32 712 Wijziging van de Wet bodembescherming (Gebiedsgerichte aanpak van de verontreiniging van het diepere grondwater)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, MILIEU EN RUIMTELIJKE ORDENING1

Vastgesteld 21 februari 2012

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De commissie verzoekt de regering om de vragen uiterlijk 20 maart 2012 te beantwoorden.

Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling en instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij ondersteunen de gebiedsgerichte aanpak.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake de gebiedsgerichte aanpak van de verontreiniging van het diepere grondwater.

Normering, kosten en handhaving

De leden van de fractie van de PvdA begrijpen dat de normen voor de sanering van verontreinigd grondwater op een ander niveau zijn gesteld dan de normen voor drinkwaterwinning. Kan de regering toelichten waarom dat is gedaan?

Kan de regering tevens schetsen wat dit in de praktijk betekent voor de saneringsopgave van de drinkwaterbedrijven? Wie draagt de kosten van de sanering die bovenop de opgave voor drinkwaterwinning komt?

Op welke wijze vindt handhaving plaats indien de sanering plaatsvindt conform de normen van de drinkwatervoorziening?

Vrijwillig karakter

De leden van de fractie van GroenLinks vinden de gebiedsgerichte aanpak een belangrijke stap vooruit. Daarom zijn deze leden verbaasd over het ontbreken van een verplichting om mee te werken aan gebiedsgerichte sanering. Ook de Raad van State oordeelt dat het vrijwillige karakter van medewerking door eigenaren aan gebiedsgerichte sanering niet spoort met de noodzakelijkheid van de sanering.2 Als Gedeputeerde Staten een gebied aanwijst voor sanering is het onzeker op welke termijn de sanering plaatsvindt en onder welke condities. Het is hierdoor onzeker op welke wijze eigenaren, die voorheen saneringsplichtig waren, zullen meewerken aan sanering en financiering. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering toe te lichten waarom zij niet voor verplichting tot medewerking kiest, en hoe zij wil voorkomen dat noodzakelijke saneringen niet of pas na lange tijd plaatsvinden. Hoe ziet de regering de financiële verantwoordelijkheid van eigenaren in dit kader?

Relatie tot andere wet- en regelgeving

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan aangeven wat de consequenties van de aangekondigde herziening van het omgevingsrecht zijn voor het nu voorliggende wetsvoorstel?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de regering wijst op de komende ingrijpende herziening van de Wet bodembescherming. Heeft de regering een visie ontwikkeld ten aanzien van het bodembeleid? Zo ja, is de regering bereid om de Eerste Kamer op de hoogte stellen van deze visie?

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, M. de Graaff

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Noten (PvdA), Putters (PvdA), Essers (CDA), Slagter-Roukema (SP), Engels (D66), Nagel (50PLUS), Duthler (VVD), Hermans (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD) (vice-voorzitter), Koffeman (PvdD), Schaap (VVD), Smaling (SP), Vliegenthart (SP), De Vries-Leggedoor (CDA), Martens (CDA), Van Boxtel (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Vlietstra (PvdA), M. de Graaff (PVV)(voorzitter), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Dijk (PVV), Ester (CU) en Schouwenaar (VVD).

X Noot
2

Kamerstukken II 2010/11, 32712, nr. 4, p. 8–9.

Naar boven