32 678 Defensie Materieel Organisatie (DMO)

Nr. 10 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 april 2011

Op 22 maart jl. is de motie van het lid Eijsink c.s. (Kamerstuk 32 678, nr. 6) aangenomen. Deze motie verzoekt de regering, het onderzoek dat ik heb aangekondigd naar de integriteitszorg binnen Defensie te laten uitvoeren door een persoon of instantie die op geen enkele manier direct betrokken is (geweest) of in dienst is (geweest) van het Ministerie van Defensie.

Bij de samenstelling van de onderzoekscommissie heb ik een combinatie van onafhankelijkheid en grondige kennis van de defensieorganisatie voor ogen gehad. Met de leden mr. R.J. Hoekstra, lid van de Raad van State en prof. dr. J. De Ridder, hoogleraar bestuurskunde in Groningen, beide zonder militaire achtergrond, is de onafhankelijkheid gewaarborgd terwijl de voorzitter, oud Inspecteur Generaal der Krijgsmacht Luitenant-generaal b.d. C.J.M. De Veer, ook over de gewenste kennis van de defensieorganisatie beschikt. De ondersteuning door een secretaris die werkzaam is bij Defensie biedt grote praktische voordelen.

Ik ga er vanuit dat ik met deze aanpak een evenwicht heb kunnen vinden tussen het gevoelen van de Kamer en mijn ter zake discretionaire bevoegdheid.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

Naar boven