32 706 Beveiliging zeevaartroutes tegen piraterij

Nr. 82 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Ontvangen ter Griffie op 20 april 2021.

De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur is aan de Kamer overgelegd tot en met 18 mei 2021.

De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder worden gedaan dan op 19 mei 2021.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 april 2021

Hierbij bied ik u aan het ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Wet ter Bescherming Koopvaardij (Besluit bescherming koopvaardij)1. Voor de inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik u naar de ontwerpnota van toelichting2.

De voorlegging geschiedt in het kader van de voorgeschreven voorhangprocedure (artikelen 4, vijfde lid, 9, negende lid, en 11, zesde lid) in de Wet ter Bescherming Koopvaardij en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het zal worden vastgesteld. Overeenkomstig mijn toezegging, gedaan bij de schriftelijke en mondeling behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer der Staten-Generaal (zie Kamerstuk 34 558, D, p.3 en Handelingen I 2018/19, nr. 21, item 13, p. 13) is het ontwerpbesluit, voorafgaand aan de voorhang bij de beide Kamers, voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. De Afdeling advisering heeft op 20 januari 2021 haar advies uitgebracht. Gelet op artikel 26, tweede lid, onder d, van de Wet op de Raad van State zal het advies worden gepubliceerd, gelijktijdig met de bekendmaking van het vastgestelde besluit.

Op het moment dat ik mijn toezegging aan de Eerste Kamer deed, was de noodzaak tot aanpassing van de initiatiefwet nog niet gebleken. Deze noodzaak bleek eerst bij de voorbereiding en opstelling van het ontwerpbesluit. Het Reparatiewetsvoorstel WtBK heb ik separaat bij uw Kamer ingediend (Kamerstuk 35 811). Het streven is het gehele stelsel, te weten de WtBK, de reparatiewet en de onderliggende regelgeving, op 1 januari 2022 in werking te laten treden.3

Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht aan de Koning voor de vaststelling van het besluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. In dit geval komt het mij logisch voor dat de beide Kamers het ontwerpbesluit betrekken bij de behandeling van het Reparatiewetsvoorstel WtBK.

Het ontwerpbesluit zal voorts tezamen met de ministeriële regeling, zodra deze in concept gereed is, overeenkomstig Richtlijn 2006/123/EG en Richtlijn (EU) 2015/1535 aan de Europese Commissie worden genotificeerd. Ik zal u over de start en de uitkomst van deze notificatie berichten.

Mocht de voorhang- of notificatieprocedure leiden tot wijziging van ingrijpende aard van het ontwerpbesluit, dan zal ik opnieuw advies van de Afdeling advisering vragen. Zo dit niet het geval is, dan zal ik, nadat het reparatiewetsvoorstel WtBK door de beide Kamers is aangenomen, het nader rapport aan de Koning uitbrengen en het besluit vaststellen. De reparatiewet en het besluit zullen vervolgens in het Staatsblad worden gepubliceerd.

Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Zie de antwoorden van 14 juli 2020 op Kamervragen van de leden Koopmans (VVD) en Van Helvert (CDA) van de ministers van Justitie en Veiligheid en van Infrastructuur en Waterstaat over de invoering van de Wet ter Bescherming Koopvaardij, Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3511 en van 25 maart 2021 op Kamervragen van de leden Koopmans (VVD) en Postma (CDA), Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2153.

Naar boven