Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 maart 2011
De vaste commissie voor de JBZ-Raad heeft onlangs het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende
het gebruik van persoonsgegevens van passagiers voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische
misdrijven en zware criminaliteit in behandeling genomen.1 Het voorstel geeft de commissie aanleiding tot het aan de Europese Commissie voorleggen van vragen en opmerkingen. De commissie
stelt daarom voor dat de Eerste Kamer instemt met de bijgevoegde conceptbrief aan de vicevoorzitter van de Europese Commissie.
De voorzitter van de vaste commissie voor de JBZ-Raad,
M. J. M. Kox
Concept
Geachte heer Šefčovič,
De Eerste Kamer heeft met belangstelling kennisgenomen van het feit dat de Europese Commissie in plaats van het voorstel van
6 november 2007 over het betreffende onderwerp, dat op het moment van inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon nog niet
door de Raad was goedgekeurd en daardoor was komen te vervallen2, thans met een nieuw voorstel komt dat is gebaseerd op de bepalingen van dit Verdrag om het gebruik van PNR-gegevens op EU-niveau
te regelen.3 Er wordt hiermee uitvoering gegeven aan een voornemen uit het Stockholm-programma. Het streven naar harmonisatie van de diverse
regelingen die in verschillende lidstaten bestaan verdient in beginsel een positieve benadering. De leden van de Eerste Kamer
hebben evenwel nog een aantal vragen.
Er bestaan in Europa reeds verschillende databanken met betrekking tot reizigersgegevens. Te noemen zijn het Schengen Informatie
Systeem (SIS), het Visa Informatie Systeem (VIS) en het Advanced Passenger Information system (API). De vraag doet zich nu
voor of een ander en nieuw systeem nog wel noodzakelijk is.
Volgens de Europese Commissie heeft de PNR-richtlijn een toegevoegde waarde voor de bestrijding van terrorisme en ernstige
misdaad (zie overweging 9 van de preambule). Kan de Commissie deze conclusie nader onderbouwen? Wat is het aandeel van de
PNR-gegevens bij de vervolging van dergelijke misdaad?
Verder vraagt de Eerste Kamer zich af welke relevante databases (met betrekking tot terrorisme en ernstige misdaden) worden
betrokken bij het onderzoek naar een match tussen de PNR-gegevens en andere gegevens (zie het voorgestelde artikel 4 lid 2
onder c). Zijn deze beperkt tot die databases die relevante informatie bevatten met betrekking tot terrorisme en zware criminaliteit?
Vervolgens vraagt de Eerste Kamer zich af of het voorstel aan de eisen van proportionaliteit voldoet. Immers het is gericht
op het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en zware criminaliteit. Het laatste begrip
is onduidelijk en wordt door het aangeven van een minimum gevangenisstraf van drie jaar niet voldoende bepaald. Het gaat bovendien
om het bewaren van gegevens van personen die niet schuldig zijn aan het plegen van een strafbaar feit waarmee de wijze van
verwerking kan leiden tot het aanleggen van profielen (vgl. artikel 4). Daarenboven blijkt in de anonimisering van bewaarde
gegevens niet in voldoende mate te zijn voorzien, bijvoorbeeld de informatie betreffende de betaalwijze (inclusief credit
card nummers) is niet sluitend gemaskeerd.
Aan de hand van welke criteria worden de PNR-gegevens onderzocht, en bij welke combinatie van gegevens is er een indicatie
voor nader onderzoek? Hoewel het bewaren van «gevoelige gegevens», zoals die betreffende ras, etnische afstamming, religieuze,
levenbeschouwelijke of politieke overtuiging, gezondheid of seksleven van de passagier zijn verboden, zullen er toch details
betreffende de reservering en het reisschema worden bewaard. De genoemde gegevens houden ook speciale verzoeken in met betrekking tot maaltijden die kunnen duiden
op een bepaalde religieuze overtuiging of een medische conditie. Hoe dient hiermee te worden omgegaan? Waarom is niet eveneens
uitgesloten dat de onderzoekscriteria zijn gebaseerd op nationaliteit? Immers artikel 21 lid 2 van het Handvest van de Grondrechten
verbiedt elke discriminatie op grond van nationaliteit.
Volgens de Europese Commissie worden de PNR-gegevens vooral gebruikt door inlichtingendiensten voorafgaand aan het vertrek
van passagiers. Toch stelt de Commissie voor om een retentieperiode van maximaal 5 jaar vast te leggen. Graag krijgt de Eerste
Kamer een nadere onderbouwing voor deze termijn.
De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal,
Drs. P. René H. M. van der Linden