32 730 Ligplaatsen voor woonboten

Nr. 8 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2012

In het algemeen overleg over huurprijsherziening ligplaatsen woonboten van 22 maart 2012 heeft uw Vaste commissie van Financiën de staatssecretaris van Financiën verzocht om een onafhankelijk onderzoek naar huurbescherming van woonbootbewoners. De staatssecretaris van Financiën heeft uw verzoek aan mij overgebracht, omdat huurbescherming voor huurders van woonruimte op mijn terrein ligt.

In antwoord op het verzoek om een onafhankelijk onderzoek inzake huurbescherming van woonbooteigenaren geef ik te kennen dat zoals aangegeven in de brief van 1 april 2011 (II 2010–2011, 32 730, nr. 1) en het verslag van een schriftelijk overleg d.d. 14 oktober 2011 (II 2011–2012, 32 730, nr. 2) en ook in antwoord op diverse schriftelijke vragen, waarvan de recentste de vraag van het lid Van Bochove over ligplaatsen van woonboten (Aanhangsel van de Handelingen 2010–2011, 3476) was, (toekenning van) huurbescherming voor ligplaatsen voor woonboten onvoldoende recht doet aan het feit dat tijdelijke ligplaatsen mogelijk moeten zijn en dat ligplaatsen moeten kunnen worden opgeheven of verplaatst. Er moet bij de aanwijzing van ligplaatsen rekening gehouden kunnen worden met uiteenlopende en wisselende publiekrechtelijke belangen als bestemming van het landschap, beschermde stads- en dorpsgezichten, als ook met het milieu en het verkeer te water en ter land. Er is daarom behoefte aan een zekere flexibiliteit met betrekking tot het opheffen of verplaatsen van ligplaatsen. Door huurders eenzelfde huurbescherming te verlenen als huurders van woningen en standplaatsen kan deze flexibiliteit niet worden gegarandeerd. Toekenning van huurbescherming zou eigenaren van ligwater ook kunnen doen besluiten ligwater niet (meer) te verhuren.

Ik zie daarom geen reden tot het houden van een onafhankelijk onderzoek inzake huurbescherming voor woonbooteigenaren.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

Naar boven