32 726 Evaluatie van de versterkte EU-ondersteuning van de Tweede Kamer 2007–2011

Nr. 1 BRIEF VAN HET PRESIDIUM

Aan de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 april 2011

Het Presidium legt hierbij aan u voor een brief van de voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken d.d. 1 april 2011 (zie bijlage), houdende het advies om de conclusies en aanbevelingen van het rapport «Bovenop Europa, Evaluatie van de versterkte EU-ondersteuning van de Tweede Kamer 2007–2011»1 over te nemen, inclusief enige aanpassingen en toevoegingen waarover de commissie tijdens een inbrengvergadering overeenstemming bereikte.

Het Presidium kan zich geheel vinden in deze brief en stelt u voor de daarin gedane voorstellen over te nemen.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

Verbeet

De Griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

Biesheuvel-Vermeijden

BIJLAGE

Aan het Presidium

Den Haag, 1 april 2011

Op 31 maart besprak de vaste commissie voor Europese Zaken in een inbrengvergadering het bijgevoegde rapport, «Bovenop Europa – Evaluatie van de versterkte EU-ondersteuning van de Tweede Kamer, 2007–2011», dat op verzoek van de commissie is opgesteld door haar leden Ten Broeke en Schouw.

Namens de vaste commissie voor Europese Zaken adviseer ik u de conclusies en aanbevelingen van dit rapport met een positief advies aan de Kamer ter instemming voor te leggen, inclusief de onderstaande aanpassingen en toevoegingen waarover de commissie tijdens de genoemde inbrengvergadering overeenstemming bereikte:

  • De commissie stemt in met aanbeveling 1 inzake het op permanente basis continueren in de huidige opzet van de EU-staf van de Kamer. Op verzoek van de commissie wordt daarbij hier expliciet vermeld dat de concrete organisatorische consequentie daarvan is dat vier fte’s die tot dusverre op projectbasis waren toegevoegd aan de staf van de Kamer nu structureel onderdeel uit zullen gaan maken van de Kamerorganisatie. De overige fte’s van de EU-staf komen uit de bestaande organisatie. De financiële consequenties voor de Kamer zijn beperkt tot de kosten die verbonden zijn aan deze vier fte’s. Overigens wordt daarmee in de financiële meerjarenplanning reeds rekening gehouden,

  • In het verlengde van aanbeveling 3 over een EU-volgsysteem voor de Tweede Kamer met een link naar dat van de Eerste Kamer, is de commissie van mening dat het goed zou zijn als er op korte termijn, bijvoorbeeld snel na het aantreden van de nieuwe Eerste Kamerleden in mei, een openbaar gesprek wordt georganiseerd tussen de commissies voor Europese Zaken van de Eerste en de Tweede Kamer, over het op elkaar afstemmen van het EU-gerelateerde werk van beide Kamers. Dit zal verder worden opgepakt in de procedurevergaderingen van de vaste commissie voor Europese Zaken.

  • In het verlengde van aanbeveling 4 over actieve coalitievorming met parlementen van andere EU-lidstaten voor gele en oranje kaarten, zal de vaste commissie voor Europese Zaken door middel van rapportage van de permanente vertegenwoordiger van de Staten-Generaal bij de Europese Unie, meer aandacht gaan schenken aan relevante ontwikkelingen in andere parlementen van de EU-lidstaten. Dit kan dan worden opgevolgd door direct bilateraal contact van parlement tot parlement, op alle manieren die de Kamer daartoe ter beschikking staan.

  • De commissie deelt het gedeelte van aanbeveling 5 dat betrekking heeft op het selectiever en effectiever gebruik maken van het instrument BNC-fiche niet. In ieder geval dient voorop te blijven staan dat het maken van keuzes en het stellen van prioriteiten dient te geschieden door de Kamerleden zelf. Zoals in de aanbeveling wordt gesteld zullen hierover in een algemeen overleg met de staatssecretaris voor Europese Zaken afspraken gemaakt kunnen worden.

  • Aanbeveling 7 over plenaire debatten voorafgaand aan bijeenkomsten van de Europese Raad wordt sinds het begin van dit jaar reeds in de praktijk gebracht. De vaste commissie voor Europese Zaken stelt voor om door te gaan met deze werkwijze. De Kamer mag erop vertrouwen dat de vaste commissie voor Europese Zaken ten aanzien van het goede verloop hiervan de vinger aan de pols zal houden.

  • De vaste commissie voor Europese Zaken zal, in haar procedurevergaderingen, verder uitwerken of het wenselijk is op structurele basis te gaan werken met rapporteurs, zoals gesteld in aanbeveling 8. Daarbij zal uitdrukkelijk de mogelijkheid aan de orde worden gesteld van het, eventueel op ad hoc-basis, inschakelen van rapporteurs voor het stellen van prioriteiten binnen het EU-werk (zie aanbeveling 5 en het commentaar daarop hierboven) of voor het in kaart brengen van de follow-up van belangrijke Europese regelgeving (zie het navolgende punt).

  • De vaste commissie voor Europese Zaken neemt de aanbevelingen uit het rapport voor zover deze in deze punten niet aan de orde zijn gekomen integraal over. Daarenboven heeft de vaste commissie voor Europese Zaken de EU-staf verzocht om in de advisering aan de Kamer ook aandacht te gaan besteden aan de follow-up in Nederland van belangrijke Europese regelgeving, zowel voor wat betreft de implementatie in nationale wetgeving (waarop in het rapport reeds wordt ingegaan) als ook, voor zover politiek relevant, de uitvoering en de effectiviteit van Europese regelgeving.

De ondervoorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Van Bommel


X Noot
1

Het rapport is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven