32 667 Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PbEU L 140) en de uitvoering van verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PbEU L 302) en verordening (EU) nr. 920/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 270) (herziening EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten)

Nr. 25 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 oktober 2012

In reactie op de motie Van der Werf (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 32 667, nr. 20) stuur ik u hierbij het rapport «Costs and Effectiveness of Domestic Offset schemes» opgesteld door Ecofys. 1)

Het Nederlandse klimaatbeleid bestaat uit enerzijds het Europese emissiehandelssysteem (ETS), en anderzijds uit nationaal beleid gericht op de zogeheten niet-ETS sectoren. Onder de ETS vallen de grote industriële bedrijven, onder de niet-ETS de kleinere industrie, landbouw, vervoer en gebouwde omgeving. Tijdens de behandeling van de Europese Richtlijn gericht op uitbreiding en verbetering van het ETS heeft de Tweede Kamer gesproken over de mogelijkheid om emissierechten toe te kennen aan emissiereductieprojecten in niet-ETS sectoren. Deze emissierechten kunnen dan verkocht worden op de ETS markt. Met de opbrengst worden de reducties in de niet-ETS dan (deels) gefinancierd. De richtlijn biedt mandaat aan de Europese Commissie om hiertoe uitvoeringsmaatregelen op te stellen. Uw verzoek was om te onderzoeken onder welke voorwaarden zo’n systeem, ook wel domestic offset (DO) systeem genoemd, in de Nederlandse situatie zou kunnen plaatsvinden, wat de kosten en baten zijn en wat de effecten op het klimaatbeleid en de CO2-prijs zouden zijn.

De conclusie van het onderzoek is dat er een beperkt reductiepotentieel van 0,5–1 Mton CO2 te realiseren is met een DO-systeem. Dit is minder dan 1% van de totale niet-ETS emissies in Nederland. Er zijn een aantal belangrijke randvoorwaarden aan dit reductiepotentieel gesteld. Enerzijds is het van belang dat er sprake is van kosten-effectieve netto reducties in de niet-ETS sectoren en dat er geen verstoring in de ETS markt optreedt. Anderzijds zijn ook meer praktische barrières voor de realisatie van projecten meegerekend, zoals transactiekosten, monitoring, verificatie en interactie met ETS.

Daarnaast is het de vraag of een DO-systeem het beperkte beschikbare potentieel zal realiseren. Veel van de reductiemaatregelen die zijn geïdentificeerd zijn al winstgevend. Het is dan zeer de vraag of een extra (en met de huidige CO2-prijs zeer beperkte) financiële stimulans tot extra reducties gaat leiden.

Zoals de onderzoekers ook aangeven is het zeer waarschijnlijk dat er andere, niet-financiële, barrières zijn die deze reductiemaatregelen verhinderen.

Gezien het beperkte reductiepotentieel in de Nederlandse niet-ETS sectoren en de vraag of DO systemen het juiste instrument zijn om de maatregelen waar het om gaat te realiseren, zie ik thans geen reden er bij de Europese Commissie op aan te dringen een domestic offset systeem uit te werken, noch op nationaal niveau een systeem op te zetten.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma

1) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven