32 721 Wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de implementatie van richtlijn 2008/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 mei 2008 tot wijziging van de richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU L179) (Implementatiewet EG-richtlijn 2008/51 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 1 juni 2011

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

 

Blz.

   

Inleiding

1

Richtlijn 2008/51/EG

2

Dereguleringskosten, uitvoeringskosten en effecten voor bedrijfsleven en burger

5

Administratieve lasten

5

Artikelsgewijs

5

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van bovengenoemd wetsvoorstel. Zij zijn van mening dat bij de Nederlandse wapenwetgeving veiligheid voorop moet blijven staan en dat daarom deze wetgeving streng moet zijn en blijven. Misbruik moet worden aangepakt en illegaal wapenbezit moet waar mogelijk worden voorkomen en aangepakt. Risico’s, zeker waar het wapens aangaat, moeten zoveel mogelijk worden gereduceerd. Anderzijds moet wetgeving ook doelgericht, praktisch, uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Deze leden hebben daarom nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben enkele vragen over het wetsvoorstel.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Naar aanleiding daarvan hebben zij enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben hierover een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.

Richtlijn 2008/51/EG

De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat een aantal landen in de Europese Unie van mening is dat hun wapenwetgeving al voldoet aan de richtlijn en dat zij dus geen verdere maatregelen nemen. Deze leden vernemen graag of het waar is dat de richtlijn in die landen niet apart wordt geïmplementeerd. Kan de regering verder aangeven waar de huidige wetgeving afwijkt, waardoor de richtlijn in Nederland wel apart geïmplementeerd moet worden en in de betreffende lidstaten niet? Daarnaast willen deze leden graag weten of de voorgestelde wetgeving volledig in lijn is met de richtlijn en of er geen sprake is van verschillen met dan wel aanvullingen op de richtlijn (de zogenaamde nationale kop). Zo ja, kan de regering deze zorgvuldig benoemen en verantwoorden?

Deze leden merken op dat nu al serienummers worden geregistreerd. Voldoet die registratie niet aan de richtlijn? Tevens vernemen zij hoe bewerkstelligd wordt dat de markering in heel Europa zodanig uniek zal zijn dat er geen dubbele codes zullen opduiken. Hoe werkt de Europese controle hierop en wie draagt daarvan de kosten?

De leden van de VVD-fractie merken op dat de richtlijn in overweging 20 stelt dat de richtlijn niet van toepassing is op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens en munitie door verzamelaars en instellingen met een cultureel of historisch oogpunt. De implementatie, waarbij een wapen dient te zijn voorzien van een markering als het op de markt wordt gebracht ten behoeve van een verzamelaar lijkt daarmee in strijd te zijn. Graag ontvangen deze leden een nadere toelichting op de positie van verzamelaars en de hier bedoelde instellingen zowel bij de eerste aankoop van een wapen als bij de doorverkoop. Klopt het dat bij de totstandkoming van de richtlijn expliciet over verzamelaars is gesproken en dat daarbij markering onwenselijk is gevonden vanwege de authenticiteit? Deelt de regering de mening van de gezamenlijke Nederlandse wapen- en munitieverzamelaars dan niet, zoals uiteengezet in hun brief van 19 mei 2011?

Volgens deze leden beschikt Nederland over een geavanceerd registratiesysteem van alle in Nederland aanwezige legale wapens. Dit systeem, PSVHM (Verona) geheten, wordt nu al door politie en justitie gebruikt. Wat is de meerwaarde van het nu door de regering voorgestelde systeem op het al bestaande systeem?

De aan het woord zijnde leden hebben begrepen van deskundigen dat het naderhand aanbrengen van een markering op een wapen dat daadwerkelijk gebruikt wordt, ertoe kan leiden dat het wapen beschadigd raakt en dat er daardoor sprake kan zijn van gevaarlijke situaties. Herkent de regering zich in dit gegeven en hoe heeft zij deze suggestie bij het wetsvoorstel in ogenschouw genomen? Welke afweging heeft zij daarbij gemaakt?

Wat de markering betreft, hebben voornoemde leden nog de volgende vragen. Kan de regering ingaan op de aansprakelijkheid na markering, de plaats, aard en grootte van de markering, de inhoud van de markering als onbekend is om wat voor wapen het gaat, de datering van een wapen als de productiedatum onbekend is en de uitvoerder van de markering?

De leden van de VVD-fractie begrijpen van deskundigen dat het aanbrengen van markeringen op wapens die vanwege leeftijd of uitvoering een bijzondere waarde hebben, ertoe kan leiden dat die waarde daalt. Zij zijn van mening dat als zo’n markering leidt tot een substantiële verbetering van de veiligheid in Nederland, dit offer kan en moet worden gevraagd. Kan de regering een inschatting geven van de schade die hierdoor wordt veroorzaakt?

Deze leden merken op dat in overwegingen 14 staat dat de lidstaten de afgifte van een Europese Vuurwapenpas niet afhankelijk zouden mogen stellen van de betaling van een vergoeding of heffing. In de memorie van toelichting staat dat de erkenning van de zogeheten Europese vuurwapenpas, die is geïntroduceerd in de Wapenrichtlijn, niet afhankelijk mag zijn van de betaling van een vergoeding of heffing. Deze leden vragen hoe deze twee citaten zich met elkaar verhouden, zeker nu voor een Europese vuurwapenpas in de praktijk gewoon moet worden betaald.

De leden van de VVD-fractie begrijpen uit de memorie van toelichting dat het mogelijk is onbruikbaar gemaakte wapens weer voor gebruik gereed te maken. Als het uit de loop frezen van de blokkering voldoende is, zijn zij van mening dat de eisen aan het onbruikbaar maken onvoldoende zijn. Deze leden menen toch dat er meer eisen zijn waaraan moet worden voldaan. Gaarne zien zij een toelichting tegemoet.

De aan het woord zijnde leden zijn een groot voorstander van een efficiënte aanpak van de verkoop en import van onderdelen van wapens en munitie. Zij begrijpen dat dit, vooral via internet, gemakkelijk kan. Wat gaat de regering doen om hier paal en perk aan te stellen?

Graag ontvangen de leden van de VVD-fractie een overzicht van de markt van voorheen legale wapens die illegaal zijn geworden. Dat is immers de achterliggende reden voor deze richtlijn. Is de wet niet ook eenvoudig te omzeilen door de markering te wissen, zoals nu ook gebeurt met de gewone serienummers?

Deze leden lezen in de memorie van toelichting dat de korpschef een bewijs kan afgeven dat een bepaald wapen afdoende onbruikbaar is gemaakt. Zij hebben begrepen dat er discussie is of de korpsen de expertise hebben om vast te stellen of een wapen werkelijk onbruikbaar is. Zij verzoeken de regering hierop te reageren. Is het niet voldoende dat erkende wapenhandelaren een hier bedoelde verklaring afgeven onder dreiging van het verlies van hun vergunning bij veronachtzaming van hun verplichtingen?

In de memorie van toelichting wordt gesproken over antieke wapens. De term antieke wapens wordt verder niet gedefinieerd in het wetsvoorstel. Deze leden verzoeken de regering hierop nader in te gaan.

De leden van de VVD-fractie merken op dat in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wapenrichtlijn staat dat de geldigheidstermijn van de Europese Vuurwapenpas vijf jaar wordt. Jachtovereenkomsten hebben, voor zover deze leden bekend, in veel gevallen de duur van zes jaar. Zouden de akte en de Europese Vuurwapenpas ook zes jaar geldig kunnen zijn?

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de afgifte van wapenvergunningen afhankelijk wordt gesteld van het aanbrengen van een markering op het wapen. Wat betekent dit in de praktijk voor al afgegeven wapenvergunningen? Zijn alle wapens waarvoor die vergunningen gelden gemarkeerd volgens de eisen van de richtlijn? Zo nee, moeten die alsnog nog worden gemarkeerd?

Hoe oordeelt de regering over de effectiviteit van het aanbrengen van markeringen in wapens in het licht van het voorkomen dat wapens voor criminele doeleinden worden gebruikt? Deelt de regering de mening dat het grootste probleem het gebruik van illegale wapens betreft die uit de aard der zaak niet geregistreerd zullen worden en wellicht ook niet gemarkeerd zullen zijn?

Deze leden vragen wat is de stand van zaken met betrekking tot de pilot van het Landelijk Platform Vuurwapens met betrekking tot het voorkomen van de illegale aanschaf van wapens via internet.

De aan het woord zijnde leden vragen of de regering de mening deelt dat de Wapenrichtlijn slechts een minimumnorm vastlegt en aanscherping behoeft. Zo ja, hoe gaat de regering dit samen met andere lidstaten bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PVV-fractie lezen in de richtlijn dat de termijn van tenminste 20 jaar noodzakelijk is wegens het gevaarlijke karakter en de lange levensduur van wapens en om zo een goede tracering van vuurwapens mogelijk te maken. Zij vragen waarop de termijn van 20 jaar is gebaseerd. Zij kunnen zich namelijk voorstellen dat deze gegevens bewaard blijven zolang een wapen nog voorhanden is. Waarom worden deze gegevens niet bewaard tot het moment dat het betreffende wapen is vernietigd of in ieder geval tot het moment dat zij onbruikbaar worden gemaakt?

Een andere vraag in dit kader is waarom het proces-verbaal van vernietiging of onbruikbaarmaking niet in het betreffende register wordt opgenomen.

Verder lezen de aan het woord zijnde leden dat alarmwapens en onbruikbaar gemaakte vuurwapens nog steeds niet onder de Wapenrichtlijn vallen. Daarnaast wordt aangegeven dat in Nederland een beperkt aantal wapens uiterlijk intact kan blijven nadat deze voor gebruik ongeschikt zijn gemaakt. Waarom zijn deze wapens niet binnen het bereik van de Wapenrichtlijn gebracht? Hoe past dit binnen de Nederlandse wetgeving, aangezien voor dergelijke wapens onder Nederlandse wetgeving ontheffing kan worden verleend (artikel 4 van de Wet wapens en munitie).

Deze leden vragen of bij de implementatie rekening is gehouden met de toezeggingen die gedaan zijn aan de Nederlandse Airsoft Belangen Vereniging (NABV) in het debat over het wetsvoorstel volledig verbod stiletto’s, valmessen en vlindermessen (Kamerstuk 32 206).

De leden van de SP-fractie constateren dat Nederland reeds een register van vuurwapens heeft, maar dat de markeringsplicht voor vuurwapens wel nieuw is. Welke voordelen biedt deze markeringsplicht nu in de praktijk? In hoeverre wordt de handhaving of de controle op legale vuurwapens hiermee makkelijker? Begrijpen deze leden het goed dat zonder markering op het vuurwapen geen wapenvergunning zal worden verstrekt? Wat gebeurt er met de reeds bestaande wapenvergunningen en de vuurwapens die op dit moment in omloop zijn en niet gemarkeerd zijn? Wordt er rekening gehouden met de belangen van verzamelaars? Gaarne ontvangen deze leden een reactie op de bezwaren van de gezamenlijke Nederlandse wapen- en munitieverzamelaarsverenigingen, met daarbij de argumenten waarom daar geen rekening mee is gehouden.

Deze leden vragen aandacht voor de controle op vuurwapens en wapenvergunningen. Uit diverse nieuwsartikelen blijkt dat een relatief klein deel van de mensen met een wapenvergunning jaarlijks thuis wordt gecontroleerd. Als dit zo is, in hoeverre helpt dan een markeringsplicht zoals nu wordt voorgesteld? Heeft het Bureau bijzondere wetten, dat bij de politie verantwoordelijk voor deze controles, voldoende capaciteit om iedereen zo vaak te controleren als wordt voorgeschreven? Zo ja, kan de jaarlijkse controle worden gegarandeerd? Zo nee, hoe ernstig vindt de regering dit?

De aan het woord zijnde leden constateren dat Nederland reeds bepaalde activiteiten van wapenmakelaars reeds reguleert. Welke activiteiten van wapenmakelaars worden dan niet gereguleerd? Valt het organiseren van de overbrenging van wapens hier niet onder? Zou dat niet ook gereguleerd moeten worden?

De leden van de SP-fractie vernemen graag hoe de pilot aanpak illegale handel in (vuur)wapens op internet verloopt. Wat is de werkwijze en per wanneer hier de resultaten van beschikbaar zullen zijn?

Deze leden lezen in de memorie van toelichting dat niet correct gemarkeerde wapens en munitie zeer gewild zijn in het criminele circuit. Mede met het oog hierop vragen zij of de strafbedreiging hoog genoeg is. Hoe staat het met de pakkans? Hoe vaak vindt er controle plaats?

Dereguleringskosten, uitvoeringskosten en effecten voor bedrijfsleven en burger

De leden van de PvdA-fractie lezen dat gegevens over de gemarkeerde wapens 20 jaar bewaard zullen moeten worden door de politie, terwijl daarvoor thans geen termijn is vastgesteld. Het is deze leden niet duidelijk welke extra kosten dit voor de politie met zich meebrengt noch is duidelijk of daar extra capaciteit voor nodig is. Mede gezien het feit dat de praktijk van handhaving en naleving van bestaande wetgeving nu al op problemen stuit, vragen zij in hoeverre de druk op de politie met de eisen die voortvloeien uit het wetsvoorstel niet nog groter zal worden. Kan de regering hier nader op ingaan?

De leden van de PVV-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de vereiste aanpassingen leiden tot extra uitvoeringskosten. Dit omdat de politie de gegevens over wapens tenminste 20 jaar zal moeten gaan bewaren, terwijl daar thans geen termijn voor was vastgesteld. Waarop zijn deze extra uitvoeringskosten gebaseerd en waaruit bestaan de extra kosten? Hoe verhoudt zich dat tot de huidige uitvoeringpraktijk?

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering extra uitvoeringskosten verwacht naar aanleiding van de implementatie van deze richtlijn. Gaarne ontvangen zij een schatting van de omvang van deze lasten voor overheidsorganisaties die deze richtlijn moeten implementeren, zoals de politieorganisatie en defensie.

Administratieve lasten

De leden van de VVD-fractie vragen of dit wetsvoorstel zou kunnen betekenen dat naar schatting 200 000 wapens gemarkeerd moeten worden. Zij vernemen gaarne wat dit inhoudt voor de administratieve lasten van de betrokken eigenaren. Wie wordt of worden in Nederland geacht dat te gaan uitvoeren en in welk tijdsbestek? Komt er een overgangsregeling? Wie doet daarnaast de fysieke controle? Wat kost een markering naar verwachting?

Artikelsgewijs

ARTIKEL I, onderdeel C

Artikel 32a

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat als een vuurwapen van een verzamelaar op de markt wordt gebracht, een markering moet worden aangebracht. Hebben zij de richtlijn goed begrepen dat de markeringsplicht niet van toepassing is op wapens die deel uitmaken van een verzameling? Zo ja, waarom geldt in het wetsvoorstel de verplichting tot markering dan ook voor wapens van verzamelaars die verkocht worden als deze aan een andere verzamelaar worden overgedragen? Deze leden verzoeken de regering bij het antwoord specifiek in te gaan op de bezwaren uit het veld, zoals onherstelbare schade aan het vuurwapen, onbekendheid van fabrikant en de datering van wapens uit bijvoorbeeld de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Is er gesproken met de verenigingen van verzamelaars voorafgaand aan dit wetsvoorstel? Zo nee, waarom niet? Is de regering bereid een uitzondering te maken voor vuurwapens van verzamelaars? Zou het denkbaar zijn dat deze markeringsplicht alleen gaat gelden voor nieuwe wapens? In dat geval kan de fabrikant immers zelf het wapen van een door de richtlijnen en wet bedoelde markering voorzien. Wat zijn de effecten op de veiligheid als deze beperking zou worden toegepast?

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat bij een pistool de wezenlijke onderdelen de loop, de kast en de slede zijn. Bij een revolver zijn dit de loop, de kast en de cilinder. Bij een geweer zijn dit het de loop, de grendel en het staartstuk. In de richtlijn wordt echter gesproken over het sluitingsmechanisme, de kamer en de loop van vuurwapens. Kan de regering dit verschil nader uitleggen?

Deze leden vragen waarom in de toelichting staat dat niet uitgesloten is dat er meerdere wezenlijke onderdelen gemarkeerd zijn, terwijl in de richtlijn zelf staat (artikel 4, tweede lid) dat de markering wordt aangebracht op een essentieel onderdeel van het vuurwapen.

De voorzitter van de commissie,

De Roon

De griffier van de commissie,

Nava


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Schouten, C.J. (CU), Staaij, C.G. van der (SGP), Arib, K. (PvdA), Çörüz, C. (CDA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Vermeij, R.A. (PvdA), ondervoorzitter, Raak, A.A.G.M. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Dibi, T. (GL), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Brinkman, H. (PVV), Roon, R. de (PVV), voorzitter, Toorenburg, M.M. van (CDA), Peters, M. (GL), Recourt, J. (PvdA), Schouw, A.G. (D66), Berndsen, M.A. (D66), Marcouch, A. (PvdA), Helder, L.M.J.S. (PVV), Nieuwenhuizen-Wijbenga, C. van (VVD), Steur, G.A. van der (VVD), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD) en Taverne, J. (VVD).

Plv. leden: Slob, A. (CU), Dijkgraaf, E. (SGP), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Bochove, B.J. van (CDA), Sterk, W.R.C. (CDA), Smeets, P.E. (PvdA), Kooiman, C.J.E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Sap, J.C.M. (GL), Karabulut, S. (SP), Elissen, A. (PVV), Dille, W.R. (PVV), Smilde, M.C.A. (CDA), Voortman, L.G.J. (GL), Spekman, J.L. (PvdA), Dijkstra, P.A. (D66), Pechtold, A. (D66), Kuiken, A.H. (PvdA), Bontes, L. (PVV), Burg, B.I. van der (VVD), Liefde, B.C. de (VVD), Azmani, M. (VVD) en Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD).

Naar boven