32 676 Wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede uitbreiding van de reikwijdte ervan en wijziging van enige andere wetten (Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob)

G TWEEDE NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VEILIGHEID EN JUSTITIE1

Vastgesteld 29 januari 2013

Na lezing van de nadere memorie van antwoord resteren er in de commissie nog enkele vragen die aanleiding geven tot het uitbrengen – met verlof van de Kamer – van een volgend nader voorlopig verslag.

De commissie heeft eerder opgemerkt dat criminelen om de Wet Bibob te omzeilen, regelmatig gebruik maken van een stroman-constructie. Bestuursorganen zouden, voordat zij een vergunning of subsidie verstrekken, in staat moeten zijn om op grond van de Wet Bibob die informatie te krijgen die nodig is om dergelijke constructies daadwerkelijk te kunnen onderkennen. Het RIEC zou daartoe een uitstekend platform kunnen bieden. De regering verwijst deze bestuursorganen echter naar het Landelijk Bureau Bibob. De leden van de commissie menen echter dat dat in het proces te laat is, omdat bestuursorganen daar niet aan toe zullen komen eenvoudigweg omdat zij – met tussenkomst van het RIEC – niet over de relevante informatie kunnen beschikken, waarover het Landelijk Bureau Bibob wel kan beschikken en deze bestuursorganen vanwege het niet kunnen beschikken over deze relevante informatie geen aanleiding zullen hebben het Landelijk Bureau Bibob in te schakelen.

Daarnaast geeft de regering aan dat voor eenmaal verleende vergunningen geldt dat in het kader van de handhaving van vergunningen nauwlettend toegezien moet worden wie daadwerkelijk als leidinggevende fungeert. De stromanconstructie kan dan een grond zijn om een verleende vergunning in te trekken. De leden van de commissie zien dit als «mosterd na de maaltijd». Bovendien impliceert dit dat handhavingsambtenaren daadwerkelijk de naleving van alle verleende vergunningen zullen controleren en dat zij op grond van de informatie en de personen die zij op dat moment toevallig aantreffen, aanleiding kunnen hebben de vergunning in te trekken. Het moment van handhaving en de subjectieve waarneming worden dan bepalend en niet de feitelijke objectieve informatie.

De leden van de commissie stellen de toezegging van de regering op prijs dat in de monitor die de Inspectie Veiligheid en Justitie zal uitvoeren naar de toepassing van de wet, de vraag in welke mate stroman-constructies een rol spelen bij negatieve besluiten van bestuursorganen op grond van de Wet Bibob, zal betrekken. Dit geldt ook voor de toezegging om de Eerste Kamer binnen een jaar inwerkingtreding van voorliggende wetswijziging nader te informeren over mogelijkheden en onmogelijkheden om (vermeende) stromanconstructies bij de toepassing van de Wet Bibob te onderkennen en aan de (potentiële) wederpartij tegen te werpen indien actueel en ernstig gevaar dreigt voor misbruik van een vergunning, subsidie of vastgoedtransactie voor criminele doeleinden. Zij verzoeken de regering daarbij ook de toepassing en werking van het aangekondigde artikel 18 Wpg besluit te betrekken en de vraag te betrekken of er aanleiding is om de daarin geregelde mogelijkheden voor gegevensverstrekking uit te breiden naar andere werkprocessen van de RIEC’s dan de casusanalyses.

Verder geeft de regering aan dat het wetsvoorstel mogelijk maakt dat bestuursorganen die aan een RIEC deelnemen de informatie die ten behoeve van het eigen Bibob onderzoek is verkregen, kunnen delen met hun partners in het RIEC, voor zover dat noodzakelijk is voor de operationele ondersteuning bij de toepassing van de Wet Bibob. Zij kunnen deze informatie met deze partners echter niet delen om door deze partners te worden gebruikt buiten de concrete casus waarin het eigen onderzoek is verricht, of voor andere doeleinden dan de toepassing van de Wet Bibob. Wel kan een bestuursorgaan gebruik maken van een «geactiveerde tipfunctie» door actief navraag te doen bij het openbaar ministerie naar informatie waaruit zou blijken dat personen in de zakelijke omgeving van de (potentiële) wederpartij in relatie staan tot strafbare feiten. In dat geval zal de officier van justitie de gemeente kunnen adviseren een advies aan het Landelijk Bureau Bibob te vragen. Het hoeft echter niet per definitie de officier van justitie te zijn die over dergelijke relevante informatie zou kunnen beschikken. Het kunnen ook heel goed de andere partners zijn van het RIEC die over deze informatie kunnen beschikken. De leden van de Commissie verzoeken de regering een artikel 18 Wpg besluit voor te bereiden, dat het mogelijk maakt dat bestuursorganen informatie die ten behoeve van het eigen Bibob-onderzoek is verkregen delen met hun partners in het RIEC en dat deze partners vervolgens deze informatie onder bepaalde strikte voorwaarden en omkleed met waarborgen voor zorgvuldig gebruik ook voor hun eigen onderzoek mogen gebruiken.

Tevens wensen de leden van de Commissie een uitdrukkelijke toezegging van de regering dat het artikel 18 Wpg besluit dat wordt voorbereid zodanig wordt ingericht dat ook gegevens van financiers of personen die in een zakelijk samenwerkingsverband met de betrokkenen staan aan een RIEC verstrekt mogen worden en niet alleen gegevens van de aanvrager of houder van een vergunning zelf dan wel de contractuele wederpartij van de overheid.

Ook wensen de leden van de commissie een uitdrukkelijke toezegging dat in het artikel 18 Wpg besluit niet alleen rekening wordt gehouden met de casusanalyse, maar ook met andere werkprocessen die binnen een RIEC plaatsvinden.

Deze leden van de PvdA-fractie merken tenslotte het volgende op. In het onderhavige wetsvoorstel wordt in artikel 1, onderdeel i «onze minister» vervangen door «onze minister van Veiligheid en Justitie». Waarom wordt in de wet de portefeuillebenaming van een minister opgenomen? Wat is daarvan het voordeel, gezien het nadeel van een noodzakelijke wetswijziging als de naamgeving van de portefeuille of de indeling in werkzaamheden van ministers veranderen?

De commissie ziet de antwoorden – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de commissie voor Veiligheid en Justitie, Broekers-Knol

De griffier van de commissie voor Veiligheid en Justitie, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Broekers-Knol (VVD) (voorzitter), Kneppers-Heijnert (VVD), Kox (SP), Engels (D66), Franken (CDA), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA) (vice-voorzitter), Duthler (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Quik-Schuijt (SP), Strik (GL), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Lokin-Sassen (CDA), Scholten (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Beuving (PvdA), Koole (PvdA), Schrijver (PvdA), Reynaers (PVV), Popken (PVV), Frijters-Klijnen (PVV), Swagerman (VVD)

Naar boven