32 716 Evaluatie Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)

Nr. 43 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2021

Met deze brief wil ik uw Kamer informeren over een aantal onderwerpen op het gebied van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Ik zal eerst ingaan op het WIA-criterium voor werknemers met loonkostensubsidie, daarna op de doorrekening van het CPB voor het verlagen van de WIA-grens van 35% naar 25% of 15%. Tot slot ga ik in op het onderzoek naar de eisen aan de re-integratie bij psychische problematiek.

1. WIA-criterium voor werknemers met loonkostensubsidie

In mijn brief van 17 december 20201 heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken van het aanpassen van het WIA-criterium voor werknemers met loonkostensubsidie. In deze brief heb ik aangegeven eerst onderzoek te willen doen naar het aantal werknemers met loonkostensubsidie (LKS) die later een beroep doen op de WIA, omdat een wijziging van het WIA-criterium voor werknemers met loonkostensubsidie veel impact heeft op de uitvoering. Een wijziging van dit criterium is daarom ook alleen doelmatig op het moment dat er ook een groot aantal werknemers met loonkostensubsidie de WIA instroomt en dit bij een ander criterium niet gedaan zouden hebben. UWV heeft een analyse verricht om het aantal werknemers dat met loonkostensubsidie werkt en instroomt in de WIA in kaart te brengen. Met deze brief wil ik u daarover informeren.

Achtergrond

Met de Participatiewet is loonkostensubsidie geïntroduceerd voor mensen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon (WML) kunnen verdienen. Zij zijn ook verzekerd voor de werknemersverzekeringen. In de normale WIA-systematiek worden deze werknemers echter per definitie volledig arbeidsongeschikt bevonden, omdat zij geen regulier werk op WML-niveau kunnen verrichten. Mogelijk kunnen zij echter nog wel ander werk uitvoeren met loonkostensubsidie. In de Wet WIA is daarom vastgelegd dat bij het bepalen van het arbeidsongeschiktheidspercentage rekening wordt gehouden met de omstandigheid of iemand werkte met loonkostensubsidie.

Analyse UWV

UWV heeft gekeken hoeveel werknemers in 2020 met loonkostensubsidie de WIA zijn ingestroomd. Dit waren in dat jaar ongeveer 250 personen. Dit loopt naar verwachting op naar 570 personen die instromen in 2023, omdat de groep werknemers die met loonkostensubsidie werkt, groeit. Een deel van deze groep wordt arbeidsongeschikt bevonden terwijl zij nog wel ander werk met loonkostensubsidie kunnen verrichten.

Om rekening te houden met de omstandigheid dat iemand werkt met loonkostensubsidie moet het arbeidsongeschiktheidscriterium voor de WIA voor werknemers met loonkostensubsidie worden aangepast. Als dit niet wordt gedaan, dan leidt dit tot extra WIA-lasten, omdat ook werknemers met loonkostensubsidie de WIA instromen die nog wel ander werk met loonkostensubsidie zouden kunnen doen. Op lange termijn zijn de verwachtingen van mijn ministerie dat dit leidt tot € 50 miljoen extra WIA-lasten per jaar.

Verdere stappen

In mijn brief van 17 december 2020 heb ik u laten weten dat er een WIA-criterium voor werknemers met loonkostensubsidie is uitgewerkt. Met dit criterium worden werknemers die met loonkostensubsidie werken niet meer altijd volledig arbeidsongeschikt bevonden. Als zij nog een (andere) functie kunnen vervullen met loonkostensubsidie dan worden zij geheel of gedeeltelijk arbeidsgeschikt bevonden.

Ik zal met sociale partners in gesprek treden om te zien hoe zij de verschillende effecten van deze maatregel wegen. Daarnaast is mijn streven om het voorstel dit jaar door UWV te laten beoordelen op uitvoerbaarheid middels een uitvoeringstoets, om de uitvoeringseffecten preciezer in beeld te brengen. Invoering van een alternatief criterium is voorzien per 1 januari 2023. Het indienen van het wetsvoorstel aan uw Kamer acht ik aan een volgend kabinet, vanwege de demissionaire status van het huidige kabinet.

2. Drempelverlaging WIA

In de Kamerbrief van 16 maart 20212 heb ik gereageerd op het adviesrapport van de Stichting van de Arbeid over hoe de arbeidsparticipatie van arbeidsongeschikte werknemers kan worden verhoogd. In de slotbeschouwing van dat rapport besteedt de Stichting aandacht aan een mogelijke drempelverlaging van de toegang tot de WIA naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 25% of 15% (in plaats van de huidige 35%). De SER adviseert in haar middellangetermijnadvies van 2 juni jl. een drempelverlaging naar 15% als onderdeel van een breder pakket aan maatregelen.

Zoals aangekondigd in mijn brief van maart heb ik op verzoek van de Stichting het Centraal Planbureau (CPB) gevraagd om een doorrekening te maken van de budgettaire-, arbeidsmarkt- en premie-effecten van een verlaging van de grens naar 25% en 15%. De bevindingen van het CPB stuur ik als bijlage mee3. UWV heb ik verzocht inzicht te geven in de impact die een dergelijke verlaging heeft op de uitvoering. UWV heeft een globale inschatting gemaakt en mij laten weten dat een uitvoeringstoets nodig is om de uitvoeringseffecten beter in kaart te brengen. In deze brief informeer ik u over de inzichten van het CPB en UWV.

Verwachte impact en effect

Een verlaging van de toetredingsdrempel van de WIA zou tot gevolg hebben dat mensen, die zonder deze verlaging geen recht op een uitkering gehad zouden hebben, nu wel een WIA-uitkering krijgen. Dit betekent dat de WIA-populatie groeit. Als de WIA-drempel verlaagd wordt, ligt het in de rede dat ook de drempel in de Ziektewet voor het recht op ziekengeld in het tweede ziektejaar wordt aangepast. Het criterium voor het tweede ziektejaar in de Ziektewet is op dit moment namelijk gelijk aan de WIA-grens van minstens 35% arbeidsongeschiktheid. In de doorrekening van het CPB is hier ook rekening mee gehouden.

Doorrekening CPB

Een aanpassing van de toetredingsdrempel van de WIA naar 25% leidt volgens het CPB naar schatting tot een toename van de WIA-uitkeringslasten van structureel 260 miljoen euro per jaar. Bij een verlaging naar 15% nemen de uitkeringslasten naar verwachting toe met 430 miljoen euro structureel per jaar. Het CPB geeft daarnaast aan dat er door de maatregel sprake zou zijn van een daling van WW- en bijstandslasten en een stijging van Ziektewet- en Toeslagenwet-lasten en WIA-uitvoeringskosten. Deze zouden grosso modo tegen elkaar wegvallen. Het CPB schat in dat een verlaging van de WIA-drempel geen effect heeft op de werkgelegenheid en dat er geen sprake is van significante gedragseffecten.

Uitvoeringseffecten UWV

Een drempelverlaging van de toegang tot de WIA heeft effect op de omvang van de werkzaamheden van UWV. Als gevolg van de drempelverlaging zal UWV meer Ziektewet-dienstverlening en WGA-dienstverlening moeten aanbieden en meer WIA-claimbeoordelingen moeten uitvoeren. Ook de vraag naar WIA-herbeoordelingen neemt toe vanwege de grotere groep WGA-gerechtigden. UWV wijst in dit kader onder andere op de reeds bestaande mismatch tussen vraag en aanbod van sociaal-medische dienstverlening, waar ik u op 9 april jl.4 over heb geïnformeerd.

Verlaging van de toetredingsdrempel tot de WIA heeft ook impact op de systemen van UWV. UWV geeft aan dat de aanpassingen ingrijpend zijn en voorbereiding vergen. Zo zal onder andere het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) moeten worden aangepast.

Conclusies en vervolg

Een verlaging van de toetredingsdrempel tot de WIA leidt ertoe dat een deel van de mensen die op dit moment geen WIA-uitkering krijgt vanwege een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35%, recht krijgt op een WIA-uitkering. Ongeveer de helft van deze groep «WIA 35-« werkt niet5 en een drempelverlaging naar 25% of 15% zou een deel van deze mensen meer inkomenszekerheid geven.

Wel concludeer ik dat een verlaging van de toetredingsdrempel tot de WIA een toename betekent van de WIA-uitkeringslasten. Ook heeft verlaging een forse impact op de uitvoering van UWV. Een verlaging van de WIA-grens leidt tot een toename van de vraag naar sociaal-medische dienstverlening. Dit betekent dat er een groter beroep wordt gedaan op verzekeringsartsen voor WIA-claim en -herbeoordelingen. UWV heeft op dit moment al te maken met een mismatch tussen vraag en aanbod in de sociaal-medische dienstverlening. Een verlaging van de WIA-grens zou dan ook om aanvullende maatregelen vragen om deze mismatch te verminderen die ook forse implicaties met zich kunnen meebrengen voor uitkeringsgerechtigden en werkgevers.

Eventuele vervolgstappen naar aanleiding van de bevindingen van het CPB en UWV zijn aan een volgend kabinet.

3. Re-integratie bij psychische problematiek

Per brief van 27 mei 20196 gaf ik aan in gesprek te gaan met private verzekeraars over wat zij nodig hebben om de extra stap te zetten om de kwaliteit en duurzaamheid van re-integratie in kaart te brengen en te verbeteren. Uit deze gesprekken kwam naar voren dat private verzekeraars vooral moeite hebben met de re-integratie van personen met psychische aandoeningen. Om hen beter te ondersteunen heb ik opdracht gegeven een rapport op te stellen dat moet helpen bij de re-integratie van mensen met psychische aandoeningen7.

Dat rapport is in juni van dit jaar afgerond. Panteia heeft een beeld geschetst van de mensen met psychische aandoeningen die een beroep doen op re-integratievoorzieningen, welke belemmeringen de re-integratie van deze personen kent, wat hun re-integratie helpt, welke bewezen effectieve re-integratie instrumenten er bekend zijn en voor wie in welke context deze geschikt zijn.

Het rapport is geschreven vanuit de veronderstelling dat op basis van wetenschappelijk onderzoek er veel bekend is, maar dat de vertaalslag naar de uitvoerende professional ontbreekt.

Om die personen te bereiken voor wie het rapport opgesteld is, bied ik het rapport samen met een korte handreiking aan private verzekeraars, werkgevers en UWV aan. Op die manier wil ik betrokken re-integratieprofessionals hier kennis van laten nemen, zodat hun kennis en expertise op het gebied van de re-integratie van mensen met psychisch aandoeningen versterkt wordt.

UWV zal het rapport verspreiden onder arbeidsdeskundigen door middel van een artikel in het vakblad voor arbeidsdeskundigen en door er aandacht aan te besteden binnen hun opleiding.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstuk 32 716, nr. 39.

X Noot
2

Kamerstuk 32 716, nr. 40.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Kamerstuk 26 448, nr. 645.

X Noot
5

Kamerstuk 34 352, nr. 212

X Noot
6

Kamerstuk 32 716, nr. 38

X Noot
7

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven