en een slechte staat van dienst had op het gebied van mensenrechten, afgesproken een mensenrechtendialoog op te starten. 2013 was ook het eerste volledige jaar waarin de EU Speciaal Vertegenwoordiger voor Mensenrechten, Stavros Lambrinidis, in functie was. Daarmee is de zichtbaarheid en effectiviteit van het mensenrechtenbeleid van de EU merkbaar vergroot. Voor een vollediger overzicht van de resultaten van het EU-externe mensenrechtenbeleid in 2013 wordt verwezen naar de EU-mensenrechtenrapportage, die binnenkort verschijnt.

Vraag 100

Welke verklaringen inzake mensenrechten zijn in 2013 op voorstel van Nederland door de Hoge Vertegenwoordiger uitgesproken?

Antwoord

De verklaringen van de Hoge Vertegenwoordiger worden op initiatief van EDEO uitgebracht, hierbij is ook ruimte en betrokkenheid van de lidstaten. De Hoge vertegenwoordiger kiest haar eigen lijn.

Vraag 101

Kunt u aangeven wat in financiële termen (grofweg) de verhouding is tussen de totale inzet op mensenrechten door Nederland in 2013 en het Nederlandse aandeel in de volledige inzet op mensenrechten door de EU in hetzelfde jaar?

Antwoord

Het «mensenrechteninstrument» van de EU (European Instrument for Democratization and Human Rights (EIDHR)) valt onder Categorie IV (Extern Beleid) van de EU-begroting. Het heeft een beperkte omvang: in de periode 2007–2013 bedroeg deze 1,2 miljard euro. In 2013 werd daarvan circa 110 miljoen euro uitgegeven. Nederland droeg hieraan – volgens de verdeelsleutel voor de EU-begroting – ongeveer 5% bij: dat komt neer op ongeveer 5,5 miljoen euro. Ter vergelijking: de Nederlandse uitgaven aan het Mensenrechtenfonds bedroegen grofweg 32 miljoen euro in 2013.

Overigens is het EIDHR niet het enige instrument met een inzet op mensenrechten. Ook vanuit andere (qua omvang veel grotere) instrumenten van het extern beleid van de Unie (zoals het Ontwikkelingssamenwerkingsinstrument, het nabuurschapsinstrument, het pre-accessie instrument) en vanuit het Europees Ontwikkelingsfonds wordt bijgedragen aan het bevorderen van mensenrechten in partnerlanden, maar deze activiteiten worden niet als zodanig uitgesplitst. Het daadwerkelijk Nederlands aandeel aan Europese inspanningen ter bevordering van mensenrechten ligt dus aanzienlijk hoger dan de bovengenoemde 5,5 miljoen euro.

Vraag 102

Waar ziet u met name de toegevoegde waarde van de inzet op mensenrechten door de EU in plaats van bilateraal?

Antwoord

De toegevoegde waarde van EU-inzet op mensenrechten ten opzichte van de bilaterale inzet van Nederland ligt met name op het vlak van invloed. De EU is op het internationale toneel een veel grotere speler dan Nederland. De EU heeft meer geld, meer instrumenten en meer ingangen om mensenrechten te bevorderen dan Nederland alleen.

Vraag 103

Welke bijdrage levert Nederland aan het Europees Fonds voor Democratie?

Antwoord

Nederland levert 1 miljoen euro aan het European Endownment for Democracy voor de periode 2014–2015.

Vraag 105

In de rapportage staat dat er nog «veel winst te behalen valt» in de implementatie van de mensenrechtenrichtsnoeren van de EU. Welke terreinen betreft dit en hoe wordt dit opgepakt?

Antwoord

Dit betreft o.a. de terreinen LHBT, mensenrechtenverdedigers en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. De implementatie van deze richtsnoeren is regelmatig onderwerp van gesprek binnen COHOM. Verder worden Nederlandse ambassades in derde landen aangemoedigd om met EU delegaties en ambassades van EU landen in gesprek te gaan over de implementatie van de richtsnoeren in die landen. Ook is Nederland voortdurend in gesprek met diverse ngo’s over de wijze waarop de richtsnoeren beslag krijgen in de diverse landen en multilaterale fora.

Vraag 106

Wat zijn de resultaten van de EU mensenrechtendialogen met de genoemde landen? Zijn evaluaties van deze dialogen beschikbaar? Zo nee, wanneer zijn deze voorzien? Zo ja, kunnen deze worden gedeeld met de Tweede Kamer? Overweegt u de aard en resultaten van deze dialogen in EU verband te bespreken en op basis daarvan zo nodig de aanpak te wijzigen?

Antwoord

China:

Zoals bekend verloopt de EU-China Mensenrechtendialoog momenteel niet gemakkelijk. China heeft de laatste keer geweigerd een lijst met individuele gevallen in ontvangst te nemen, en antwoorden op eerdere informatieverzoeken aangaande individuele gevallen blijven uit. Pogingen om met China overeenstemming te bereiken over de modaliteiten hebben vooralsnog niets opgeleverd. De dialoog is door China unilateraal de facto teruggebracht tot eenmaal per jaar, zonder dat daar iets voor in de plaats is gekomen (bijvoorbeeld een dag extra of deelname van ngo’s).

India:

In november 2013 vond na lange tijd weer een EU-India mensenrechtendialoog plaats. De afspraak tussen de EU en India is dat deze normaal gesproken eens per jaar plaats zou moeten vinden. Hoewel dit tekenend is voor het lastige karakter van de dialoog, vond de ronde van 2013 in een goede sfeer plaats. Gelijke rechten voor vrouwen vormden een prominent gespreksonderwerp. Verder werden onder meer vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de doodstraf besproken. De aanwezigheid van vertegenwoordigers van een groot aantal EU-lidstaten, waaronder Nederland, werd zeer gewaardeerd door India.

Indonesië:

De dialoog met Indonesië vond plaats in een open en constructieve sfeer, waarbij o.a. werd gesproken over vrijheid van meningsuiting, internetvrijheid, de bescherming van religieuze minderheden en de omstandigheden in gevangenissen. Indonesië toonde belangstelling voor samenwerking en uitwisseling van ideeën op het gebied van mensenrechten en bedrijfsleven.

Kazachstan:

Tijdens de mensenrechtendialoog met Kazachstan werd gesproken over vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, hervormingen in het strafrecht, gelijke rechten voor vrouwen, en de behandeling van gevangenen. De EU verwelkomde het voornemen van Kazachstan om een nationaal actieplan voor mensenrechten te ontwikkelen.

Rusland:

De EU- Rusland mensenrechtenconsultaties zijn een belangrijk instrument om met Rusland in gesprek te blijven over de mensenrechtensituatie. Deze consultaties verlopen echter niet gemakkelijk. Tijdens de achttiende ronde van de dialoog in november 2013 in Brussel ging Rusland nauwelijks inhoudelijk in op punten van zorg die door de EU werden aangekaart. Daarbij is er aan Russische kant onvoldoende follow-up op zaken, die door de EU tijdens deze consultaties aan de orde worden gesteld.

Voor meer gegevens over het verloop van de EU-mensenrechtendialogen in 2013 wordt verwezen naar de EU-mensenrechtenrapportage, die binnenkort verschijnt. De EU-mensenrechtendialogen, en pogingen om deze effectiever te maken, zijn regelmatig onderwerp van (vertrouwelijke) besprekingen in de regionale- en mensenrechtenraadswerkgroepen van de EU. Naar aanleiding van deze besprekingen wordt de aanpak af en toe gewijzigd. Zo wordt momenteel geïnventariseerd welke kritiekpunten vaak door de wederpartijen worden aangekaart over de mensenrechtensituatie in de EU-lidstaten, en hoe daarop kan worden gereageerd. Zo wordt het voor de EDEO makkelijker om de wederpartij van repliek te dienen en daarmee een werkelijke dialoog mogelijk te maken.

Vraag 107

Nederland heeft bijna 3 miljoen euro besteed aan de ondersteuning van VN-verdragscomités en de speciale procedures van de VN-Mensenrechtenraad (MRR). In hoeverre beoordeelt u de speciale procedures in de MRR als een succes?

Antwoord

De Speciale Procedures (Speciale Rapporteurs en thematische en landgerichte werkgroepen en commissies, afgekort tot «rapporteurs») leiden tot nationale en internationale aandacht voor schendingen van mensenrechten; dit resulteert in extra druk op de verantwoordelijke autoriteiten om zich te verantwoorden en in te grijpen. De rapporten zijn meestal van goede kwaliteit. Zij leveren materiaal op voor een jaarlijkse interactieve dialoog met alle geïnteresseerde staten. Daarnaast maken de rapporteurs meer gebruik van het uitbrengen van actuele persberichten, soms in onderling overleg om verschillende aspecten van een zorgwekkende situatie te belichten. Ook werken zij aan een inhoudelijke uitdieping van de thema’s en aan verfijning van hun werkmethoden. Al deze ontwikkelingen rechtvaardigen de algemene kwalificatie «succesvol instrument», al verschilt het effect per specifieke procedure.

Op de website van de Hoge Commissaris vindt men ook concrete voorbeelden van de successen van de Speciale Procedures (http://www.ohchr.org/Documents/HRBodies/SP/Facts_Figures2013.pdf), zoals het voorkomen van het uitbreiden van militaire jurisdictie in Colombia, het realiseren van interreligieus overleg op Cyprus, de vrijlating van gevangenen in Birma/Myanmar, beïnvloeding van het Mexicaanse nationale protocol voor rechtsbedeling aan personen behorend tot inheemse volkeren, de aanvaarding in de VN van het recht op water en het aanleveren van aanbevelingen in de actuele discussie over privacy in het digitale tijdperk. Voor een recente analyse van de succesfactoren van de Speciale Procedures zie ook het rapport van de Universal Rights Group (http://www.universal-rights.org/component/k2/special-procedures-determinants-of-influence).

Vraag 108

Wat is de status met betrekking tot de ratificatie door Nederland van het Optioneel Protocol bij het Internationale Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten?

Antwoord

Het kabinet beraadt zich op de kwestie van mogelijke ratificatie van het Facultatief Protocol. De Kamer zal hier nader over worden geïnformeerd.

Vraag 109

Wordt er een nieuwe poging gedaan om tot een besluit te komen over bescherming van journalisten?

Antwoord

In december zal de Ministeriële Raad van de OVSE weer samenkomen, dit keer in Bazel. Het is nog onbekend of een verklaring over bescherming van journalisten dan op de agenda zal staan. Indien dat wel geval is zal de Nederlandse inzet net als voorgaande jaren zijn om constructief te onderhandelen over deze tekst binnen EU verband. Rode lijn blijft echter liever geen beslissing hebben dan een slechte beslissing die afdoet aan reeds bestaande committeringen binnen OVSE verband.

Vraag 110

In 2013 is volgens de Mensenrechtenrapportage een project gefinancierd voor de bevordering van mensenrechten in het gevangeniswezen in Marokko. Wat zijn de doelstellingen van dit project? Wat is de omvang van de Nederlandse bijdrage aan dit project?

Antwoord

De doelstelling van dit project is capaciteitsversterking van het Nationale Mensenrechtencomité van Marokko (CNDH) op het gebied van monitoring van de rechten van gevangenen en schendingen daarvan. Medewerkers van het CNDH worden onder andere getraind in kennis over de rechten van de gevangen (in nationaal en internationale instrumenten) en in de methodologie van gevangenisbezoeken. De Nederlandse bijdrage aan dit project bedraagt 100.000 euro.

Vraag 111

Naar welke landen is de Mensenrechtenambassadeur van plan de aankomende jaren op reis te gaan? Op basis waarvan worden deze landen uitgekozen?

Antwoord

Het reisprogramma van de nieuwe Mensenrechtenambassadeur is op dit moment nog niet definitief. Er wordt onder meer gekeken naar China, landen in de MENA-regio, Kazakhstan en Indonesië.

Landen worden uitgekozen op basis van de mensenrechtensituatie aldaar en de mogelijke positieve impact die een bezoek van de Mensenrechtenambassadeur kan hebben.

Vraag 112

Kunt u een overzicht geven van de demarches die door de Nederlandse ambassades, dan wel de EU-delegaties, in 2013 zijn uitgevoerd naar aanleiding van mensenrechtenschendingen? Kunt u in dit overzicht specificeren naar het betreffende land, de uitvoerende vertegenwoordiging (Nederlandse ambassade, EU-delegatie, andere missie mede namens Nederland) en het onderwerp van de demarche?

Antwoord

Nederland voert demarches uit wanneer de situatie in het betreffende land hierom vraagt en stille diplomatie effectiever is dan bijvoorbeeld publieke verklaringen. Naast officiële demarches worden de reguliere contacten van de ambassades met de plaatselijke autoriteiten geregeld aangegrepen om mensenrechtenkwesties te bespreken. Nederlandse ambassades voeren regelmatig demarches uit over verschillende onderwerpen binnen het mensenrechtenbeleid. Ook EU-Delegaties voeren mensenrechtendemarches uit, die in veel gevallen in Raadswerkgroepverband worden voorbereid. De EU voert bijvoorbeeld systematisch demarches uit om landen aan te sporen het Statuut van Rome voor het Internationaal Strafhof te ratificeren en implementeren. Een overzicht van alle demarches wordt echter niet bijgehouden.

Vraag 113

Gesteld wordt dat de positie van vrouwen en LHBT een punt van zorg blijft in de gehele regio van Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Waarom noemt u hier niet ook de positie van (religieuze) minderheden en de godsdienstvrijheid, die aantoonbaar zeer ernstig onder druk staan?

Antwoord

Zowel de positie van vrouwen en LHBT als (religieuze) minderheden en godsdienstvrijheid blijven punt van zorg, zoals herhaaldelijk beschreven in de mensenrechtenrapportage. Nederland blijft wereldwijd consequent aandacht besteden aan gelijke rechten voor vrouwen, gelijke rechten voor LHBT en voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.

Vraag 114

Hoe beoordeelt u de omgang met minderheden in Irak, in het bijzonder de omgang met de Koerdische minderheid?

Antwoord

De situatie in Irak is op dit moment instabiel. Er wonen verschillende etnische en religieuze minderheden in Irak. De rechten van deze minderheden zijn in de Iraakse grondwet verankerd. Minderheidsgroepen worden momenteel niet vervolgd door Irakese regering, maar er kan wel gesteld worden dat zij gezien het bredere sektarische conflict in Irak een kwetsbare positie innemen.

In Irak wonen ruim 6 miljoen Koerden, hoofdzakelijk in de Koerdische Autonome Regio, die zich uitstrekt over de noordelijke provincies Duhok, Sulaymaniyah en Erbil. In vergelijking met Koerden elders in de regio beschikken de Iraakse Koerden over relatief veel autonomie. Zo hebben de Koerden een eigen buitenlands beleid, eigen gewapende groepen (de Peshmerga), eigen veiligheidsdiensten en eigen inkomsten door export van olie. Evenwel zijn de Koerdisch-sjiitische spanningen de laatste jaren opgelopen. Dat heeft er onder andere mee te maken dat door de ziekte van federaal president Talabani een verbindende factor tussen de partijen is weggevallen.

Veel leden van de christelijke gemeenschap zijn naar het buitenland uitgeweken, ondanks aanmoedigingen van de Chaldeeuwse Patriarch van Irak en de vertegenwoordiging van het Vaticaan om in Irak te blijven, omdat zij zich niet veilig en/of gediscrimineerd voelen.

De Shabak, een minderheidsgroepering in de provincie Ninewa, worden vanuit verschillende andere bevolkingsgroepen gediscrimineerd en zijn de afgelopen jaren het slachtoffer geweest van zeer tragische aanslagen. Ook andere minderheden, zoals de Turkmenen en Baha’is, worden gediscrimineerd. Een ontwerpwet ten aanzien van de rechten van minderheden is ondanks inspanningen van het maatschappelijk middenveld tot op heden niet aangenomen.

Vraag 115

Wat maakt het nieuwe wetboek van strafrecht van Iran «milder»?

Antwoord

Het nieuwe Iraans wetboek van Strafrecht aangenomen door het parlement in mei 2013 is een stap vooruit maar minder groot dan gehoopt. Doodstraf voor minderjarigen is theoretisch nog steeds mogelijk, maar de wet voorziet nu in de mogelijkheid voor de rechter om minderjarigen beperkt toerekeningsvatbaar te verklaren en dus lagere straffen op te leggen. Probleem blijft discriminatie tussen meisjes en jongens. Voor doodstraf door steniging bij overspel geldt een soortgelijke marginale verbetering: rechter heeft de discretionaire bevoegdheid om in bepaalde gevallen andere straffen op te leggen. Op het gebied van strafbaarheid van homoseksualiteit is enige verbetering: aan vrouwen kan de doodstraf niet meer opgelegd worden en aan mannen onder bepaalde voorwaarden ook niet meer. Jurisprudentie moet gaan uitwijzen hoe het nieuwe wetboek in praktijk uitpakt.

Vraag 116

Hoe wordt verklaard dat executies in Iran flink zijn toegenomen? Hoe worden de processen die voorafgaan aan en leiden tot de executies beoordeeld? In hoeverre zijn deze in lijn met het internationaal recht? Hoe wordt specifiek het proces en de executie van Gholamreza Khosravi Savadjani beoordeeld? Hoe spreken Nederland en de EU zich tegen deze en andere executies uit?

Antwoord

De stijging in het aantal executies is zorgwekkend. Het is echter niet aan het kabinet om te speculeren over de reden hiertoe. Nederland onderschrijft het standpunt zoals verwoord in de jaarlijkse VN-resolutie over de mensenrechtensituatie in Iran. Hierin worden zorgen geuit overde voortzetting van Iraans beleid inzake het opleggen en uitvoeren van de doodstraf in strijd met internationaal recht. Nederland blijft (in EU en bilateraal verband) pleiten voor algehele afschaffing van de doodstraf. Individuele zaken worden per geval beoordeeld of evt. actie wenselijk/is.

Vraag 117

Waarom schort u de mensenrechtendialoog richting Saoedi-Arabië op, als dat land, waar de mensenrechten op gruwelijke wijze geschonden worden, dreigt met een handelsboycot? Hoe kan deze «dialoog» hervat worden als zo'n boycot elk moment weer op tafel kan komen? Is uw houding richting Saudi-Arabië een uitnodiging voor andere landen om ook te dreigen met handelsboycots tegen Nederland?

Antwoord

Er is geen sprake van opschorting van de mensenrechtendialoog. Maar door de onvrede in Saoedi-Arabië over ernstige beledigingen inzake de islam en de daaruit voortvloeiende gevolgen is de ruimte voor een gesprek over mensenrechten momenteel helaas beperkt. Het kabinet is van mening dat Nederland alleen door middel van een bilaterale politieke dialoog in staat zal zijn een constructieve bijdrage te blijven leveren aan verbetering van de mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië. Om die reden bezocht de Mensenrechtenambassadeur Saoedi-Arabië drie keer in vier jaar tijd. Het doel van het kabinet is dan ook om de plooien zo snel mogelijk glad te strijken, zodat ook de mensenrechtendialoog onbelemmerd kan worden voortgezet.

Er zijn geen aanwijzingen dat Saoedi-Arabië maatregelen overweegt vanwege onze inzet op mensenrechten. Er is dan ook geen reden waarom andere landen dit wel zouden doen.

Vraag 118

Waarom voert u een ontmoedigingsbeleid tegen de nederzettingenpolitiek van Israël en niet tegen Saudi-Arabië, waar de mensenrechten veel ernstiger geschonden worden?

Antwoord

Het kabinet is van mening dat elke situatie op zijn eigen merites moet worden beoordeeld. Het ontmoedigingsbeleid is gebaseerd op het standpunt dat achtereenvolgende Nederlandse kabinetten op basis van het internationaal recht hebben ingenomen, dat de gebieden die Israël in juni 1967 onder zijn bestuur bracht niet tot zijn grondgebied behoren. Nederzettingen zijn strijdig met internationaal recht en lopen vooruit op eventuele wijzigingen van de grenzen van 1967. Wat betreft de bevordering van mensenrechten hanteert Nederland verschillende instrumenten die per land worden ingezet op de wijze die het meest effectief wordt geacht. Aangaande de Nederlandse mensenrechteninzet met betrekking tot Saoedi-Arabië geeft de brief van 7 april jl. inzake de uitvoering van de motie van Bommel/Sjoerdsma inzake mensenrechten in het KSA en andere Golfstaten nadere uitleg.

Vraag 119

Kunt u aangeven of voor 2014 de financiering van Radio Zamaneh is opgenomen?

Antwoord

Radio Zamaneh wordt van 1 januari 2014 t/m 31 december 2017 ondersteund uit het Mensenrechtenfonds.

Vraag 120

Welke projecten heeft Nederland in Israël en de Palestijnse gebieden gesteund in 2013? Wat waren de doelstellingen van deze projecten? Zijn de doelstellingen van deze projecten bereikt?

Antwoord

De Nederlandse ambassade in Tel Aviv financierde verschillende kleinere projecten. Deze projecten waren onder meer gericht op het verbeteren van de positie van de Arabische minderheid in Israël (m.n. vrouwen, jongeren en bedoeïenen) en van asielzoekers en vluchtelingen uit Sudan en Eritrea. Daarnaast werden projecten gefinancierd die gericht zijn op het verzamelen van informatie over de bouw van nederzettingen, en het monitoren en mogelijk voorkomen van mensenrechtenschendingen tegen inwoners van de bezette gebieden. Hieronder vallen bijvoorbeeld projecten gericht op Palestijnse minderjarigen in detentie. Andere projecten betroffen het stimuleren van bewustwording en dialoog tussen Israëlische en Palestijnse burgers; en het bewerkstelligen van capaciteitsopbouw van de Palestijnse medische sector door de opleiding van Palestijnse artsen in Israëlische ziekenhuizen. Enkele van deze projecten lopen nog. Van de afgeronde projecten zijn de doelstellingen behaald.

In de Palestijnse Gebieden ondersteunt Nederland de ontwikkeling van het ICHR, het nationale mensenrechteninstituut. Het functioneren van dit instituut is sterk verbeterd. De doelstelling om de organisatie verder in te bedden in de Palestijnse Autoriteit is in 2013 nog niet mogelijk gebleken. Daarnaast heeft Nederland met Zweden, Zwitserland en Denemarken het mensenrechtensecretariaat opgezet, dat Israëlische en Palestijnse organisaties ondersteunt die zich inzetten voor de bescherming van mensenrechten in de Palestijnse Gebieden. De financiering heeft een positief effect gehad op de activiteiten van deze organisaties. Een andere doelstelling, het verbeteren van de beleidsdialoog tussen ngo’s en diplomatieke vertegenwoordigingen in de Palestijnse Gebieden, werd nog niet naar tevredenheid ingevuld. Dit is aanleiding geweest voor het introduceren van een nieuw framework in 2014, waarbinnen ngo’s en het secretariaat gezamenlijk doelstellingen formuleren.

Vraag 121

Is door Nederland of de EU aangedrongen op het beëindigen van het huisarrest van de in 2013 vrijgekomen journalist Abdulelah Haider Shaye in Jemen? Indien neen, waarom niet? Hoe wordt dit huisarrest beoordeeld?

Antwoord

De journalist Abdulelah Haider Shaye is in augustus 2010 opgepakt op beschuldiging van lidmaatschap van Al Qaida op het Arabisch Schiereiland (AQAS). In januari 2011 werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar. In juli 2013 verleende president Hadi gratie aan de journalist. Shaye werd vrijgelaten op voorwaarde dat hij tot 2015 in Jemen zou blijven. Er is geen sprake van huisarrest. De EU-ambassades in Sana’a volgen de zaak nauwlettend. Daarnaast steunt de EU de Jemenitische organisatie Freedom Foundation, die zich inzet voor persvrijheid in Jemen en de situatie van journalisten volgt.

Vraag 122

Zijn er in 2013 door Nederland of door de EU financiële middelen besteed aan de mensenrechtensituatie in West-Sahara?

Antwoord

Gezien de complexe situatie in de Westelijke Sahara geeft Nederland er de voorkeur aan om haar financiële bijdrage ter verbetering van de mensenrechtensituatie in multilateraal kader te doen. In 2013 is door de EU 10 miljoen euro besteed ten behoeve van de Sahrawi vluchtelingen in de vier vluchtelingenkampen in de Tindouf regio (El Aaiun, Awserd, Smara en Dakhla) uit het humanitaire budget van ECHO. Deze fondsen zijn ingezet om de meest acute humanitaire noden van deze vluchtelingen te verlichten.

Vraag 123

Voert de regering een mensenrechtendialoog met de Syrische oppositie? Zo ja, hoe wordt hier invulling aan gegeven?

Antwoord

Het kabinet staat via de speciaal gezant voor Syrië, Marcel Kurpershoek, en zijn team in voortdurend contact met leden van de (gematigde) Syrische oppositie. Mensenrechten zijn een terugkerend onderwerp van gesprek in dat contact.

Vraag 124

Hoe beoordeelt u de positie van de niet-Afghaanse gevangenen in de Amerikaanse gevangenis in Bagram? Vindt u deze, aangezien zij al vele jaren en zonder enige vorm van proces opgesloten zitten, vergelijkbaar met de positie van de gevangenen in Guantánamo Bay? Indien neen, waarom niet? Wordt er aangedrongen op sluiting van de Amerikaanse gevangenis in Bagram en een oplossing die in lijn met het internationaal recht is? En wat is de situatie van de tien recent vrijgelaten Pakistanen? Is hier opheldering over gevraagd? Hoeveel niet-Afghanen zitten er nu nog gevangen in Bagram?

Antwoord

Op 25 maart 2013 hebben de Verenigde Staten de Detention Facility in Parwan (DFIP) formeel overgedragen aan Afghanistan. Op deze datum werden ook alle Afghaanse gedetineerden in de DFIP overgedragen aan Afghanistan. De Verenigde Staten blijft hier echter wel een aantal buitenlandse gedetineerden vasthouden. Het is aan de Verenigde Staten om uitspraken te doen over exacte aantallen en nationaliteit van gedetineerden. De Verenigde Staten baseert deze detentie, net als die van de gedetineerde personen op Guantánamo Bay, op het humanitair oorlogsrecht. In deze zin is de positie van gedetineerden op beide plaatsen vergelijkbaar.

Op basis van het humanitair oorlogsrecht is detentie in juridische zin om dwingende redenen van veiligheid, zonder dat dit samenhangt met een strafrechtelijk proces, geoorloofd als een uitzonderlijke maatregel. Het kabinet benadrukt in dit verband dat een dergelijke detentie in casu conform internationaalrechtelijke waarborgen dient te worden uitgevoerd. Daaronder valt een regelmatige toetsing van de detentiegrond door een daartoe bevoegde instantie.

Vraag 125

Kunt u aangeven door welke «fundamentalistische religieuze groeperingen» artiesten, vrouwen en minderheden zich bedreigd voelen? Gaat het toevallig om islamitisch fundamentalistische groeperingen?

Antwoord

Het gaat hier om onder meer Ansar al-Sharia in Tunesië (AST) en vergelijkbare islamitische groeperingen van een extremistische signatuur.

Vraag 126

Wat deed en doet u om het – nu meestal straffeloze – omvangrijke seksuele geweld tegen Dalit vrouwen en meisjes bij India aan de orde te stellen die vaak bedoeld zijn als wraak op en intimidatie van Dalit gemeenschappen die hun rechten opeisen?

Antwoord

Er vinden soms gruwelijke incidenten plaats, laatstelijk de verkrachting en moord op twee meisjes van 12 en 14 jaar oud, in Uttar Pradesh. De beantwoording van de schriftelijke vragen over deze casus ging uw Kamer toe op 19 juni jl.

Nederland heeft op 11 juni jl. in de Mensenrechtenraad tijdens de bespreking van het rapport van de speciale rapporteur geweld tegen vrouwen aandacht gevraagd dit onderwerp. De positie van de vrouw in India is ook opgebracht door de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken tijdens de politieke consultaties in New Delhi op 11 juni jl.

De nieuwe regering van India heeft naar aanleiding van het incident in Uttar Pradesh op 9 juni jl. bij monde van President Pranab Mukherjee een beleid van zero tolerance aangekondigd, inclusief hervorming van het wettelijk kader en toezicht op implementatie. De recent aangetreden premier Modi heeft op 11 juni jl. in zijn eerste speech voor het parlement deze lijn onderschreven.

Vraag 127

Welke projecten in India worden uit het Mensenrechtenfonds gefinancierd?

Antwoord

De Nederlandse ambassade in India besteedde in 2013 uit gedelegeerde middelen van het Mensenrechtenfonds ongeveer 275.000 euro aan projecten, onder meer gericht op gelijke rechten voor vrouwen, mensenrechten en bedrijfsleven, mensenrechtenverdedigers, en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Zo werd bijgedragen aan een project ter ondersteuning van lokale platforms die zich inzetten voor gendergelijkheid, en in de deelstaat Karnataka werd een project gefinancierd gericht op «Interfaith Dialogue and Consensus Building».

Naast de gedelegeerde middelen werden in 2013 ook enkele projecten uit het centrale Mensenrechtenfonds (die meerdere landen bestrijken) onder andere in India uitgevoerd. SOMO werkt bijvoorbeeld in India met steun van Nederland aan het project «Stand up for your rights», gericht op het verbeteren van klachtenmechanismen en de bescherming van mensenrechten in relatie tot het bedrijfsleven. De Campagne Stop Kinderarbeid voert onder andere in India het project «Out of work and into school – joint efforst towards child labour free zones» uit.

Vraag 128

Welke activiteiten zijn ondernomen om de rechtszaak tegen de winnaar van de Mensenrechtentulp 2012, Marimuthu Bharatan, te monitoren en daarop mogelijk actie te ondernemen? Welke actie is ondernomen tegen het feit dat zijn werk door de Indiase autoriteiten werd belemmerd? Is de prijs inmiddels aan hem uitgekeerd en besteed, zo ja waaraan?

Antwoord

Zoals bekend loopt een gerechtelijk onderzoek naar de vermeende betrokkenheid van de heer Bharatan bij een moordzaak. Het onderzoek betekent voor Bharathan dat hij zich wekelijks moet melden bij het politiebureau. Buiten deze beperking zet hij zijn werk met zijn ngo voort. Bharathan beschikt vooralsnog niet over de juiste vergunningen om geld uit het buitenland te mogen ontvangen. Het ministerie is met hem in gesprek hoe het prijzengeld bij een door hem gesteund project terecht te laten komen.

Vraag 129

Welke activiteiten heeft u ondernomen met betrekking tot de positie van Dalits en Dalit vrouwen na de uitreiking van de Mensenrechtentulp 2012 op basis van de motie-Voordewind van juni 2011 (32 735, nr. 8) waarin onder meer werd opgeroepen tot een actieve opstelling in de VN en de EU?

Antwoord

De positie van Dalits is uitgebreid besproken door Minister Timmermans in zijn gesprek met de Indiase Minister van Buitenlandse Zaken tijdens de ASEM top in november 2013 in New Delhi. Daarnaast is het onderwerp opgebracht tijdens de jaarlijkse EU-mensenrechtendialoog in november 2013. Ook is Nederland een belangrijke contribuant van verschillende VN-instellingen die in India actief zijn. Daarnaast bereiken verschillende projecten van het Mensenrechtenfonds tevens Dalits en meer specifiek Dalitvrouwen. Zie ook de beantwoording van vraag 127.

Vraag 130

Hoe wordt de mogelijkheid beoordeeld dat de Pakistaanse veiligheidsdiensten betrokken zijn bij de dodelijke aanslagen tegen shi’itische minderheden in het land, onder andere de Hazara’s? Is hier opheldering over gevraagd en is Pakistan hierop aangesproken?

Antwoord

Sektarische of tribale achtergronden lijken geen selectiecriterium bij de rekrutering van medewerkers van de veiligheidsdiensten in Pakistan. Er zijn geen tekenen bekend van betrokkenheid van de veiligheidsdiensten bij aanslagen tegen Shi’iten of Hazara’s.

Vraag 131

In welke lidstaten van de Afrikaanse Unie (AU) had Nederland in 2013 mensenrechtenprojecten lopen? Welke projecten of initiatieven zijn er in deze landen gefinancierd? Wat waren de doelstellingen van deze projecten? Zijn de doelstellingen van deze projecten bereikt?

Antwoord

Vanuit de gedelegeerde middelen van het Mensenrechtenfonds werden er in 2013 in de volgende AU lidstaten mensenrechtenprojecten gefinancierd: Algerije, Angola, Burkina Faso, DRC, Egypte (geschorst lid), Kenia, Nigeria, Sudan, Zimbabwe, Zuid-Afrika. Daarnaast hebben Nederlandse ambassades in o.a. Burundi, Mali, Mozambique, Senegal, Rwanda en Uganda ook mensenrechtenorganisaties en -initiatieven ondersteund. In de rapportage staat per land genoemd welke thema’s op het gebied van mensenrechten de Nederlandse ambassades hebben ondersteund. Er is met name ingezet op de verbetering van vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en vergadering, godsdienstvrijheid, gelijke rechten voor vrouwen, gelijke rechten voor LHBT en ondersteuning van mensenrechtenverdedigers. Doelstelling van de projecten is veelal mensen bewust te maken van de rechten die ze hebben, publieke dialoog te stimuleren en/of om mensen en organisaties te sterken in hun debat met overheidsinstanties. Daarnaast wordt er ook ingezet op capaciteitsopbouw van rechts- en veiligheidsinstanties van overheden op het gebied van mensenrechten. Meer informatie over de Nederlandse activiteiten in de landen van de AU is beschikbaar via de interactieve wereldkaart op http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/mensenrechten.

Enkele voorbeelden:

  • In Burundi, Mali en DRC financierde Nederland mensenrechtentrainingen van nationale veiligheidsdiensten, onder andere om seksueel geweld tegen te gaan.

  • In Zimbabwe ondersteunde de Nederlandse ambassade ZimRights, die in de aanloop naar de verkiezingen een zeer succesvol project heeft opgezet waarbij potentiële kiezers werden gemobiliseerd om zich als kiezer te laten registreren. Door middel van dit project kon een significant aantal mensen, dat voor de eerste keer naar de stembus ging, toegevoegd worden aan de kiezersrol.

  • In de aanloop naar de verkiezingen in Zimbabwe werd gevreesd voor oproer en geweld. Om dit risico te mitigeren werden met steun van Nederland herhaaldelijk «Public Service Announcements» uitgezonden op verschillende radio- en tv zenders zoals ZiFM, StarFM, ZBC Radio en ZBC Television. Dit project was baanbrekend, aangezien er succesvol werd samengewerkt met de staatsmedia. De uitzendingen, in combinatie met andere initiatieven ter voorkoming van geweld droegen bij aan een relatief rustige en vreedzame verkiezing in Zimbabwe.

  • De Nederlandse ambassade in Zuid-Afrika steunde onder meer het Centre for Human Rights. Binnen dit meerjarige project wordt een bijdrage geleverd aan een programma van de Universiteit van Pretoria dat veelbelovende Afrikaanse rechtenstudenten onderwijst in mensenrechtenprincipes. Het programma is erop gericht de aandacht voor mensenrechten op het Afrikaanse continent in stand te houden via het Alumni netwerk van de opleiding. De activiteit betaalt zich op langere termijn uit, wanneer deelnemers naar invloedrijke functies doorstromen in hun land van herkomst.

Vraag 132

Hoofdstuk 4.3. stelt dat «er sprake lijkt te zijn van een verwijdering van een aantal Afrikaanse landen van het Internationaal Strafhof (ICC). Nederland zette zich actief in om onvrede onder statenpartijen weg te nemen en daarmee hun betrokkenheid bij het hof te behouden». Wat heeft Nederland precies gedaan om de groeiende onvrede onder Afrikaanse leiders over de toon, opstelling en interventies van het ICC weg te nemen? Is er tijdens de gesprekken met statenpartijen tijdens de jaarlijkse statenvergadering van 20-29 november in Den Haag sprake geweest van erkenning van de zorgen onder de Afrikaanse landen, en is daarmee sprake van een duurzame oplossing?

Antwoord

Nederland zet zich onder meer in voor vergroting van het draagvlak voor het Internationaal Strafhof in Afrika door de zorgen van de Afrikaanse Statenpartijen te adresseren tijdens contacten met Afrikaanse Statenpartijen, zoals de EU-Afrika Top, en door de organisatie van seminars waarbij het Internationaal Strafhof en Afrikaanse statenpartijen in discussie gaan. Specifiek bood de Statenvergadering in 2013 gelegenheid voor een open en constructieve dialoog over de Afrikaanse zorgen. De zorgen van de Afrikaanse Statenpartijen, de grootste regionale groep die bij het Internationaal Strafhof vertegenwoordigd is, werden vanzelfsprekend serieus genomen. Wat betreft de zorg over de nationaal-politieke gevolgen van aanwezigheid van staatshoofden in Den Haag gedurende hun proces kwam deze erkenning tot uiting in een overeenstemming over de wijziging van de procedureregels van het Internationaal Strafhof. Nederland leverde daaraan een belangrijke bijdrage door deelname aan de kleine groep landen die over dit onderwerp tot een acceptabele compromistekst kwam die daarna door alle Statenpartijen bij consensus werd aangenomen. De kritiek op het Internationaal Strafhof is echter breder en is na de Statenvergadering in 2013 niet verstomd. De discussie over amendering van het Statuut van Rome lijkt nog niet te zijn afgerond en ook los daarvan is er kritiek op de werking van het Internationaal Strafhof. De Nederlandse aandacht gaat dan ook blijvend uit naar het wegnemen van deze kritiek en het versterken van het Internationaal Strafhof.

Vraag 133

Wat bedoelt u met «geen gerichte vervolging van christenen in Somalië»? Moet hieruit worden afgeleid dat er wel sprake is van vervolging? Zo ja, welke?

Antwoord

Nee, er is geen sprake van vervolging van christenen door de overheid in Somalië.

Vraag 134

Wat waren de voornaamste bevindingen en conclusies van het rapport van de Nederlandse ambassade in Khartoem inzake godsdienstvrijheid en diverse stromingen van de islam in Sudan?

Antwoord

De voornaamste bevinding van het rapport is dat het religieuze en politieke speelveld in Sudan door moslims wordt gedomineerd. Er is weinig ruimte voor religieuze minderheden, waarbij etniciteit ook een belangrijke nevenrol speelt. Sufisme is de grootste stroming binnen de islam in Sudan, maar heeft weinig politieke invloed. Het is vooral een sociale stroming. Qua politieke invloed is (militant) salafisme in opkomst, dat hoewel het steeds meer voet aan de grond krijgt, een marginale stroming blijft.

Vraag 135

Kunt u nader ingaan op de «pacificatiepolitiek» van Brazilië in de sloppenwijken, die volgens u «te wensen overliet»?

Antwoord

Sloppenwijken in de miljoenensteden van Brazilië stellen de autoriteiten voor grote uitdagingen. De Braziliaanse overheid onderneemt actie in ongeveer 30 van de 1500 wijken van Rio de Janeiro om criminele bendes aan te pakken en sociale voorzieningen te verbeteren. Dit gebeurt door bendes te verjagen, door consequent aanwezig te zijn en door met behulp van sociale programma’s weer aansluiting te vinden bij de stad. In deze specifieke wijken is het geweld gedaald tot ruim onder het nationaal gemiddelde, echter de verbetering van sociale voorzieningen is in de ogen van de bewoners achtergebleven.

Vraag 136

In hoeverre was de keuze voor de reis naar Cuba gemotiveerd door het uitgangspunt dat binnen het kader van de betrekkingen met Cuba altijd de mensenrechten aan de orde moeten worden gesteld, in plaats van dat de mensenrechten bepalen met welke landen relaties worden aangegaan?

Antwoord

Het bezoek aan Cuba vond plaats tegen de achtergrond van de EU-discussie over het onderhandelingsmandaat voor een nieuw EU-Cuba akkoord. Daarnaast stond het bezoek in het teken van de politieke en economische hervormingen die in Cuba worden doorgevoerd. Het kabinet is van mening dat engageren effectiever werkt dan isoleren. Het kabinet zal daarom blijven inzetten op dialoog en samenwerking met Cuba, ook over gevoelige onderwerpen als mensenrechten en democratisering.

Vraag 137

Is de repressie in Cuba richting dissidenten en critici van het regime Castro volgens u toegenomen de afgelopen jaren? Zo ja, waarom vermeldt u dit niet?

Antwoord

Er is dringend aandacht nodig voor de burger- en politieke rechten en in het bijzonder het respecteren van de internationale normen en standaarden op dit gebied. Tijdens de gesprekken in Cuba zijn zorgen overgebracht over de veelvuldig voorkomende korte-termijn detenties. Ook is in de gesprekken met de regering aandacht gevraagd voor de vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid. Afgaande op het aantal tijdelijke detenties per maand, is de repressie sinds 2010 toegenomen. Ook zijn er nog steeds berichten over gerichte bedreiging en geweld. Echter, er is de laatste tijd tegelijkertijd meer tolerantie en ruimte voor het maatschappelijk middenveld en meer interne discussie over economische en politieke hervormingen. Het kabinet wil de hervormingsgezinde krachten in Cuba steunen en richt zich daarbij niet alleen op dissidenten, maar ook op hen die binnen het systeem een constructieve rol spelen. Dit vanuit de overtuiging dat dat uiteindelijk het welzijn van de bevolking en het respect voor mensenrechten in Cuba zal bevorderen.

Vraag 138

Wat was de omvang van de bijdrage waarmee Nederland een onafhankelijk Hiphop-Gala in Cuba steunde?

Antwoord

Nederland heeft ongeveer 8.000 euro bijgedragen aan dit festival.

Vraag 139

Welke activiteiten heeft Nederland in 2013 in de Verenigde Staten ondernomen in het kader van de mensenrechtensituatie in de VS? Om welke thema’s gaat het en welke bedragen zijn aan ieder thema gekoppeld? Kunt u hiervan een overzicht verschaffen?

Antwoord

Nederland financierde in 2013 een activiteit van de National Coalition to Abolish the Death Penalty (NCADP). In het kader van het Southern State Empowerment Initiative wordt technisch juridische assistentie verleend in strafzaken waar de doodstraf opgelegd zou kunnen worden, met speciale aandacht voor zaken waar verstandelijke handicap en/of raciale vooroordelen een rol spelen. Ten behoeve van dit project is in 2.013 USD 20.000 uitgegeven. De ambassade in de VS besteedt ook middelen uit het Mensenrechtenfonds ter ondersteuning van organisaties die in de VS zijn gevestigd, zoals Brookings Institution en de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Mensenrechten (onderdeel van de Organisatie van Amerikaanse Staten). Deze middelen zijn niet specifiek voor de VS bestemd.

Vraag 140

In 2013 vervolgde Nederland zijn steun aan de strijd voor de afschaffing van de doodstraf in de Verenigde Staten door de financiering van trainingen van doodstrafadvocaten. Bent u van mening dat Amerikaanse advocaten en ngo’s onvoldoende in staat zijn zelfstandig voor de afschaffing van de doodstraf te lobbyen?

Antwoord

Ook zonder hulp van buitenaf hebben Amerikaanse advocaten en ngo’s successen geboekt in de strijd tegen de doodstraf. Tegelijkertijd moet geconstateerd worden dat de doodstraf nog steeds wordt opgelegd en ten uitvoer wordt gelegd. Daarom is het van belang om te laten zien dat Nederland, en de EU, van mening zijn dat de doodstraf moet worden afgeschaft, ook als steun in de rug van Amerikaanse advocaten en ngo’s.

Vraag 141

Waarom worden de landen uit Centraal-Azië niet genoemd, terwijl hier wel activiteiten ondernomen worden? Zou dit nog aangevuld kunnen worden?

Antwoord

Zoals in de rapportage is vermeld, geeft het regionale hoofdstuk geen uitputtend overzicht, maar is een selectie gemaakt van landen waarin noemenswaardige ontwikkelingen plaatsvonden, en waar Nederland heeft kunnen bijdragen aan het versterken van de mensenrechten. In 2013 werd door de Nederlandse ambassade in Kazachstan ruim 400.000 euro besteed aan mensenrechtenprojecten, onder andere aan versterking van de rechtsstaat en aan bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen. In bijlage 1 van de rapportage is te zien aan welke thema’s de middelen zijn besteed.

Vraag 142

Klopt het dat de onteigening van de particuliere en religieuze gronden van de Aramese christenen in regio Tur Abdin (Zuid-Oost Turkije) onverminderd doorgaat, in contrast met de ontwikkelingen rondom het Mor Gabriël klooster? Waarom besteedt u hier in de rapportage geen aandacht aan?

Antwoord

Conflicten over grondrechten vinden in Turkije regelmatig plaats omdat de kadastrale registratie niet eenduidig is. De Turkse overheid probeert deze op orde te brengen. Verder zijn er de nodige eigendomskwesties voortgekomen uit erfrechtzaken, waarbij meerdere partijen aanspraak maken op grondgebieden die voorheen toebehoorden aan families (ook Syrische Orthodoxe christenen) die in de afgelopen decennia zijn geëmigreerd en waarvan nu remigranten de oude familiebezittingen opeisen. Deze erfrechtzaken kunnen inderdaad leiden tot slepende juridische conflicten. Overigens treffen deze zaken alle groepen, en niet alleen de Syrisch Orthodoxe gemeenschap in de Turkse samenleving.

Vraag 143

Waarom noemt u expliciet de «bijzonder sterke invloed van de dominante Orthodoxe kerk op samenleving en politiek» als het gaat om Armenië, maar laat u de dominante rol van de orthodoxe stromingen binnen de islam in landen als Saudi-Arabië en Pakistan achterwege?

Antwoord

De «Orthodoxe Kerk» kent een groot aantal kerken met elk een eigen hoofd; meestal is de «Orthodoxe Kerk» nationaal georganiseerd zoals in Armenië waar de officiële naam «Armeens apostolische kerk» is. Dit is de grootste kerk in Armenië (90% van de Armeense bevolking behoort tot deze kerk) en is geen orthodoxe «stroming» binnen de «Orthodoxe Kerk». Het betreft dus de naam van een kerk en niet stroming binnen een kerk.

Vraag 144

In hoeverre wordt achteraf terugkijkend de aanwezigheid van de Minister van Volksgezondheid bij de Olympische Spelen in Sotsji door LHBT's op prijs gesteld? Klopt het dat de Minister-President tijdens de Spelen voor de vierde keer homorechten bij president Poetin aan de orde heeft gesteld? Klopt het dat het programma van vier jaar om LHBT-rechten te promoten, waaraan ook Amnesty deelneemt, nog steeds doorloopt? Heeft u nog iets van Amnesty vernomen sinds hun kritiek op de Minister-President?

Antwoord

Vanuit het kabinet wordt bij iedere gelegenheid met de Russische autoriteiten gesproken over de Nederlandse zorgen ten aanzien van de brede mensenrechtensituatie in Rusland. Ook tijdens de Olympische Spelen in Sochi heeft de Minister-President in een bilateraal gesprek met president Poetin op 7 februari jl. gesproken over de mensenrechtensituatie in Rusland, inclusief gelijke rechten voor LHBT. De Minister van Buitenlandse Zaken en andere Ministers doen dit ook in hun gesprekken met Russische ambtgenoten. Tijdens zijn bezoek aan Sochi heeft de Minister-President ook gesproken met een aantal mensenrechtenverdedigers, inclusief Amnesty International. Er is op dit moment geen sprake van een vierjarig project vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken met Amnesty International om LHBT rechten te promoten. Wel wordt vanuit het Mensenrechtenfonds onder andere een vierjarig programma van het COC gesteund (tot 2017) ter bevordering van de mensenrechten van LHBT in diverse landen, inclusief Rusland. Daarnaast hebben Amnesty International en het COC samen het onafhankelijke «Pride Fonds» opgezet.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft tijdens de Olympische Spelen in Sochi de inhoudelijke themareeks over integriteit en sport geopend die in het teken stond van sport en mensenrechten waar ook Amnesty International bij aanwezig was. Van 28 februari tot en met 1 maart 2014 heeft zij een bezoek gebracht aan de Russian Open Games in Moskou, die werden georganiseerd door de Russische Lesbian, Gay, Bisexual and Transgender Sport Federation. Dit bezoek werd door de organisatie als steun in de rug gevoeld, zoals is aangegeven in het verslag van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Tweede Kamer (ref. 351118-118802-S).

Vraag 145

Kunt u bevestigen dat sinds eind 2013 Bulgarije de grenzen voor Syrische vluchtelingen nagenoeg heeft gesloten? Indien neen, wat zijn dan de feiten? Is hiertegen opgetreden?

Antwoord

Bulgarije bouwt aan de Bulgaars-Turkse grens een hek met als doel vluchtelingen naar de officiële grensovergangen te leiden en ze niet in het berggebied, met gevaar voor hun eigen veiligheid, de grens te laten oversteken.

Vraag 146

Kunt u aangeven wat het toestaan van een dubbele nationaliteit aan Turkse burgers in Duitsland te maken heeft met mensenrechten? Vindt u beperking van dubbele nationaliteiten een schending van mensenrechten?

Antwoord

Over de (on)wenselijkheid van meervoudige nationaliteit vanuit mensenrechtenoogpunt bestaat internationaal geen consensus.

Vraag 147

Kan worden toegelicht waaraan de bijna 16 duizend euro aan gedelegeerde middelen van het Mensenrechtenfonds in Saudi-Arabië zijn besteed? Kan worden toegelicht of Saudi-Arabië nog altijd de facto niet toestaat dat EU-landen geld inzetten voor mensenrechtenprojecten in het land? Zo nee, wat is er in het beleid van Saudi-Arabië veranderd?

Antwoord

De gedelegeerde middelen van het Mensenrechtenfonds zijn besteed aan een seminar met het Nederlandse bedrijfsleven ter verbetering van de arbeidssituatie voor vrouwen, en ondersteuning van activiteiten in het kader van de UPR. Financiering van lokale activiteiten blijkt zeer lastig: het is lokale organisaties in Saoedi-Arabië die niet formeel geregistreerd zijn niet toegestaan projecten door buitenlandse ambassades te laten financieren. De Nederlandse ambassade blijft zich inzetten om goede initiatieven te identificeren en zal deze waar mogelijk financieel ondersteunen of op andere manieren trachten te faciliteren, door het bieden van advies en/of inzet van het eigen netwerk binnen en buiten Saoedi-Arabië.

Naar boven