32 706 Beveiliging zeevaartroutes tegen piraterij

Nr. 57 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN DEFENSIE, VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 oktober 2013

U heeft ons verzocht om een brief met de stand van zaken van het dossier Vessel Protection Detachements (VPD’s) (verzoek 16 september 2013). Met deze brief voldoen wij mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu aan dit verzoek.

Actuele ontwikkelingen inzet VPD’s

In 2013 hebben reders tot dusver 49 aanvragen voor een VPD ingediend. Er zijn 32 VPD’s toegekend, waarvan vijftien aanvragen door de reder later weer zijn ingetrokken. Twee aanvragen zijn afgewezen. Eén omdat het binnen de gevraagde termijn niet mogelijk was een VPD beschikbaar te stellen en één omdat de aanvraag geen betrekking had op het risicogebied nabij Somalië. In totaal zijn er sinds de eerste inzet van VPD’s in maart 2011 76 VPD’s ingezet.

Opslaglocaties

De locaties waar Defensie het materieel voor de VPD’s opslaat, zijn strategisch gelegen aan de randen van de High Risk Area (HRA) waar piraterij voorkomt. Dit inzetconcept werkt in het algemeen naar tevredenheid. Vanwege de ongeregeldheden in Egypte wordt in plaats van Suez inmiddels het zuidelijker gelegen Hurghada als opslaglocatie gebruikt. Hier is het beduidend rustiger. Dit komt de afwikkeling op deze locatie ten goede.

Naar aanleiding van de motie-Knops/Hachchi (Kamerstuk 32 706, nr.55) is onderzocht of stationering van Nederlandse mariniers op de Franse basis in Djibouti de flexibiliteit van VPD’s kan verhogen. Mede op basis van gesprekken met de Nederlandse reders is duidelijk geworden dat het permanent stationeren van Nederlandse mariniers in Djibouti op dit moment geen toegevoegde waarde heeft omdat deze locatie in de HRA ligt. VPD’s moeten dan ook vóór aankomst bij deze locatie aan boord zijn van schepen om hun beveiligingstaak te kunnen uitvoeren. Indien de HRA in de toekomst zou wijzigen, kan opnieuw onderzocht worden of Djibouti voor Nederland een optie kan zijn. In dat geval zullen ook de mogelijkheden voor Europese samenwerking worden bezien. Overigens verzorgt de Franse krijgsmacht in La Réunion de logistieke ondersteuning voor de opslaglocatie van wapens en munitie van de Nederlandse VPD’s.

In de afgelopen periode is de mogelijkheid en wenselijkheid van het concept van drijvende wapendepots (floating armouries) onderzocht. Dit concept kan mogelijk de flexibiliteit van VPD’s verder ten goede komen. De schepen die als wapendepots dienen, bevinden zich op volle zee, onder andere voor de kusten van Sri Lanka, Oman en de westkust van Saoedi Arabië. Deze wapendepots worden beheerd door een Sri Lankaans particulier beveiligingsbedrijf dat banden heeft met de Sri Lankaanse overheid. Aan boord van deze schepen heeft de vlaggenstaat rechtsmacht. Dit betreft in alle gevallen Mongolië. Dit land oefent geen toezicht uit over deze drijvende wapendepots. Nederland zal geen gebruik maken van deze drijvende wapenopslagplaatsen, omdat de noodzakelijke regulering ontbreekt. Indien dit wijzigt, zal dit besluit worden heroverwogen.

West-Afrika

In de antwoorden op schriftelijke vragen over de toename van piraterij aan de Westkust van Afrika heeft het kabinet toegezegd om, in overleg met de koopvaardijsector, te onderzoeken of er aanvullende maatregelen moeten worden genomen buiten de territoriale wateren van West-Afrikaanse staten (Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 2949). In dat kader is de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) verzocht bij haar leden na te gaan hoe groot en van welke aard de problematiek daar is. Op basis van deze informatie zal worden bezien of er aanvullende maatregelen nodig en mogelijk zijn, zoals de inzet van VPD’s. Het streven is uw Kamer begin 2014 over de uitkomsten te informeren.

Voorbereiding wetsvoorstel

Zoals bekend is het kabinet voornemens om de inzet van gewapende particuliere beveiligers op koopvaardijschepen uit het Nederlandse register onder voorwaarden toe te staan (zie ook onze brief van 26 april jl. Kamerstuk 32 706, nr.51). Hiertoe dient wetgeving te worden voorbereid, waarin onder meer moet worden bepaald op welke specifieke categorieën transporten die wetgeving betrekking moet hebben, hoe het toezicht op gewapende particuliere beveiligers zal worden geregeld en hoe de positie van de kapitein zal worden vormgegeven. Op dit moment is de voorbereiding van deze wetgeving in volle gang. Vertegenwoordigers van belangenorganisaties, zoals de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR), de vakbond voor de maritieme sector Nautilus, de Nederlandse Vereniging van Kapiteins ter Koopvaardij en een aantal particuliere beveiligingsbedrijven zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze naar voren te brengen. Tevens worden de ervaringen van omringende landen die reeds gewapende particuliere beveiliging op koopvaardijschepen toestaan, betrokken bij de voorbereiding van het wetsvoorstel.

Het streven is er op gericht nog dit jaar een wetsvoorstel in formele consultatie te geven aan belanghebbende partijen, waaronder vertegenwoordigers van de maritieme sector en particuliere beveiligingsbedrijven. De inzichten die naar aanleiding van deze consultatie worden verkregen, zullen worden verwerkt in het wetsvoorstel dat vervolgens, zoals te doen gebruikelijk, voor advies aan de Raad van State wordt gezonden.

Het streven is het voorstel vervolgens zo spoedig mogelijk, dat wil zeggen in de loop van 2014, bij uw Kamer in te dienen. Het kabinet ziet ernaar uit op dat moment inhoudelijk met u van gedachten te wisselen over de inhoud van dit voorstel.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven