32 678 Defensie Materieel Organisatie (DMO)

Nr. 34 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 oktober 2016

In mijn brief van 15 april jl. (Kamerstuk 33 763, nr. 102) heb ik gemeld dat ik het College voor Geschillen Medezeggenschap Defensie (CGMD) om advies zou vragen over het voorgenomen besluit het Haagse deel van de Defensie Materieel Organisatie (DMO) naar de Kromhoutkazerne in Utrecht te verhuizen. De behandeling van het geschil was op 12 juli jl. Tijdens de zitting is zowel de werkgever als de medezeggenschap DMO gehoord.

Op 25 augustus heeft het CGMD een tussenadvies uitgebracht. Kort samengevat adviseerde het college de partijen nogmaals met elkaar in overleg te gaan over een gemeenschappelijk document met uitgangspunten voor de verhuizing en met vragen die nog beantwoord moeten worden. Onder leiding van een onafhankelijke gespreksleider is inderdaad verkennend gesproken.

Met een gezamenlijk ondertekende nota hebben de partijen het CGMD op 15 september jl. geïnformeerd over de uitkomst van deze gesprekken. Er is nog geen overeenstemming over de voorgenomen verhuizing, in het bijzonder de inpasbaarheid van het Haagse deel van de DMO op de Kromhoutkazerne.

Het CGMD heeft vervolgens een tweede hoorzitting gehouden op 7 oktober jl., met als uitkomst dat partijen de besprekingen voortzetten over het indelingsplan en de inpasbaarheid van de Haagse DMO op de Kromhoutkazerne. Het college heeft werkgever en medezeggenschap gevraagd op korte termijn een oordeel te geven over de inpasbaarheid. Naar verwachting zal het CGMD aan de hand hiervan een definitief standpunt bepalen. Zoals ik eerder heb gemeld, zal ik uw Kamer informeren zodra dat standpunt er is.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven