32 709 Evacuatie Nederlandse staatsburger uit Libië

Nr. 8 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN DEFENSIE EN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 november 2011

De Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) is op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (WIV 2002) belast met het toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van de wet door de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD).

De CTIVD heeft onderzoek verricht naar de rol van de MIVD en de AIVD bij een evacuatiemissie in Libië (rapport nr. 27). Het toezichtsrapport kent een openbare en twee geheime versies. Eén geheime versie heeft betrekking op de MIVD en één geheime versie op de AIVD. Het openbare rapport en de reactie daarop zenden wij u hierbij toe, mede namens de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken, conform artikel 79, vijfde lid, van de WIV 20021. De geheime versies, die inzicht bieden in de werkwijze, bronnen of het actuele kennisniveau van de MIVD en AIVD en daarom niet openbaar mogen worden gemaakt, zenden wij toe aan de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van de Tweede Kamer (CIVD).

De CTIVD heeft onderzoek verricht naar de activiteiten van de MIVD voorafgaande aan de evacuatiemissie en de activiteiten die de MIVD en AIVD vervolgens hebben verricht tot aan de vrijlating van de gevangen genomen militairen. Een belangrijke constatering van de CTIVD is dat de activiteiten van de MIVD en AIVD voldoen aan de eisen van wet- en regelgeving. De CTIVD heeft wel enkele procedurele tekortkomingen geconstateerd bij de inzet van bijzondere bevoegdheden door de MIVD.

De MIVD en de AIVD zijn niet betrokken geweest bij het besluit de evacuatiemissie uit te voeren op 27 februari 2011. De CTIVD treedt in het rapport dan ook niet in een beoordeling van dat besluit.

De CTIVD heeft een aantal verbeterpunten geconstateerd en hiervoor aanbevelingen gedaan. Deze hebben vooral betrekking op het traject na het mislukken van de evacuatiemissie. Het gaat daarbij om de afstemming en de coördinatie ten behoeve van de ondersteuning van het diplomatieke proces, zowel wat betreft de diensten onderling als de samenwerking met Buitenlandse Zaken. Ook doet de CTIVD enige aanbevelingen over de inzet van bijzondere bevoegdheden door de MIVD. Wij verzekeren u dat alle betrokkenen lering hebben getrokken uit het rapport van de CTIVD over deze uitzonderlijke situatie en dat de aanbevelingen zullen worden uitgevoerd.

Voor de afstemming tussen de MIVD en AIVD onderling bij de uitvoering van de activiteiten door de diensten in het kader van de evacuatiemissie, ziet de CTIVD in het bijzonder een rol weggelegd voor de coördinator van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. In algemene zin is die rol vastgelegd in de WIV 2002 (artikel 4, lid 3 onder b). Het gaat daarbij om de bestuurlijke en voorwaardescheppende coördinatie van de uitvoering van de taken van de diensten en niet om de coördinatie van de operationele afstemming. Ten aanzien van de samenwerking in het algemeen tussen de MIVD en AIVD willen wij benadrukken dat de diensten op verschillende terreinen samenwerken. Er bestaat een regulier en intensief contact. Niettemin worden op dit moment door beide diensten de nodige inspanningen verricht om de samenwerking verder te verbeteren. In het bijzonder wordt de samenwerking geïntensiveerd door overlegstructuren en communicatielijnen te verbeteren en door werkafspraken te maken over specifieke aandachtsgebieden. Deze samenwerking en de verdeling van taken vindt plaats in nauwe afstemming met de Secretaris-generaal van Algemene Zaken, tevens coördinator van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

In een operationeel afstemmingsproces, waar het in de aanloop naar en de afwikkeling van deze evacuatieoperatie om ging, ligt de verantwoordelijkheid bij de ministers van Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De afstemming tussen de MIVD en AIVD over te nemen maatregelen en acties na een incident zal in het vervolg nadrukkelijker worden gecoördineerd door de eerstverantwoordelijke minister(s).

De aanbeveling om de rol van de MIVD en de AIVD ten behoeve van het besluitvormingsproces voor dergelijke operaties vast te leggen is inmiddels opgevolgd. De minister-president heeft dit in het plenaire debat van 29 maart van dit jaar toegezegd. Bij elke militaire operatie, ook die waartoe in MKSO-verband wordt besloten, is de minister van Defensie verantwoordelijk voor het doen opstellen van een dreigingappreciatie door de MIVD. De directeur MIVD is verantwoordelijk voor de afstemming van deze dreigingappreciatie met het hoofd AIVD, zodat informatie van de AIVD ook kan worden betrokken in het analyseproces. De CTIVD constateert voorts dat de coördinator niet bij de onderhavige kwestie betrokken is geweest en is van oordeel dat de rol van de coördinator nadere invulling behoeft. De minister-president als voorzitter van de MKSO wordt ambtelijk inmiddels mede ondersteund door de coördinator. Daarmee wordt voor de besluitvorming over operaties in MKSO-verband invulling gegeven aan de informerende en adviserende rol van de coördinator aan de minister-president.

Gegevens waarvan de commissie heeft vastgesteld dat de MIVD deze ten onrechte heeft verwerkt, zijn verwijderd en vernietigd. Ook is de merking van de informatie aangepast overeenkomstig de merking zoals deze elders binnen de MIVD en de AIVD wordt gehanteerd.

Wat de motivering van de inzet van de bijzondere bevoegdheden betreft verwijzen wij naar de reactie van de minister van Defensie naar aanleiding van het toezichtrapport over de inzet van sigint door de MIVD (rapport no. 28), die ik uw Kamer spoedig zal doen toekomen.

Mede namens de minister van Buitenlandse Zaken delen wij u ten slotte mee dat, naast het onderzoek naar de rol van de MIVD en de AIVD bij de evacuatiemissie in Libië, door Buitenlandse Zaken ook is gekeken naar het delen van informatie via het Brusselse informatiepunt «Consular OnLine» van de EU. De minister van Buitenlandse Zaken heeft hieruit de conclusie getrokken dat hij nog strakker zal toezien op het verspreiden van informatie naar derden.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven