Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa. In artikel 3a, eerste, tweede en derde lid wordt de zinsnede «en 27, eerste lid» vervangen door: 27, eerste lid, 32a,
eerste lid, en 32b, eerste lid.
B
In artikel I, onderdeel C, komt artikel 32a, tweede lid, als volgt te luiden:
2. De markering bevat:
a. een unieke markering met:
1° de naam van de fabrikant;
2° het land of de plaats van vervaardiging;
3° het serienummer en het jaar van vervaardiging, indien het jaar van vervaardiging niet reeds onderdeel uitmaakt van het
serienummer; of
b. enige andere unieke en gebruikersvriendelijke markering met een nummer of alfanumerieke code aan de hand waarvan het land
van vervaardiging eenvoudig kan worden vastgesteld.
Toelichting
Deze nota van wijziging strekt tot herstel van een tweetal onvolkomenheden in de implementatie van de richtlijn de richtlijn
2008/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake
de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (hierna: richtlijn) in de Wet wapens en munitie (hierna:
Wwm).
Onderdeel A
Ten eerste is ten onrechte bij de totstandkoming van het wetsvoorstel geen aandacht besteed aan het toepassingsbereik van
de richtlijn. Artikel 2, eerste en tweede lid, van de richtlijn bevat een aantal uitzonderingen op het toepassingsbereik,
waaronder de verwerving en het voorhanden hebben van wapens en munitie door:
Eén en ander wordt wat betreft de uitzondering voor verzamelaars en instellingen met een cultureel en historisch oogmerk op
wapengebied nog eens bevestigd in overweging 20 van richtlijn 2008/51.
Bij nota van wijziging wordt een deel van deze categorieën alsnog uitgezonderd van de markeringsplicht. De systematiek van
de Wwm is aldus dat uitzonderingen voor de krijgsmacht, politie en de openbare dienst worden geregeld in de Wwm zelf. Vrijstellingen
en ontheffingen voor verzamelingen worden, op grond van artikel 4, Wwm geregeld in de Regeling wapens en munitie (Rwm). In
de nota van wijziging wordt bij deze systematiek aangesloten. In onderdeel A van deze nota wordt via een wijziging van artikel
3a van de Wwm geregeld dat de markering die de richtlijn voorschrijft (artikelen 32a en 32b) voor door de richtlijn bestreken
wapens en munitie niet van toepassing op de krijgsmacht, de politie en de overige openbare dienst, met inbegrip van opsporingsambtenaren
en bijzondere opsporingsdiensten. De overige vrijstellingen (verzamelaars, instellingen met een cultureel en historisch oogmerk
op wapengebied) worden in de Rwm geregeld.
Onderdeel B
Artikel 4, tweede lid, onder a, van de richtlijn stelt eisen aan de inhoud van de markering. De markering dient de naam van
de fabrikant, het land of de plaats van vervaardiging, het serienummer en het jaar van vervaardiging (indien dit niet reeds
deel uitmaakt van het serienummer) te bevatten. Deze eisen zijn overgenomen in artikel 32a van de Wwm, zoals voorgesteld in
het wetsvoorstel. De richtlijn biedt in artikel 4, tweede lid, onder b, evenwel de mogelijkheid om minder verstrekkende eisen
te stellen aan de markering. De minimumeis van de richtlijn in een unieke en gebruikersvriendelijke markering met een nummer
of een alfarieke code aan de hand waarvan alle lidstaten het land van vervaardiging eenvoudig kunnen vaststellen. Bij nota
van wijziging wordt deze eis alsnog toegevoegd aan artikel 32a van de Wwm. Hiermee wordt voorkomen dat wanneer een wapen al
traceerbaar is door een unieke markering, alsnog tot markering overgegaan zou moeten worden en kosten zouden moeten worden
gemaakt.
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven