32 717 Implementatie van het kaderbesluit nr. 2008/978/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 18 december 2008 betreffende het Europees bewijsverkrijgingsbevel ter verkrijging van voorwerpen, documenten en gegevens voor gebruik in strafprocedures (PbEU L 350)

Nr. 12 AMENDEMENT VAN HET LID GESTHUIZEN

Ontvangen 7 juni 2012

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel E, wordt artikel 552ccc als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De officier van justitie draagt de ter uitvoering van een Europees bewijsverkrijgingsbevel verkregen voorwerpen, bescheiden of gegevens die zijn vergaard met gebruikmaking van enige strafvorderlijke bevoegdheid onverwijld over aan de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat, voor zover de rechtbank daartoe verlof verleent. De rechter toetst het Europees bewijsverkrijgingsbevel in ieder geval op noodzakelijkheid en proportionaliteit.

2. In het derde lid wordt de zinsnede «op een ingesteld beklag» vervangen door: van de rechtbank als bedoeld in het tweede lid.

Toelichting

Het Europees bewijsverkrijgingsbevel mag alleen dan worden uitgevaardigd wanneer de verkrijging van het bewijsmateriaal noodzakelijk en proportioneel wordt geoordeeld in het licht van het strafrechtelijk onderzoek in welk kader de voorwerpen, bescheiden of gegevens worden verzocht. Dat bepaalt artikel 7 van het kaderbesluit. Volgens het kaderbesluit toetst slechts de uitvaardigende lidstaat hieraan.

Indiener is van mening dat de rechtsbescherming hierdoor onvoldoende is. Ook de uitvoerende lidstaat zou moeten toetsen of het meewerken aan het Europees bewijsverkrijgingsbevel in het kader van dat onderzoek noodzakelijk is en, gegeven de concrete omstandigheden van het geval, proportioneel. Dat betekent dat de Nederlandse rechter die ingevolge lid 2 van artikel 552 ccc verlof verleent moet toetsen of het Europees bewijsverkrijgingsbevel voldoet aan de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit.

Gesthuizen

Naar boven