32 712 Wijziging van de Wet bodembescherming (Gebiedsgerichte aanpak van de verontreiniging van het diepere grondwater)

C MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 29 maart 2012

Vraag PvdA-fractie

Kan de regering toelichten waarom de normen voor verontreinigd grondwater op een ander niveau zijn gesteld dan de normen voor drinkwaterwinning?

Antwoord:

In het kader van de wijziging van de Wet bodembescherming (Gebiedsgerichte aanpak van de verontreiniging van het diepere grondwater) zijn de normen onveranderd gebleven.

Niet alle grondwater is nodig voor drinkwater, dus de normen voor sanering hoeven alleen daar waar nodig te voldoen aan de normering van drinkwaterkwaliteit. Er zijn overigens geen wettelijke normen voor grondwater dat bestemd is voor de bereiding van drinkwater. Wel zijn er normen voor het water dat door het waterwinbedrijf mag worden gebruikt voor de bereiding van drinkwater, alsmede normen voor drinkwater dat uit de kraan komt. Die normen kunnen niet zo maar vergeleken worden met de normen voor bodemsanering. Naarmate het water dichter bij de consument komt worden zij uiteraard steeds strenger. Daar zitten zuiveringsstappen tussen om de kwaliteit van het grondwater te verbeteren. Het bodemsaneringsbeleid is er conform de Kaderrichtlijn water op gericht de zuiveringsinspanning te beperken en op lange termijn duurzame drinkwatervoorziening veilig te stellen. Het zou overdreven en veel te kostbaar zijn de drinkwaternormen ook in het saneringsbeleid te gaan hanteren.

Vraag PvdA-fractie

Kan de regering tevens schetsen wat het verschil in normering in de praktijk betekent voor de saneringsopgave van de drinkwaterbedrijven? Wie draagt de kosten van de sanering die bovenop de opgave voor drinkwaterwinning komt?

Antwoord:

Het bevoegd gezag Wbb gebruikt bij de prioritering van de verontreinigde locaties de systematiek zoals beschreven in de Circulaire bodemsanering 2009. Hierin worden de drinkwaterinnameputten als kwetsbare objecten genoemd, evenals overigens in de stroomgebiedbeheersplannen, waarin deze gebieden overeenkomstig de kaderrichtlijn water als beschermde gebieden zijn opgenomen. Dit betekent dat veelal de risico’s van de verontreiniging in een dergelijk gebied met prioriteit door het bevoegd gezag in beeld zijn gebracht. Dit zijn zogenaamde spoedlocaties. De gebiedsgerichte aanpak brengt op dit punt geen verandering in de saneringsopgave. Bescherming van kwetsbare functies, zoals waterwinning, is ook in de gebiedsgerichte aanpak een speerpunt van het beleid. Er worden geen saneringsverplichtingen doorgeschoven naar de drinkwaterbedrijven, die ook niet te maken krijgen met extra kosten als gevolg van de gebiedsgerichte aanpak.

Vraag PvdA-fractie

Op welke wijze vindt handhaving plaats indien de sanering plaatsvindt conform de normen van de drinkwatervoorziening?

Antwoord:

Gedeputeerde Staten zijn, naast burgemeester en wethouders van de 30 grote gemeenten, het bevoegd gezag voor de toepassing van de bepalingen over sanering in de Wbb. en bij provinciale milieuverordening zijn de grondwaterbeschermingsgebieden aangewezen. Hiervoor geldt doorgaans een stringenter beschermingsbeleid (gebruik van bestrijdingsmiddelen; aanwending van mest), terwijl bovendien sprake is van een bijbehorend maatregelenpakket waarvoor de verantwoordelijkheid in eerste instantie eveneens bij de provincie berust.

Vraag PvdA-fractie

Kan de regering aangeven wat de consequenties van de aangekondigde herziening van het omgevingsrecht zijn voor het nu voorliggende wetsvoorstel?

Antwoord:

De aangekondigde herziening van het omgevingsrecht heeft geen invloed op dit wetsvoorstel. Het is van belang voor de huidige beleidspraktijk dat zo spoedig mogelijk gebiedsgericht beheer wordt mogelijk gemaakt. Wel zou het zo kunnen zijn dat als de Wet bodembescherming op gaat in de Omgevingswet ook gebiedsgericht beheer in die wet geregeld zal worden.

Vraag Groen Links fractie

Kan de regering toelichten waarom zij niet voor verplichting tot medewerking aan gebiedsgericht beheer kiest en hoe zij wil voorkomen dat noodzakelijke saneringen niet of pas na lange tijd plaatsvinden? Hoe ziet de regering de financiële verantwoordelijkheid van eigenaren in dit kader?

Antwoord

Dit wetsvoorstel beoogt de huidige belemmeringen en onzekerheden die aan een gebiedsgerichte aanpak in de weg staan, zo snel mogelijk weg te nemen, alleen voor gevallen waarin er voldoende vrijwillige steun voor een gebiedsgerichte aanpak is, omdat betrokkenen daar allemaal in meer of minder mate baat bij hebben. Juist het hebben van een gezamenlijk belang maakt dat een vrijwillige aanpak het meest kansrijk kan zijn. In een volgende fase kan dan de fundamentele discussie worden gevoerd of en zo ja welke instrumenten de overheid moet krijgen om medewerking aan de gebiedsgerichte aanpak af te dwingen.

Het verplichtend maken van deelname bij gebiedsgericht beheer vergt daarbij een dieper gaande discussie, omdat dan vergaande juridische instrumenten moeten worden ontworpen en ingezet om eigenaren van verontreinigde grond tegen hun zin tot medewerking aan de gebiedsgerichte aanpak te dwingen. Daar bestaat onder meer bij het bedrijfsleven weerstand tegen. De ervaring uit het verleden leert dat juist op het terrein van de bodemsanering, waar het om veel geld gaat, het risico bestaat dat betrokkenen zich zullen verzetten om te saneren of mee te werken. Ook voor het bevoegd gezag is dit een tijdrovende en moeilijke opdracht om de beschikbare juridische instrumenten daadwerkelijk in te zetten. Juist in de situaties waarop het wetsvoorstel ziet, waarin verontreinigingspluimen door elkaar lopen, komt het langs juridische weg tot heel weinig resultaat. Het lijkt verstandig veelbelovende initiatieven nu niet te belasten met een te ambitieus wetsvoorstel dat zeker controverses zal oproepen, waardoor de gebiedsgerichte aanpak zelfs in gevallen waarin wel sprake is van voldoende vrijwillige medewerking, op de korte termijn niet van de grond zal komen.

Vraag Groen Links fractie

Heeft de regering een visie ontwikkeld ten aanzien van het bodembeleid? Zo ja, is de regering bereid om de Eerste Kamer op de hoogte stellen van deze visie?

Antwoord:

Na ruim 25 jaar bodemsaneringsbeleid zijn we inmiddels op een punt aangekomen waarbij een nieuwe visie op dit beleid gewenst is. Hoofdlijnen van deze visie zouden de volgende kunnen zijn. De bodemsanering zou onderdeel kunnen worden van duurzame gebiedsontwikkeling en wordt dan ook meegenomen in de exploitatie van zo’n ontwikkeling. Het feit dat de risico’s van de «spoedlocaties» onder controle zijn of in de periode 2015–2019 moeten worden gebracht, maakt deze benadering mogelijk. Het beleid gaat gaandeweg over van saneren naar beheren. De afspraken uit het convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties houden onder meer in dat van de gevalsbenadering wordt overgestapt op de gebiedsbenadering, de ondergrond duurzaam wordt benut in het kader van de exploitatie en dat het bodembeleid wordt gekoppeld met het beleid op andere terreinen, zoals het waterbeleid, klimaatbeleid en energiebeleid en de (ook ondergrondse) ruimtelijke ordening. Bij deze beleidswijzigingen horen ook andere juridische en financiële instrumenten om het bevoegd gezag in staat te stellen om bodemverontreiniging mee te nemen in de gebiedsexploitatie. Tenslotte is mijn voornemen om meer ruimte te bieden voor lokaal maatwerk, juist ook om de kansen van slagen van voornoemde aanpak te vergroten.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma

Naar boven