Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 32667 nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 32667 nr. B |
Vastgesteld 21 februari 2012
Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De commissie verzoekt de regering om de vragen uiterlijk 20 maart 2012 te beantwoorden.
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven de noodzaak tot reductie van CO2-emissie en de afspraken hierover. De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen over het principe level playing field en de gevolgen voor de luchtvaart wegens het ontbreken hiervan. Ook hebben deze leden vragen over de opbrengsten van het systeem.
Met belangstelling hebben de leden van de PvdA-fractie kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake de herziening van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten. Deze leden onderstrepen het belang van het nakomen van de internationale afspraken in het kader van de uitstoot van broeikasgassen. Het systeem van de emissierechten draagt daaraan bij, maar zij zien graag een versnelde uitvoering van de gemaakte afspraken. Deze leden hebben enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling en ook met enige zorg kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij steunen het streven naar een zo kosteneffectief mogelijk klimaat- en energiebeleid en ook het idee dat bedrijven de mogelijkheid krijgen om zelf te kiezen voor de goedkoopste oplossingen. Zij steunen ook het streven om het level playing field in Europa te vergroten en goede afspraken te maken met betrekking tot verrekening, terugvordering, nieuwkomers op de markt, kosteloze toewijzing en dergelijke. Deze leden vragen zich echter af of deze doelstellingen met het beoogde wetsvoorstel ook kunnen worden gegarandeerd, respectievelijk gehaald. Gaarne vernemen deze leden of de regering hierover optimistisch is en zo ja, wat de regering reden daartoe geeft. Tegen de achtergrond van bovengenoemde zorg hebben de leden van de CDA-fractie meer specifiek een aantal vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgenomen onderhavige wetswijzigingen in de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten ter implementatie van een Europese richtlijn en twee Europese verordeningen inzake de handel in broeikasgasemissierechten. Deze leden onderschrijven het belang van de uitbreiding van dergelijke geharmoniseerde regelgeving teneinde de klimaatdoelstellingen te halen die zowel Nederland als de Europese Unie heeft gesteld voor 2020 en daarna. Zoals de Algemene Rekenkamer afgelopen najaar in haar rapport over energiebesparing2 echter ook aangaf, werkt het instrument van de handel in emissierechten nog niet optimaal, voornamelijk wegens een te hoog plafond en te lage prijzen. Verdere uitbreiding van de markt is daarom ook wenselijk. Dergelijke cap and trade-mechanismen kunnen ervoor zorgen dat de rekening van klimaatverandering niet eindeloos wordt doorgeschoven naar volgende generaties. Graag zouden de leden van de D66-fractie de regering enkele vragen omtrent de voorgestelde wijzigingen voor willen leggen.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van de herziening EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten. Deze leden hebben een aantal vragen aan de regering.
VVD
Level playing field
Het belangrijkste instrument om de uitstoot van CO2 te reduceren is op dit moment het Kyoto-protocol, zo constateren de leden van de VVD-fractie. Deze mondiale afspraak loopt echter dit jaar af en landen als China, India, Japan en de Verenigde Staten hebben al aangegeven niet aan nieuwe verplichtingen te zullen deelnemen. Een wereldwijde aanpak van CO2-reductie zit er dus voorlopig niet in. Reeds in de nota naar aanleiding van het verslag3 en in de brief van 21 november 20114 heeft de regering zich uitgesproken over de gevolgen voor de luchtvaart bij de invoering van een Europees emissiehandelssysteem. Onderdeel hiervan is dat ook vliegtuigmaatschappen die niet afkomstig zijn uit de Europese Unie en die vliegen op Europese landen moeten betalen voor de uitstoot van CO2. Grote landen als de Verenigde Staten en China verbieden hun maatschappijen hieraan mee te werken. Het Kennisinstituut Mobiliteitsbeleid is gevraagd onderzoek uit voeren naar de effecten hiervan. Helaas zijn de resultaten nog niet bekend, maar neemt bovendien de dreiging van derde landen om tegenmaatregelen te nemen wel toe, zo constateren de leden van de VVD-fractie.
Kan de regering aangeven welke strategie zij zal volgen indien uit het onderzoek blijkt dat de luchtvaart veel concurrentienadeel zal ondervinden? Onderschrijft de regering het oordeel van de leden van de VVD-fractie dat, zeker in deze tijden van economische onzekerheid, een dergelijk systeem de concurrentiepositie van Nederland niet in gevaar mag brengen? Kan de regering tevens toezeggen dat zij onverminderd blijft aandringen op een mondiaal handelssysteem en aangeven op welke wijze zij dat zal doen?
Subsidies
De keus van de regering om de opbrengsten in de staatskas te laten vloeien draagt bij aan een aanzienlijke vergroening van de economie en verdient derhalve de steun van de leden van de VVD-fractie. Opbrengsten terug laten vloeien in de vorm van subsidies werkt contraproductief en laat de belastingbetaler opdraaien voor de kosten in plaats van de bedrijven die de vervuiling veroorzaken. Is de regering met de leden van de fractie van de VVD van mening dat in dit emissiehandelssysteem al een prikkel tot het reduceren van uitstoot is inbegrepen en dat daarmee de noodzaak daarnaast nog subsidies te verschaffen komt te ontvallen?
PvdA
Motie-Van der Werf
De voorliggende wetswijziging maakt het mogelijk om nieuwe sectoren en gassen onder het regime te brengen. Kan de regering aangeven op welke wijze zij in dit kader uitvoering geeft aan de in de Tweede Kamer aangenomen motie-Van der Werf5, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Wanneer worden de uitkomsten van nader onderzoek naar de criteria voor de toekenning van emissierechten aan niet-ETS6 sectoren verwacht? Kan de regering in dat licht tevens aangeven welke nieuwe sectoren en gassen zij voornemens is voor te stellen om daarvoor in aanmerking te komen en waarom?
NSL
Kan de regering voorts aangeven op welke wijze deze wetswijziging ook invloed heeft op de afspraken die in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gemaakt, alsmede of daar aanpassingen in de uitvoering op nodig zijn?
Meetmethodiek
Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie of de regering hen kan inlichten over de laatste stand van zaken met betrekking tot de meetmethodiek die wordt gehanteerd en de validatie daarvan.
CDA
Level playing field
De leden van de CDA-fractie lezen in het wetsvoorstel dat de lidstaten mogelijkheden hebben voor het verstrekken van gratis rechten en ook voor het geven van staatssteun en dat zij zelf mogen bepalen of zij van deze mogelijkheden gebruik maken. In de verschillende landen wordt er verschillend gebruik gemaakt van deze mogelijkheden. Dit lijkt niet bevorderlijk voor een level playing field. Gaarne vernemen deze leden de visie van de regering hierop.
Als het zo is, dat de lidstaten zelf kunnen bepalen over, dan wel criteria kunnen bepalen voor toewijzing van gratis emissierechten, kan de regering dan aangeven welke bedrijven, respectievelijk welk type bedrijven in Nederland naar het oordeel van de regering in aanmerking (kunnen) komen voor toewijzing van kosteloze emissierechten? Alsook welke voorwaarden voor toewijzing in Nederland zij voornemens is te hanteren? Kan de regering een indicatie geven in hoeverre het beleid in Nederland in deze verglijkbaar is met betrekking tot kosteloze toewijzingen in andere EU-lidstaten?
Toezicht en handhaving met oog op mogelijke fraude.
In de nota naar aanleiding van het verslag van 24 mei 20117 lezen de leden van de CDA-fractie dat het merendeel van de handel bestaat uit termijncontracten en dat een klein deel spottransacties betreft. Zij lezen daar voorts dat termijncontracten onder de reikwijdte van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) vallen, maar de spottransacties niet omdat emissierechten geen financieel instrument zijn. Bij spottransacties is geen wettelijk toezicht belegd. Wel is de EU-registerverordening aangescherpt om identiteitsfraude en het opgeven van onjuiste gegevens tegen te gaan.
Kan de regering aangeven of is onderzocht of er andere mogelijkheden openstaan voor toezicht en handhaving op spottransacties, zo ja, wat het resultaat van dat onderzoek was; en zo nee, waarom geen onderzoek daarnaar gedaan is? Kan de regering een indicatie geven van respectievelijk de omvang, waarde en het financiële belang van de spottransacties op dit moment, in respectievelijk Europa en Nederland?
Besteding opbrengsten
Begrijpen de leden van de CDA-fractie het goed dat het nog steeds de bedoeling is dat ten minste 50% van de opbrengsten (geschat op 700 miljoen euro per jaar) uit de veilingen van emissierechten, of het financiële waarde-equivalent van deze inkomsten, zou moeten worden gebruikt voor één of meer in dit lid genoemde doelstellingen die onder meer reductie van de emissie van broeikasgassen en de ontwikkeling van duurzame energie betreffen, alsmede dat de opbrengst tevens zou moeten worden gebruikt voor de dekking van kosten van uitvoering van het ETS?
Als dit juist is, concluderen deze leden dan ook terecht dat dit geen verplichtingen zijn (er staat immers «zou moeten»), maar mogelijkheden, respectievelijk wenselijkheden? Als dat het geval is, kan de regering dan aangeven hoe zij de opbrengsten wil gaan besteden en of de regering al weet of zij voornemens is een deel, zo ja welk deel, voor deze doelstellingen te gebruiken?
Berekeningen
Naar aanleiding van het advies van de Raad van State inzake waardebepalingen en verrekeningen bij terugvorderingen bij ten onrechte toegekende emissierechten, stelt de regering dat bij ministeriële regeling nadere criteria worden opgenomen voor het vaststellen van de gemiddelde marktprijs van een broeikasgasemissierecht op het moment van terugvorderen.8 Deze wordt gebaseerd op representatieve gegevens omdat, zo wordt gesteld, er geen eenduidige prijsinformatie beschikbaar is waarnaar op wetsniveau verwezen kan worden.
Kan de regering aangeven wat bedoeld wordt met representatieve gegevens en waarom deze objectiveerbaar en redelijk geacht mogen worden als er geen eenduidige prijsinformatie beschikbaar is?
De leden van de CDA-fractie constateren dat in het wetsvoorstel in artikel 16.35c staat dat aan het bestuur van de Nationale Emissieautoriteit (NEa) de bevoegdheid wordt toegekend tot terugvordering van onverschuldigd verleende broeikasgasemissierechten, alsmede de bevoegdheid tot het verrekenen van de terug te vorderen broeikasgasemissierechten met de te verlenen broeikasgasemissierechten voor de daarop volgende handelsperiode. In het nader rapport naar aanleiding van het advies van de Raad van State lezen deze leden dat verrekening een technische handeling is die wordt uitgevoerd door de beheerder van het nationaal register voor de handel in broeikasemissierechten.9 Kan de regering aangeven wat precies de relatie en de bevoegdheidsverhouding is van de NEa tot het nationaal register?
Mogelijke effecten van het wetsvoorstel
Kan de regering aangeven hoe zij het risico van carbon leakage inschat voor Europa respectievelijk Nederland?
In de nota naar aanleiding van het verslag van 24 mei 2011 lezen de leden van de fractie van het CDA:
«De richtlijn en het wetsvoorstel voorzien in aanpassing van de kosteloze toewijzing van emissierechten in het geval van een aanzienlijke capaciteitsvermindering. Van belang om op te merken is dat in er in dat geval eerst sprake moet zijn van een fysieke verandering aan de installatie. Dat wil zeggen dat bedrijven met schommelingen in hun productie zonder dat er sprake is van een fysieke verandering geen rechten zullen worden ontnomen. (...) In de richtlijn en het wetsvoorstel is ook voorzien in aanpassing van de kosteloze toewijzing in geval van gedeeltelijke stopzetting. Hiervan is sprake als in een kalenderjaar het productieniveau met ten minste 50% wordt verminderd.»7
De leden van de CDA-fractie vragen zich af wat dit kan betekenen voor bedrijven die een installatie hebben die gemakkelijk (tijdelijk) kan worden afgesloten (bijvoorbeeld een gasgestookte centrale). Deze leden begrijpen uit bovenstaande dat de kosteloze toekenning van emissierechten beoordeeld wordt op de volledige capaciteit (100%), ook al is de volledige capaciteit niet altijd in gebruik. Zo lang de installatie maar gelijk van omvang blijft, zal er niet gekort worden op de toekenning. Begrijpen de leden van de CDA-fractie het goed dat deze bedrijven vrij zijn om een eventueel overschot aan emissierechten vrij op de markt te verhandelen? Als dat zo is, dan vernemen de leden van de CDA-fractie gaarne de visie van de regering op dit gegeven in relatie tot de doelstelling van de wet.
Terugwerkende kracht
Kan de regering aangeven of er rechtspersonen zijn wiens positie mogelijk negatief kan worden beïnvloed door de terugwerkende kracht?
Motie-Van der Werf5
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering nader kan ingaan op hoe zij tegenover de motie-Van der Werf staat en op de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van deze motie. Naar aanleiding van de reactie van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu op de motie tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer vragen de leden van de CDA-fractie of de regering kan aangeven waarop wordt gedoeld met «onbedoelde effecten voor de wat kleinere bedrijven»? Om welk type mogelijke effecten kan het gaan?
D66
Monitoring
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting12 dat er voor de monitoring van emissies en voor de verificatie van emissieverslagen, evenals voor de accreditatie van toezichthouders op deze processen, nadere regels worden bepaald in EU-verordeningen die ten tijde van het wetsontwerp nog niet vastgesteld waren. Is de regering inmiddels bekend met de inhoud en gevolgen van deze aanvullende verordeningen? Hebben deze verordeningen directe gevolgen voor de Regeling monitoring handel in emissierechten? Mocht zulks het geval zijn, is het de regering dan bekend of hierin noodzakelijkerwijs aanpassingen doorgevoerd dienen te worden die eveneens op 31 december 2012 het parlement gepasseerd dienen te hebben, zoals ook bij deze wetswijziging het geval is?
Reikwijdte ETS
Voorts hebben de leden van de D66-fractie vragen over de reikwijdte van het ETS. Het is een goede ontwikkeling dat vanaf 2012 ook de luchtvaart onder het ETS valt, evenals enkele andere industrieën. Toch vragen deze leden op welke grondslag andere sectoren gevrijwaard blijven van deelname aan het ETS. In het licht van bijvoorbeeld het vereveningssysteem zoals dat in de glastuinbouw in werking is, zijn deze leden benieuwd of de regering een vergelijking kan geven tussen de effectieve kosten van ETS insiders en outsiders? Zou het met het oog op de doelstellingen van het Europees klimaatsveranderingsprogramma niet beter zijn om zo veel mogelijk economische sectoren mee te laten doen? Is de keuze die Nederland maakt in andere lidstaten op dezelfde wijze gemaakt? Zo nee, wat is dan het effect hiervan op het level playing field? Deze leden lezen dat er in Nederland 500 bedrijven vallen onder het ETS, die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor 50% van de emissies, terwijl de andere helft van de Nederlandse economie niet direct volgens mechanisme van het ETS betaalt voor haar uitstoot. In hoeverre acht de regering deze verdeling rechtvaardig? Is de regering voornemens om andere sectoren ook op te nemen in het ETS via een opt-in? Kan de regering inzichtelijk maken hoe de voortgang van de discussie over dergelijke uitvoeringsmaatregelen in EU-verband verloopt?
Besteding veilingopbrengsten
De leden van de D66-fractie vragen ook op welke argumentatie de regering haar standpunt baseert dat de door de Europese Commissie bepleite besteding van 50% van de veilingopbrengsten van het ETS aan klimaatdoelstellingen, niet bindend opgevat hoeft te worden. Deze leden scharen zich achter de kritische kanttekening van de Raad van State, die oordeelt dat er weinig reden is voor een al te lichtzinnige opvatting over de aanbeveling die daarmee door de Europese Commissie gedaan wordt. Aangezien er verwarring bestaat door de verschillende manieren waarop deze aanbeveling vertaald is, is het van belang hier eenduidig over te kunnen spreken. Ook lijkt er in dit opzicht sprake van verschillende opvattingen binnen de Raad van Ministers tussen ECOFIN en Milieu. Is hierover contact geweest met de Europese Commissie? Aangezien de Europese Commissie nationale implementatie van Europese regelgeving altijd kan toetsen aan de kaders van de richtlijn, zijn deze leden van mening dat de regering er goed aan doet om hierover advies in te winnen. Volgens deze leden laat de aanvullende conceptverordening weinig ruimte voor twijfel. Als er verschillen tussen lidstaten bestaan in deze uitgaven kan dat ook gevolgen hebben voor de gelijkheid en competitie tussen verschillende economieën. Vooralsnog zijn deze leden niet overtuigd van de argumentatielijn die de regering in de nota naar aanleiding van het verslag en de plenaire behandeling in de Tweede Kamer gebruikt. Graag zien deze leden nogmaals een goed beargumenteerde reactie hierop tegemoet.
Prijs emissierechten
De leden van de D66-fractie vragen aandacht voor de prijs van emissierechten. Het is een breed gedeelde opvatting dat deze momenteel veel te laag is om echte innovatieve effecten teweeg te kunnen brengen. Zowel marktpartijen als politici benadrukken dit, zo lezen deze leden in het stenogram van de plenaire behandeling in de Tweede Kamer. Bovendien wordt het plafond momenteel te hoog geacht om daadwerkelijk verbeteringen teweeg te kunnen brengen. Onder welke prijs verwacht de regering dat het ETS goed kan functioneren? Welke netto aanpassing is er nodig in het investeringsgedrag voor langlopende investeringen naar koolstofarme alternatieven in ETS-sectoren? Is hierover gecommuniceerd met marktpartijen? Wat voor methoden zouden er aangewend kunnen worden om het plafond te verlagen en tot een optimale prijs te kunnen komen?
Carbon leakage
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie of de regering bereid is om de Nederlandse positie inzake het strenger maken van criteria met betrekking tot carbon leakage in Europa in de toekomst te blijven benadrukken, ook al liggen deze op dit moment reeds vast in de richtlijn. Wat is er reeds voor bewijs van carbon leakage in de economie? Hoe verwacht de regering carbon leakage tegen te gaan bij het uitblijven van deze strengere criteria? Zijn er met betrekking tot het verplaatsen van activiteiten door bedrijven in Nederland naar het buitenland vanwege het ETS betrouwbare prognoses of statistieken beschikbaar?
GroenLinks
Besteding veilingopbrengsten
De Raad van State stelt in zijn advies13 te betwijfelen dat het bepaalde in de richtlijn dat ten minste 50% van de opbrengst uit de veilingen van emissierechten, of het financiële waarde-equivalent van deze inkomsten, zou moeten worden gebruikt voor één of meerdere van de in dit lid genoemde doelstellingen die onder meer reductie van emissie van broeikasgassen en de ontwikkeling van duurzame energie betreffen, geheel vrijblijvend is. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering naar haar opvatting over dit oordeel van de Raad van State. Waarom heeft de regering dit advies niet overgenomen? Op welke wijze geeft de regering invulling aan de besteding van de opbrengst van de veilingen van broeikasgasemissierechten?
Prijs emissierechten
De regering stelt in antwoorden aan de Tweede Kamer dat de prijs van emissierechten een medebepalende factor is voor de afweging die bedrijven maken tussen investeren in energiebesparende middelen of het kopen van emissierechten, zo constateren de leden van de fractie van GroenLinks. De Deutsche Bank waarschuwde op 30 november 2011 voor de gevolgen van de combinatie van een zeer lage prijs van emissierechten in combinatie met een relatief hoog emissieplafond. De Deutsche Bank stelde dat in deze situatie bedrijven in de periode 2013–2020 geen aanvullende maatregelen zouden nemen om broeikasgasemissies te verminderen, en dat een lager emissieplafond nodig is. Hoe denkt de regering hierover? Is zij bereid het emissieplafond te verlagen en de reductiedoelstelling voor 2020 aan te scherpen? Welke inspanningen levert de regering om een hogere prijs voor emissierechten te bewerkstelligen? Is de regering bereid een bodemprijs in te stellen?
Reikwijdte ETS
De regering steunt het idee om de zeeschepensector en de luchtvaartsector onder het ETS systeem te brengen. Welke stappen zal de regering zetten om dit te bewerkstelligen?
Gebruik CDM en JI
De regering ziet geen mogelijkheden om nationaal het gebruik door bedrijven van het Clean Development Mechanism (CDM) en de Joint Implementation (JI) verder te verlagen. Is de regering met de leden van de fractie van GroenLinks van mening dat het wenselijk zou zijn wanneer bedrijven minder gebruik zouden maken van CDM en JI? Welke stappen wil de regering zetten om dit te realiseren?
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, M. de Graaff
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, De Boer
Samenstelling:
Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Noten (PvdA), Putters (PvdA), Essers (CDA), Slagter-Roukema (SP), Engels (D66), Nagel (50PLUS), Duthler (VVD), Hermans (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), (vice-voorzitter), Koffeman (PvdD), Schaap (VVD), Smaling (SP), Vliegenthart (SP), De Vries-Leggedoor (CDA), Martens (CDA), Van Boxtel (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Vlietstra (PvdA), M. de Graaff (PVV), (voorzitter), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Dijk (PVV), Ester (CU) en Schouwenaar (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32667-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.