32 694 Wijziging van de Wet op de huurtoeslag (flexibeler maken kwaliteitskorting)

Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 28 april 2011

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

   

1.

Aanleiding

1

2.

Vaststelling percentages bij algemene maatregel van bestuur

2

3.

Gevolgen voor huurders

4

4.

Bezuiniging op de huurtoeslag

4

5.

Prikkel voor keuze goedkope woning

5

6.

Overig

6

1. Aanleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag met betrekking tot het flexibeler maken van de kwaliteitskorting. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met afkeuring kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden zijn van mening dat verhoging van de kwaliteitskortingspercentages een ingrijpende stelselwijziging van de huurtoeslag is en dat dit grote gevolgen heeft voor de woonlasten van huurders met de laagste inkomens die in een duurdere huurwoning wonen.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Over dit wetsvoorstel hebben de leden van de PVV-fractie een aantal vragen en op- en aanmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden begrijpen dat de regering in de toekomst de ruimte wil hebben om voor de noodzakelijke bezuinigingen op de huurtoeslag zonder wetswijziging een breder instrumentarium beschikbaar te krijgen.

De leden van de SP-fractie hebben met ontsteltenis kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.

De Wet op de huurtoeslag heeft als doel om mensen met de laagste inkomens te huisvesten en biedt daarmee geen overbodige massa om gaten in de begroting te dichten. De leden van de SP-fractie staan daarom afwijzend tegenover dit wetsvoorstel om de kwaliteitskortingsgrens te flexibiliseren.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden constateren dat de voorgenomen wetswijziging vooral gedreven wordt door de wens van de regering om bezuinigingen op het budget huurtoeslag zonder wetswijziging in te vullen. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben een aantal vragen die betrekking heeft op de gevolgen van dit wetsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie hebben kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen.

2. Vaststelling percentages bij algemene maatregel van bestuur

De leden van de VVD-fractie merken op dat het wetsvoorstel beoogt dat enkele percentages die in de Wet op de huurtoeslag zijn opgenomen gemakkelijker kunnen worden gewijzigd dan nu het geval is. Dit gebeurt door die percentages bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen en niet bij wet. Deze leden hebben begrip voor dit voorstel. Daarbij komt dat de desbetreffende algemene maatregel van bestuur een voorhangprocedure kent. De Kamer krijgt dus de gelegenheid om zich uit te spreken over de hoogte van de kwaliteitskorting. De Kamer komt hierdoor niet buiten spel te staan en heeft de mogelijkheid aan te geven het niet eens te zijn met een verandering van de percentages.

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of, als de wet is gewijzigd, het noodzakelijk is om een algemene maatregel van bestuur met de huidige percentages op te stellen en aan de Kamer voor te leggen. Overigens vragen deze leden zich ook af wanneer de regering de aan de orde zijnde percentages zal verhogen en wat de hoogte van de nieuwe percentages dan zal zijn. Graag krijgen deze leden een reactie van de regering.

De leden van de PVV-fractie vragen of het makkelijker kunnen wijzigen van de percentages via een algemene maatregel van bestuur de beperking van de inspraak van de Kamer rechtvaardigt.

Deze leden vragen daarnaast of de nieuwe kwaliteitskortingpercentages ook voor zittende huurders gelden en in welke mate dit wetsvoorstel de rechtszekerheid van de huurders beïnvloedt.

Tenslotte vragen deze leden hoe aanpassingen aan de kwaliteitskorting in dit wetsvoorstel onderbouwd worden en of er rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de huurquote van huurders.

De leden van de SP-fractie zien de flexibilisering van de kwaliteitskorting als een opmaat naar een verdere bezuiniging op de huurtoeslag, en daarmee wederom als een maatregel om de rekening van de crisis bij de gezinnen met de laagste inkomens te leggen. Deze leden zijn van mening dat juist deze kwetsbare groep mensen die afhankelijk is van huurtoeslag op wettelijke basis moet worden beschermd tegen politieke grillen, de botte bijl van de begrotingssystematiek en willekeur van de regering. Waarom moet de vaststelling van de kwaliteitskorting via algemene maatregel van bestuur geregeld worden? In welke mate beïnvloedt dit de rechtszekerheid van de huurders? Welke overwegingen zijn er in 1997 geweest om de kortingspercentages in de Wet op de huurtoeslag op te nemen? Waarom geldt die argumentatie nu niet meer? Op welke wijze is de regering voornemens de verhoging van de kwaliteitskorting in de toekomst te onderbouwen? Wordt daarbij aangegeven wat de gevolgen zijn voor de huurquotes van de betrokken huishoudens?

De leden van de D66-fractie constateren dat bezuinigingen op de huurtoeslag momenteel alleen zonder wetswijziging kunnen worden ingevuld door verhoging van de opslag op de normhuur. In het voorliggende wetsvoorstel wordt het vaststellen van de percentages boven de kwaliteitskortingsgrens en de aftoppingsgrens per algemene maatregel van bestuur geregeld. Kan de regering toelichten waarom er gekozen is voor het eenvoudiger aanpassen van de percentages? Welke andere manieren zijn er om op de huurtoeslag te bezuinigen? Is er ook gekeken naar de mogelijkheden om de grenzen aan te passen? Hoe worden de kwaliteitskortings- en de aftoppingsgrens vastgesteld?

De leden van de D66-fractie hebben er begrip voor dat de percentages eenvoudiger gewijzigd kunnen worden en deze daarom in een algemene maatregel van bestuur worden geregeld. Deze leden vinden het echter onwenselijk dat deze wijziging leidt tot een grote mate van onzekerheid voor de ontvangers van huurtoeslag, doordat de percentages te vaak en met grote stappen kunnen worden aangepast. Deze leden hechten dan ook zeer aan de voorgestelde voorhangprocedure van acht weken. Welke mogelijkheden ziet de regering verder om de zekerheid voor huurders te vergroten? Is het bijvoorbeeld mogelijk om de wijziging te beperken tot één keer per jaar, en te kijken naar een maximale verlaging van de percentages per keer? Graag een reactie.

De leden van de D66-fractie constateren dat het voorliggende wetsvoorstel vooral bedoeld is om eenvoudiger te kunnen bezuinigen op de huurtoeslag. Ondanks dat een aanpassing van de percentages in het wetsvoorstel zelf niet aan de orde is, vragen deze leden om een indicatie te geven wat de aanpassing van de afzonderlijke percentages met één procentpunt betekent voor de uitgaven aan de huurtoeslag.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat dit wetsvoorstel beoogt het wijzigen van de percentages in de Wet op de huurtoeslag (Wht) te flexibiliseren. Kan de regering inzichtelijk maken wat voor invloed deze wetswijziging heeft op de zorgvuldigheid van het besluitvormingsproces? Kan de regering tevens inzichtelijk maken waarom het wijzigen van percentages middels een algemene maatregel van bestuur de voorkeur verdient boven een wetswijziging? Kan de regering uiteenzetten welke criteria leidend zullen zijn bij eventuele wijzigingen van percentages middels een algemene maatregel van bestuur? In hoeverre verhoudt een wijziging van deze percentages via een algemene maatregel van bestuur zich tot de rechtszekerheid van huurders in vergelijking met een wetswijziging?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering voornemens is de kwaliteitskorting te verhogen. Kan de regering in een overzicht uiteenzetten welke verhogingen zij hierbij in gedachten heeft?

De leden van de SGP-fractie vragen welke overwegingen in het verleden ten grondslag lagen aan de keuze om de percentages in de wet vast te leggen in plaats van te regelen bij algemene maatregel van bestuur. Deze leden vragen in hoeverre naast de wens om gemakkelijker en flexibeler wijzigingen te kunnen doorvoeren ook het belang van rechtszekerheid is meegewogen.

3. Gevolgen voor huurders

De leden van de PvdA-fractie vrezen dat met dit voorstel de bereikbaarheid van passende en goede woonruimte voor huurders met de laagste inkomens onder grote druk komt te staan. Deze leden constateren dat huurders die een huurtoeslag ontvangen met een wat hogere huur nu al, na verrekening van de huurtoeslag, een veel te hoge netto huurquote hebben. Dat geldt, volgens deze leden, met name voor huishoudens met een huur boven de aftoppingsgrens. De leden van de PvdA-fractie vernemen graag van de regering hoeveel procent van de huishoudens met huurtoeslag te maken heeft met een netto huurquote hoger dan 35% en hoeveel van deze huishoudens te maken heeft met een netto huurquote hoger dan 50%. Juist voor deze groep leidt de verhoging van de kwaliteitskorting tot grote betaalbaarheidsproblemen.

De leden van de CDA-fractie merken op dat in de memorie van toelichting niet wordt ingegaan op de gevolgen van de gewenste maatregelen voor mensen met een inkomen op minimum niveau, dan wel kort daarboven, in een aangepaste woning. Het betreft hier vaak ouderen en/of mensen met een beperking. Voor deze groep mensen is alternatieve huisvesting niet beschikbaar.

Een generieke korting, zoals via de voorgestelde maatregel beoogt, treft deze groep mogelijk onevenredig. Kan hierop in de nota naar aanleiding van het verslag nader worden ingegaan? Hoe denkt de regering dit probleem aan te pakken? Is een gedifferentieerde aanpak mogelijk, waarbij bepaalde groepen wel en andere groepen niet worden belast?

De leden van de ChristenUnie-fractie verzoeken de regering hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt met ouderen en gehandicapten die afhankelijk zijn van aangepaste woningen.

4. Bezuiniging op de huurtoeslag

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af wanneer de regering komt met een uitwerking van de bezuinigingen op de huurtoeslag zoals aangekondigd in de begroting 2011. Volgens deze leden doet het voorliggende wetsvoorstel om de kwaliteitskorting flexibeler te maken vrezen dat de bezuinigingen gevonden worden in het verhogen van de kwaliteitskortingsgrens. Kan de regering dit bevestigen of ontkennen?

De leden van de PVV-fractie vragen de regering of de bezuinigingen op de huurtoeslag het gevolg van zijn van tegenvallers op het budget van de huurtoeslag. Hoe groot zijn de overschrijdingen en wordt bij het berekenen van de overschrijding ook rekening gehouden met terugvorderingen die in latere kalenderjaren plaatsvinden? Komen deze terugvorderingen ten goede van het huurtoeslagbudget?

De leden van de PVV-fractie vragen waardoor de overschrijding van het budget precies wordt veroorzaakt. Is er sprake van groei van het aantal huurtoeslagontvangers en/of stijging van het gemiddelde huurtoeslagbedrag en/of zijn er andere oorzaken?

Tevens vragen deze leden in welke mate er controles plaatsvinden op de rechtmatigheid van de huurtoeslaguitgaven. Worden er volledige controles uitgevoerd op met name de gegevens van het huishouden door controle van de GBA-gegevens (gemeentelijke basisadministratie)? Zijn er alternatieven gezocht voor het huidige stelsel van toekennen, controleren en terugvorderen van huurtoeslag? Zo ja, welke?

Tenslotte vragen de leden van de PVV-fractie of er alternatieven zijn onderzocht voor de bezuiniging op de huurtoeslag? Zo ja, welke?

De leden van de SP-fractie vragen hoe groot de overschrijding van het budget voor de huurtoeslag de afgelopen jaren is geweest. Wordt bij het berekenen van de overschrijding ook rekening gehouden met terugvorderingen die in latere kalenderjaren plaatsvinden? Komen deze terugvorderingen ten goede van het huurtoeslagbudget?

Deze leden vragen voorts waardoor de overschrijding van het budget precies wordt veroorzaakt. Is er sprake van groei van het aantal huurtoeslagontvangers, en/of stijging van het gemiddelde huurtoeslagbedrag en/of zijn er andere oorzaken? In welke mate vinden er controles plaats op de rechtmatigheid van de huurtoeslaguitgaven? Worden er volledige controles uitgevoerd op met name de gegevens van het huishouden door controle van de GBA-gegevens (gemeentelijke basisadministratie)?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering aangeeft dat het budget voor de huurtoeslag de komende jaren hoger zal zijn dan eerder werd geraamd. Kan de regering inzichtelijk maken waardoor deze overschrijdingen worden veroorzaakt? Kan de regering tevens uiteenzetten of er bij deze inschatting ook rekening is gehouden met eventuele terugvorderingen die in latere kalenderjaren plaatsvinden?

5. Prikkel voor keuze goedkope woning

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering verwacht dat het voorliggende wetsvoorstel huurders zal prikkelen om een woning te zoeken met een lagere huurprijs. Deze leden vragen zich af er wel woningen met een lagere huurprijs beschikbaar zijn, met name in de gebieden met schaarste, en of het niet gewoon betekent dat deze groep minder huurtoeslag ontvangt en dus netto meer voor de woning gaat betalen. Dit opgeteld bij het plan van deze regering om het woningwaarderingsstelsel te wijzigen, leidt tot een enorme stijging van de woonlasten voor huurders. Graag zien deze leden een overzicht van de maatregelen rondom de huurtoeslag, bezuinigingen, flexibele kwaliteitskorting en het woningwaarderingsstelsel en de consequenties van deze maatregelen voor verschillende groepen huurders.

De leden van de PvdA-fractie willen van de regering weten wat de verschillende maatregelen voor effect hebben op de netto woonlast van huurders met huurtoeslag en huurders zonder huurtoeslag, onderscheiden in verschillende groepen (tot 65 jaar, 65 jaar of ouder, mensen met beperking en alleenstaanden).

De leden van de PvdA constateren dat de regering gedragseffecten verwacht naar aanleiding van een eventuele verhoging van de kwaliteitskortingsgrens. Is deze verwachting op basis van onderzoek en kan de regering uiteenzetten op basis van welk onderzoek zij gedragseffecten verwacht. En maakt de regering een onderscheid in gedragseffecten in gebieden met overschot en gebieden met schaarste? Graag ontvangen deze leden hierover meer informatie.

De leden van de PVV-fractie constateren dat de memorie van toelichting wijst op de prikkel om te verhuizen naar goedkopere huurwoningen. Hoe beoordeelt de regering het aanbod van goedkopere huurwoningen? Ook woningcorporaties houden bij toewijzing rekening met de verhouding tussen draagkracht en huurprijs. Is dit middel onvoldoende om een match te verkrijgen tussen inkomen en huurprijs? Zijn er alternatieven gezocht voor de veronderstelde prikkel om te kiezen voor goedkopere huurwoningen, waarbij geen verlaging van de huurtoeslag noodzakelijk is?

De leden van de SP-fractie onderschrijven het belang om huurders die gebruik maken van huurtoeslag te prikkelen om, wanneer mogelijk, te kiezen voor een goedkope huurwoning. Deze leden constateren dat deze prikkel al in de huidige Wet op de huurtoeslag aanwezig is. De regering wil de mogelijkheid creëren om deze prikkel via een maatregel van bestuur te kunnen vergroten.

De leden van de SP-fractie hebben niet de indruk dat er in dit land veel van huurtoeslag afhankelijke gezinnen in een te dure woning wonen. Kan de regering een toelichting geven op het aantal huishoudens dat gebruik maakt van huurtoeslag en naar haar mening «te duur» woont?

Is de regering het met de leden van de SP-fractie eens dat zij zelf debet aan is dat steeds meer van huurtoeslag afhankelijke gezinnen duurder gaan wonen, aangezien de regering voornemens is diverse huurprijsstijgende maatregelen door te voeren? Beoogt de regering dat ook zittende huurders als gevolg van dit wetsvoorstel op zoek moeten naar een goedkopere woning?

De leden van de SP-fractie merken op dat om gezinnen met een laag inkomen via een prikkel in de toeslag te verleiden om goedkoper te gaan wonen, het aanbod van voldoende beschikbare woonruimte een voorwaarde is. In grote delen van het land is er een schaarste aan goedkope huurwoningen, en bestaan er soms jarenlange wachtlijsten. Kan de regering garanderen dat alle gezinnen die zij via een prikkel in de huurtoeslag wil verleiden naar een goedkopere woning ook daadwerkelijk in aanmerking komen voor een goedkopere woning? Onderschrijft de regering dat er in grote delen van het land een schaarste is in dit segment, en dat met name in het goedkoopste segment het meest gesloopt wordt, waar vervolgens veelal veel duurdere woningen worden teruggebouwd? Zo ja, wat gaat de regering er aan doen om deze ontwikkeling te keren en te zorgen dat er voldoende betaalbare en goedkope huurwoningen beschikbaar komen? In hoeverre is het denkbaar dat er een onderscheid wordt in bezuinigingsmaatregelen voor bestaande en voor nieuwe huurtoeslagtoewijzingen? Hoe denkt de regering over de aantasting van de rechtszekerheid als huurtoeslagontvangers er niet op kunnen rekenen dat een woning in de sociale huursector na toewijzing ook betaalbaar blijft voor een ontvanger van huurtoeslag? Is de regering van mening dat ook ouderen (die vaak te maken hebben met de kwaliteitskorting van 75% en 50% omdat zij zijn aangewezen op duurdere woonvormen) bij verhogen van de kwaliteitskorting moeten omzien naar een goedkopere woning? Hoe verhoudt dit zich tot het beleid om woningen specifiek geschikt te maken voor ouderen?

De leden van de D66-fractie lezen dat de regering met de wijziging van de kwaliteitskorting de prikkel vergroot om op zoek te gaan naar goedkopere woningen. Kan de regering dit nader toelichten? Hoe groot zijn de mogelijkheden voor mensen met een laag inkomen om te wisselen van woning? Is het bekend in welke mate deze prikkel nu al effect heeft op de keuze van de woning? Zo ja, hoe groot is dit effect?

De leden van de ChristenUnie-fractie onderkennen het belang dat huishoudens woningen betrekken welke passen bij het inkomensniveau. Deze leden verzoeken de regering inzichtelijk te maken of er op korte termijn voldoende goedkopere woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met een lager inkomen. Kan de regering uiteenzetten of zij met dit wetsvoorstel beoogt zittende huurders te willen bewegen of dat deze wetswijziging enkel nieuwe toewijzingen wil beïnvloeden? Kan de regering tevens inzichtelijk maken wat voor invloed deze wetswijziging zou hebben voor de netto-huurquoten?

6. Overig

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering alleen maatregelen voorstelt die de huurders treffen. De kopers worden in de plannen helemaal ontzien. Deze leden hebben al vaker gepleit voor een integrale aanpak van de woningmarkt, bijvoorbeeld door het opstellen van een Nationaal Woonakkoord. Is de regering voornemens alsnog met een Nationaal Woonakkoord aan de slag te gaan? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie merken op dat de huurtoeslag als tegemoetkoming in de huurlasten als doel heeft dat ook huishoudens met een laag inkomen van woonruimte kunnen worden voorzien. Vanuit de redenatie dat huurtoeslag zo doelmatig mogelijk moet worden ingezet, waarbij de kosten zo beperkt mogelijk blijven, kunnen deze leden zich uitstekend vinden in het idee dat er binnen de huurtoeslag mechanismes worden ingesteld om dit te bewerkstelligen. Waarom bouwt de regering niet een dergelijke kwaliteitskortingsgrens en aftoppingsgrens in de hypotheekrenteaftrek? Klopt het dat als we de prikkelmechanismes uit de huurtoeslag ook doorvoeren in de hypotheekrenteaftrek de bezuinigingsopgave voor de huurtoeslag in één keer gedekt is en er dan ook nog geld overblijft?

De voorzitter van de commissie,

Dijksma

De griffier van de commissie,

Van der Leeden


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Voorzitter, Beek, W.I.I. van (VVD), Staaij, C.G. van der (SGP), Koopmans, G.P.J. (CDA), Bochove, B.J. van (CDA), Aptroot, Ch.B. (VVD), Ondervoorzitter, Smilde, M.C.A. (CDA), Jansen, P.F.C. (SP), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Brinkman, H. (PVV), Raak, A.A.G.M. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Dibi, T. (GL), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Elissen, A. (PVV), Monasch, J.S. (PvdA), Schouw, A.G. (D66), Marcouch, A. (PvdA), Boer, B.G. de (VVD), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Lucassen, E. (PVV), Verhoeven, K. (D66) en Grashoff, H.J. (GL).

Plv. leden: Dam, M.H.P. van (PvdA), Burg, B.I. van der (VVD), Dijkgraaf, E. (SGP), Sterk, W.R.C. (CDA), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Steur, G.A. van der (VVD), Knops, R.W. (CDA), Dijk, J.J. van (SP), Rouvoet, A. (CU), Klaveren, J.J. van (PVV), Vacature, SP (), Ouwehand, E. (PvdD), Gent, W. van (GL), Kuiken, A.H. (PvdA), Fritsma, S.R. (PVV), Vermeij, R.A. (PvdA), Pechtold, A. (D66), Wolbert, A.G. (PvdA), Nieuwenhuizen, C. van (VVD), Taverne, J. (VVD), Bontes, L. (PVV), Hachchi, W. (D66) en Voortman, L.G.J. (GL).

Naar boven