32 657 Voorlopige rekening 2010

Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 februari 2011

1. Inleiding

De Voorlopige Rekening 2010 geeft een eerste, voorlopig beeld van de realisatie van de uitgaven en inkomsten van het Rijk over 2010. Daarmee wordt eveneens de saldo- en schuldontwikkeling inzichtelijk gemaakt. Voor een aantal posten is nog geen definitieve realisatie bekend. Voor deze posten (bijvoorbeeld voor de zorg en het FES) wordt met ramingen gewerkt. Het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2010 en de bijbehorende slotwetten geven de definitieve realisatie over het jaar 2010. Deze Voorlopige Rekening geeft de mutaties weer ten opzichte van de Najaarsnota 2010.

Het EMU-saldo 2010 komt op basis van de voorlopige realisatiecijfers uit op een tekort van 5,2 procent bbp. Dit is een verbetering van 0,6 procentpunt bbp ten opzichte van het saldo zoals dat bij Najaarsnota werd verwacht. De EMU-schuld komt naar huidige inzichten uit op 63 procent bbp. De schuldraming bij Najaarsnota bedroeg 64 procent bbp.

De opbouw van deze nota is als volgt. Paragraaf 2 belicht de ontwikkeling van de uitgaven. Hier wordt ook een overzicht gegeven van de stand van het stimuleringspakket. Paragraaf 3 gaat in op de ontwikkeling van de inkomsten. Paragraaf 4 laat de ontwikkeling van het EMU-saldo en de EMU-schuld zien. Paragraaf 5 gaat in op de interventies in de financiële markten.

2. Uitgavenbeeld

Voor de uitgavenzijde van de begroting geldt een uitgavenkader. Het uitgavenkader bevat de maximale uitgaven die jaarlijks gedurende de kabinetsperiode worden gedaan. Het totaalkader wordt onderverdeeld in drie deelkaders: het kader Rijksbegroting in enge zin (RBG-eng), het kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (SZA) en het Budgettair Kader Zorg (BKZ).

De Voorlopige Rekening geeft een eerste beeld van de realisatie over 2010. De stand Najaarsnota 2010 is het uitgangspunt en het toen geldende uitgavenkader. Voor het begrotingsjaar 2010 wordt het uitgavenkader gecorrigeerd voor de mutaties in de werkloosheidsuitgaven en de ruilvoetontwikkeling. Daarnaast is het stimuleringspakket buiten de kaders geplaatst.

Het totaalkader vertoont een onderschrijding van 1,0 miljard euro, zie tabel 2.1. Bij Najaarsnota werd het totaalkader 0,3 miljard euro onderschreden.

Tabel 2.1. Uitgaventoetsing totaalkader

(in miljarden euro’s; «–» is onderschrijding)

2010

Totaalkader NJN 2010

– 0,3

Mutatie VR 2010

– 0,7

Totaalkader VR 2010

– 1,0

  

Rijksbegroting in enge zin NJN 2010

– 1,4

Mutatie VR 2010

– 1,3

Rijksbegroting in enge zin VR 2010

– 2,7

  

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid NJN 2010

0,2

Mutatie VR 2010

0,1

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid VR 2010

0,3

  

Budgettair Kader Zorg NJN 2010

0,9

Mutatie VR 2010

0,5

Budgettair Kader Zorg VR 2010

1,4

  

Kaderaanpassing voor werkloosheidsuitgaven1

(3,4)

Kaderaanpassing voor ruilvoet1

(– 2,2)

Stimuleringspakket (excl. lastenkant en invulling FES-projecten)

(2,3)

X Noot
1

De gepresenteerde kadercorrecties voor de ruilvoet en de werkloosheidsuitgaven zijn de totale correcties sinds Miljoenennota 2009. In kadertoetsingstabel 2.3 is de kadercorrectie voor de werkloosheid sinds Najaarsnota 2010 opgenomen.

Ten opzichte van de Najaarsnota zijn de uitgaven onder de verschillende deelkaders gewijzigd. Onder het kader RBG-eng zijn de uitgaven lager uitgekomen ten opzichte van de verwachting bij Najaarsnota, resulterend in een onderschrijding van 2,7 miljard euro. De uitgaven onder de kaders SZA en Zorg zijn toegenomen sinds de Najaarsnota. Onder het kader SZA resulteert een overschrijding van 0,3 miljard euro. Het kader Zorg kent een overschrijding van 1,4 miljard euro. Tabellen 2.2 tot en met 2.4 geven een overzicht van de kaderontwikkeling voor de deelkaders.

i. Rijksbegroting in enge zin

Tabel 2.2 geeft de ontwikkeling onder het kader RBG-eng weer. Diverse mutaties sinds Najaarsnota 2010 leiden ertoe dat dit deelkader wordt onderschreden met 2,7 miljard euro.

Tabel 2.2. Uitgaventoetsing Kader Rijksbegroting in enge zin

(in miljarden euro’s; «-» is onderschrijding)

20101

Rijksbegroting in enge zin NJN 2010

– 1,4

Winstafdracht DNB

– 0,3

Schuldsanering Nederlandse Antillen

– 0,3

MEP en SDE

– 0,1

Onderuitputting diverse begrotingen

– 0,3

Onderuitputting Gemeentefonds

– 0,3

Onderuitputting HGIS

– 0,1

Rijksbegroting in enge zin VR 2010

– 2,7

X Noot
1

Als gevolg van afrondingsverschillen wijkt de som der delen af van het totaal.

Onder het kader RBG-eng vallen de uitgaven per saldo 1,3 miljard euro lager uit ten opzichte van de stand Najaarsnota.

Door rente-effecten op de geld- en kapitaalmarkt valt de winstafdracht van De Nederlandsche Bank 0,3 miljard euro mee.

Met de nieuwe staatkundige verhoudingen voor de Nederlandse Antillen heeft ook de afwikkeling van de schuldsanering plaatsgevonden. Hiervoor waren middelen gereserveerd op de begroting van Koninkrijksrelaties. Van de gereserveerde middelen resteert een gedeelte (minder budget was nodig dan was begroot) dat nu vrijvalt en een meevaller van 0,3 miljard euro veroorzaakt.

De realisatie bij de subsidieregeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) is achtergebleven als gevolg van een lagere subsidiabele productie dan waar in de ramingen mee was gerekend. Ook de realisatie van de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) is achtergebleven bij de ramingen. In de ramingen was gerekend dat een deel van de incidentele subsidie voor het windpark Noordoostpolder nog in 2010 tot uitbetaling zou komen, maar dat is niet meer gebeurd.

De onderuitputting op diverse begrotingen telt op tot 0,3 miljard euro. De onderuitputting op het Gemeentefonds bedraagt 0,3 miljard euro. Dit is veroorzaakt doordat de verdeelmaatstaven niet allemaal in 2010 definitief konden worden vastgesteld waardoor niet kon worden overgegaan tot betaling aan de gemeenten. De in=uittaakstelling (0,3 miljard euro) is al bij Najaarsnota ingevuld.4 Bij HGIS is sprake van 0,1 miljard euro onderuitputting.

De administratieve verwerking van de realisatiecijfers van het Fonds Economische Structuurversterking (FES) is vertraagd en zodoende niet opgenomen in de Voorlopige Rekening. Bij Slotwet worden de ramingen aangepast aan de realisatie.

ii. Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

Tabel 2.3 geeft de ontwikkeling onder het kader SZA weer. Ten opzichte van de Najaarsnota vallen de uitgaven 0,1 miljard euro hoger uit. De overschrijding van het kader bedraagt daarmee 0,3 miljard euro.

Tabel 2.3. Uitgaventoetsing Kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

(in miljarden euro’s; «–» is onderschrijding)

2010

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid NJN 2010

0,2

Uitvoering SZA

0,1

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid VR 2010

0,3

Kaderaanpassing voor werkloosheidsuitgaven (mutatie t.o.v. NJN)

(0,1)

De kadertoetsing SZA laat bij Voorlopige Rekening een verslechtering zien ten opzichte van de stand Najaarsnota. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door tegenvallers in de Ziektewet. De tegenvallers komen doordat de gemiddelde daguitkering in de Ziektewet hoger is uitgevallen dan geraamd en doordat het aantal uitkeringen in de Ziektewet hoger is dan eerder geraamd.

Op basis van de uitvoeringsinformatie blijkt dat de werkloosheidsuitgaven tegenvallen ten opzichte van de Najaarsnota. Dit komt doordat de WW-uitkering gemiddeld hoger was. Overigens zijn de volumeontwikkelingen nog niet verwerkt. Dit leidt voor het jaar 2010 naar verwachting tot een meevaller van dezelfde orde van grootte. Die zal in het jaarverslag worden verwerkt. Het kader wordt in 2010 nog aangepast voor de ontwikkeling in de werkloosheidsuitgaven (statistische correctie). Sinds Najaarsnota is het kader 0,1 miljard euro opwaarts bijgesteld.

iii. Budgettair Kader Zorg

Tabel 2.4 toont de ontwikkeling onder het Budgettair Kader Zorg (BKZ). Ten opzichte van de Najaarsnota is sprake van een tegenvaller van 0,5 miljard euro. Dit deelkader wordt 1,4 miljard euro overschreden.

Tabel 2.4. Uitgaventoetsing Budgettair Kader Zorg

(in miljarden euro’s; «–» is onderschrijding)

2010

Budgettair Kader Zorg NJN 2010

0,9

Uitvoering Zorg

0,5

Budgettair Kader Zorg VR 2010

1,4

Onder het BKZ bedraagt de verwachte overschrijding ten opzichte van de stand Najaarsnota ongeveer 0,5 miljard euro. Deze tegenvaller blijkt uit bijgestelde en actuelere gegevens van de NZa en het CVZ over de zorguitgaven in 2009 en 2010.

iv. Mutaties niet relevant voor het uitgavenkader

De invulling van de in=uittaakstelling op de niet-kaderrelevante middelen bedraagt 0,1 miljard euro. Hiermee is de volledige in=uittaakstelling ingevuld. Bij Najaarsnota is al 1,0 miljard euro in=uittaakstelling op niet-kaderrelevante middelen ingeboekt.

Daarnaast laten de rente-uitgaven een meevaller zien, is een deel van de lening aan Griekenland niet uitgekeerd en heeft de verkoop van Strukton plaatsgevonden. De toelichting op deze mutaties kan worden teruggevonden in paragraaf 4.1 en 4.2.

v. Stimuleringspakket

Tabel 2.5 geeft een overzicht van het kasritme van het stimuleringspakket. De middelen die in 2010 niet tot besteding zijn gekomen vallen vrij ten gunste van het saldo, tenzij sprake is van overlopende verplichtingen in 2011. Deze middelen kunnen, met inachtneming van de normale afspraken over de maximale eindejaarsmarge, worden meegenomen naar 2011 teneinde de aangegane verplichtingen na te komen. Er is 46 miljoen euro minder uitgegeven dan geraamd. Hiervan betreft 12 miljoen euro overlopende verplichtingen. Dit is verwerkt in de stand 2011. In bijlage 3 wordt onderstaande tabel per thema uitgesplitst.

Tabel 2.5. Kasritme stimuleringspakket

(in miljoenen euro’s)

2010

 

20111

 
 

stand NJN

stand VR2

stand NJN2

stand VR

Arbeidsmarkt, onderwijs en kennis

917

896

826

832

Duurzame economie

409

385

368

375

Infrastructuur en (woning)bouw

1 004

1 004

-387

– 387

Liquiditeitsverruiming bedrijfsleven

561

561

149

149

Invulling FES-projecten

137

137

233

233

Totaal stimuleringspakket

3 028

2 982

1 190

1 202

X Noot
1

Bedragen genoemd in 2011 zijn soms gespreid over meerdere jaren.

X Noot
2

Als gevolg van afrondingsverschillen wijkt de som der delen af van het totaal.

3. Inkomstenbeeld

De totale belasting- en premieontvangsten over 2010 op EMU-basis komen 2,0 miljard hoger uit dan voorzien bij de Najaarsnota 2010.

Tabel 3.1. Ontwikkeling van de overheidsinkomsten

(in miljarden euro’s)

2010

Totaal belastingen en premies op EMU-basis NJN 2010

214,0

Mutatie VR 2010

2,0

Totaal belastingen en premies op EMU-basis VR 2010

216,0

  

waarvan

 

Belastingen en premies volksverzekeringen NJN 2010

167,5

Mutatie VR 2010

2,4

Belastingen en premies volksverzekeringen VR 2010

169,9

  

Premies werknemersverzekeringen NJN 2010

46,4

Mutatie VR 2010

– 0,3

Premies werknemersverzekeringen VR 2010

46,1

i. Belastingen en premies volksverzekeringen

In 2010 is op EMU-basis 216,0 miljard euro aan belastingen en premies ontvangen, dat is 2,0 miljard euro meer dan voorzien bij de Najaarsnota 2010. De meevaller betreft een saldo van enkele grote meevallers en enkele kleine tegenvallers. De meevallers betreffen de drie grootste belastingsoorten: de omzetbelasting (1,1 miljard euro), de loonheffing (0,8 miljard euro) en de vennootschapsbelasting (0,8 miljard euro). Een deel van de meevaller bij de loonheffing (0,3 miljard euro) betreft een boekhoudkundige verrekening met de premies werknemersverzekeringen als gevolg van een nacalculatie van het belasting- en premiedeel van de ontvangsten over het transactiejaar 2008. Overige en bescheidenere meevallers betreffen de BPM (0,1 miljard euro) en de accijnzen (0,1 miljard euro). Ten slotte zijn er ook nog tegenvallende inkomsten te noteren voor de inkomensheffing (0,2 miljard euro), de overdrachtsbelasting (0,1 miljard euro) en de dividendbelasting (0,1 miljard euro).

ii. Premies werknemersverzekeringen

De premies werknemersverzekeringen op EMU-basis zijn 0,3 miljard euro lager uitgevallen dan de raming bij Najaarsnota. Zonder de bovengenoemde nacalculatie over het jaar 2008 (– 0,3 miljard euro) zouden de premieontvangsten werknemersverzekeringen zijn uitgekomen op de stand Najaarsnota 2010. De totale ontvangsten premies werknemersverzekeringen over 2010 komen uit op 46,1 miljard euro. Overigens betreft dit cijfer nog een raming omdat nog niet alle onderliggende posten bekend zijn. Dit geldt met name voor de ontvangsten van de nominale zorgpremie. Bij het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2010 zijn deze cijfers wel beschikbaar.

4. EMU-saldo en EMU-schuld

i. EMU-saldo

Naar huidige inzichten komt het EMU-saldo over 2010 uit op – 5,2 procent bbp. Het betreft een verbetering van 0,6 procentpunt bbp ten opzichte van de verwachting bij de Najaarsnota, zie tabel 4.1.

Tabel 4.1. EMU-saldo ten opzichte van Najaarsnota 2010

 (in procenten bbp)

2010

EMU-saldo NJN 2010

– 5,8%

Belasting- en premie-inkomsten

0,3%

Mutaties RBG-eng

0,2%

Zorguitgaven

– 0,1%

Rentelasten

0,1%

Kas-transactieverschillen (ktv’s)

0,1%

EMU-saldo VR 2010

– 5,2%

De belasting- en premie-inkomsten veroorzaken een verbetering van het EMU-saldo van 0,3 procentpunt bbp. Mutaties bij de uitgaven onder de kaders leiden tot een verbetering van het saldo van 0,1 procent bbp.

De rentekosten voor de staatsschuld vallen circa 0,3 miljard euro lager uit dan geraamd bij de Najaarsnota. Hiervoor zijn twee redenen. Op de eerste plaats is minder geleend omdat het tekort lager is uitgekomen. Daarnaast is de rekenrente (op basis van raming van het CPB) hoger dan de werkelijk gerealiseerde (effectieve) rente op de staatsleningen. Dit geldt voor langlopende en kortlopende leningen. Beide effecten zorgen voor de meevaller.

Bij de kas-transactieverschillen (ktv’s)8 doen zich verschillende mutaties voor die het EMU-saldo per saldo met 0,1 procentpunt verbeteren. Hiervan laat de ktv gasbaten de grootste mutatie sinds Najaarsnota zien.

ii. EMU-schuld

De EMU-schuld voor 2010 komt uit op 63 procent bbp. De schuldraming bij Najaarsnota bedroeg 64 procent bbp.

De verbetering van de schuld wordt voornamelijk veroorzaakt door de verbetering van het EMU-saldo collectieve sector. Daarnaast doen zich enkele mutaties voor die niet relevant zijn voor het EMU-saldo, maar wel een beslag hebben op de EMU-schuld. Hieronder vallen de lening aan Griekenland en de verkoop van Strukton.

Doordat de derde tranche van de lening aan Griekenland niet in 2010 maar in 2011 wordt uitgekeerd, zijn de overige programma-uitgaven op de begroting van Financiën lager dan begroot (0,6 miljard euro). Ook is een kleiner deel van het geautoriseerd kapitaal van het Europese noodfonds EFSF opgevraagd.

De NS heeft Strukton verkocht en de middelen aan de Staat uitgekeerd. De opbrengst vermogenstitels neemt 0,2 miljard euro toe.

iii. Nederlandse overheidsfinanciën in Europees perspectief

Op 2 december 2009 heeft de Europese Raad vastgesteld dat er voor Nederland sprake was van een buitensporig tekort, omdat de tekortontwikkeling in Nederland leidde tot een overschrijding van de 3-procentgrens uit het Verdrag. Tegelijkertijd heeft Nederland aanbevelingen gekregen voor het redresseren van het buitensporige tekort. Specifiek kreeg Nederland i) de aanbeveling om de begroting voor 2010 (Miljoenennota 2010) volgens plan uit te voeren, ii) de aanbeveling tot het doen van een gemiddelde jaarlijkse budgettaire inspanning van 0,75 procent bbp gedurende de jaren 2011 tot en met 2013, en iii) de aanbeveling tot het specificeren van concrete maatregelen teneinde zowel het nominale als het structurele tekort uiterlijk in 2013 weer terug te hebben gebracht tot onder de 3-procentgrens bbp. In juli 2010 heeft de Raad officieel de (eerste) tussenstand opgemaakt, waarbij is geconcludeerd dat Nederland op schema lag om gehoor te kunnen geven aan de aanbevelingen van de Raad. Hierbij is aangekondigd dat de Europese Commissie de voortgang van Nederland in de buitensporigtekort-procedure nauwgezet zal volgen. Een eerstvolgend officieel meetmoment hiervoor is de Raadsopinie die de Raad in juni 2011 zal aannemen naar aanleiding van het door Nederland in te leveren Stabiliteitsprogramma, waarin het kabinet de budgettaire strategie voor de komende jaren uiteen zal zetten.

5. Interventies financiële markten

Sinds het najaar van 2008 heeft het kabinet diverse interventies gepleegd om het Nederlandse financiële stelsel gezond te houden en de rust te helpen herstellen in de financiële wereld. Bijlage 2 geeft een actueel overzicht van de budgettaire gevolgen van deze interventies.

Bij de back-up faciliteit ING doet zich een tweetal mutaties voor. Aan de uitgavenzijde valt de funding fee 0,3 miljard euro hoger uit dan bij Najaarsnota. Aan de ontvangstenzijde echter vallen de portefeuilleontvangsten 0,3 miljard euro mee ten opzichte van de raming bij Najaarsnota.

De minister van Financiën,

J. C. de Jager

BIJLAGE 1 Budgettaire kerngegevens

Tabel 1: Budgettaire kerngegevens (in miljarden euro’s)
 

20101

Inkomsten (belastingen en sociale premies)

216,0

  

Netto uitgaven onder de kaders2

229,2

Rijksbegroting in enge zin

109,4

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

61,3

Budgettair Kader Zorg

58,4

Overige netto uitgaven

12,9

Rentelasten

9,6

Stimuleringspakket (excl. inkomstenkant)

2,3

Overig (gasbaten, FES, zorgtoeslag etc.)

1,1

Totale netto uitgaven

242,1

  

EMU-saldo centrale overheid

– 26,1

  

EMU-saldo lokale overheden

– 4,6

  

Feitelijk EMU-saldo

– 30,6

Feitelijk EMU-saldo (in procenten bbp)

– 5,2%

  

EMU-schuld

375

EMU-schuld (in procenten bbp)

63%

  

Bbp

593

X Noot
1

Als gevolg van afrondingsverschillen wijkt de som der delen af van het totaal.

X Noot
2

Het kader zoals vastgesteld bij de start van de vorige kabinetsperiode.

BIJLAGE 2 Budgettair overzicht interventies financiële sector

Tabel 1. Budgettair overzicht crisismaatregelen (in miljoenen euro’s)

Sinds het najaar van 2008 heeft het kabinet een aantal interventies gepleegd om het Nederlandse financiële stelsel gezond te houden en de rust te helpen herstellen in de financiële wereld. Onderstaande tabel geeft een actueel overzicht van de budgettaire gevolgen van deze interventies.

Voorlopige Rekening

2008

2009

2010

Artikel

A. Verwerving Fortis/RFS/AA

    

1. Deelneming Fortis/AA

16 800

1 350

490

IX-B, artikel 3

2. Deelneming RFS/AA

6 540

 

3 038

IX-B, artikel 3

3. Verkoop FCI

 

– 350

 

IX-B, artikel 3

4. Overbruggingskredieten Fortis

44 341

  

IX-A, artikel 1

5. Aflossingen overbruggingskredieten Fortis

 

– 36 516

– 3 250

IX-A, artikel 1

6. Renteontvangsten overbruggingskredieten Fortis

-502

– 705

– 167

IX-A, artikel 1

7. Dividend ABN Amro Group

0

0

0

IX-B, artikel 3

8. Dividend ASR

0

0

0

IX-B, artikel 3

9. Dividend RFS

0

0

-6

IX-B, artikel 3

Capital Relief Instrument ABN-AMRO (CRI)

    

10. Garantieverlening (geëffectueerd)

 

32 611

 

IX-B, artikel 3

11. Afname voorwaardelijke verplichting (zonder uitgaven)

  

– 32 611

IX-B, artikel 3

12. Premieontvangsten uit CRI

 

– 28

– 165

IX-B, artikel 3

Mandatory Convertible Notes ABN-AMRO (MCN)

    

13. Verstrekte converteerbare lening (MCN 7/09)

 

800

– 800

IX-B, artikel 3

14. Renteontvangsten uit MCN 7/09

 

0

0

IX-B, artikel 3

15. Verstrekte converteerbare lening (MCN 12/09)

 

1 800

– 1 800

IX-B, artikel 3

Counter Indemnity ABN-AMRO (garantie)

    

16. Garantieverlening (geëffectueerd)

  

950

IX-B, artikel 3

17. Premieontvangsten uit garantie

  

-19

IX-B, artikel 3

∆ Staatsschuld (excl. nr. 10, 11 en 16)

67 179

– 33 649

– 2 679

 

B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (20 mld.)

    

18. Verstrekt kapitaal ING

10 000

  

IX-B, artikel 3

19. Verstrekt kapitaal Aegon

3 000

  

IX-B, artikel 3

20. Verstrekt kapitaal SNS Reaal

750

  

IX-B, artikel 3

21. Aflossing ING

 

– 5 000

 

IX-B, artikel 3

22. Aflossing Aegon

 

– 1 000

– 500

IX-B, artikel 3

23. Aflossing SNS Reaal

 

– 185

 

IX-B, artikel 3

24. Couponrente ING

 

– 645

– -39

IX-B, artikel 3

25. Couponrente Aegon

 

– 166

– 11

IX-B, artikel 3

26. Couponrente SNS Reaal

 

– 38

– 1

IX-B, artikel 3

27. Repurchase fee ING

 

– 295

– 52

IX-B, artikel 3

28. Repurchase fee Aegon

 

– 108

– 52

IX-B, artikel 3

29. Repurchase fee SNS Reaal

 

0

 

IX-B, artikel 3

∆ Staatsschuld

13 750

– 7 436

– 655

 

C. Back-up faciliteit ING EUR/USD wisselkoers

 

1,44 

1,34 

 

30. Funding fee (rente + aflossing)

 

3 903 

4 345

IX-B, artikel 3

31. Management fee

 

59 

47

IX-B, artikel 3

32. Portefeuille ontvangsten (rente + aflossing)

 

– 3 819 

– 4 058

IX-B, artikel 3

33. Garantiefee

 

– 129 

– 103

IX-B, artikel 3

34. Additionele garantiefee

 

– 154

IX-B, artikel 3

35. Additionele fee

 

– 14 

– 77

IX-B, artikel 3

36. Meerjarenverplichting aan ING

 

15 857

13 084

Saldibalans

37. Alt-A portefeuille

 

18 352

16 376

Saldibalans

38. Saldo Back-up faciliteit ( 30 t/m 35)

 

0

0

IX-B, artikel 3

∆ Staatsschuld (excl. nr. 36, 37 en 38)

 

0

0

 

D1. Garantiefaciliteit bancaire leningen (200 mld.)

    

39. Garantieverlening (geëffectueerd)

2 740

47 535

 

IX-B, artikel 2

40. Afname voorwaardelijke verplichting (zonder uitgaven)

 

– 3 174

– 8 103

IX-B, artikel 2

41. Premieontvangsten op basis van garanties bancaire leningen

0

– 116

– 407

IX-B, artikel 2

42. Schade-uitkeringen

0

0

 

IX-B, artikel 2

D2. Stabiliteitsmechanisme

    

43. Garantie NL-aandeel EU-begroting

  

2 946

IX-B, artikel 4

44. Garantie NL-aandeel SPV

  

25 872

IX-B, artikel 4

45. Deelneming EFSF

  

1

IX-B, artikel 4

∆ Staatsschuld (excl. nr. 39, 40, 43 en 44)

 

– 116

– 405

 

E1. IJsland

    

46. Uitkeringen depositogarantiestelsel Icesave

1 236

192

 

IX-B, artikel 2

47. Uitvoeringskosten IJslandse DGS door DNB

 

7

 

IX-B, artikel 2

48. Vordering op IJsland

1 322

7

 

Saldibalans

49. Opgebouwde rente op vordering

 

74

41

IX-B, artikel 2

50.–51. Ontvangsten lening IJsland (i.) aflossing, (ii.) rente

 

0

 

IX-B, artikel 2

     

E2. Griekenland

    

52. Lening Griekenland

  

1 248

IX-B, artikel 4

53. Vordering Griekenland

  

1 248

Saldibalans

54. Premieontvangsten lening Griekenland

  

-30

IX-B, artikel 4

∆ Staatsschuld (excl. nr. 48, 49 en 53)

1 236

199

1 218

 

F. Overige gevolgen

    

55. Uitvoeringskosten en inhuur externen

11

43

15

IX-B, artikel 3

56. Terug te vorderen uitvoeringskosten inhuur externen

0

3

0

Saldibalans

57. Ontvangen uitvoeringskosten externen

– 2

– 12

– 6

IX-B, artikel 3

∆ Staatsschuld (excl. rentelasten)

82 165

– 41 002

– 2 522

 

Staatsschuld cumulatief (excl. rentelasten)

82 165

41 163

38 641

 

58. Toegerekende rente over staatsschuld

450

2 036

1 497

 

Toelichting:

C. Back-up faciliteit ING

  • 30. De funding fee valt ten opzichte van stand Najaarsnota circa 316 miljoen euro hoger uit als gevolg van hogere ontvangsten op de IABF. Doordat in de eerste plaats meer dollars binnen zijn gekomen, kon versneld worden voldaan aan de betalingsverplichting aan ING. In de tweede plaats is de waarde van de euro uitgedrukt in dollars in 2010 gemiddeld lager geweest dan de rekenkoers die is gebruikt in de begroting voor 2010. Als gevolg daarvan zijn de gerealiseerde uitgaven uitgedrukt in euro’s hoger.

  • 32. De ontvangsten uit de portefeuille vallen ten opzichte van stand Najaarsnota afgerond circa 317 miljoen euro hoger uit dan geraamd. Dit is het gevolg van vervroegde aflossingen. Daarnaast is de waarde van de euro uitgedrukt in dollars in 2010 gemiddeld lager geweest dan de rekenkoers die is gebruikt in de begroting voor 2010, waardoor de ontvangsten omgerekend naar euro’s hoger zijn dan geraamd.

E1./E2 IJsland/Griekenland

  • 49. Bij het nieuwe akkoord tussen Nederland en IJsland over de terugbetaling van 1,3 miljard euro wordt het rentepercentage vastgezet op 3 procent.

  • 53./54. Als gevolg van een aangepast kasritme wijzigt de in 2010 ontvangen rente en omvang van de aan Griekenland verstrekte lening.

Tabel 2: Balans (standen en mutaties in miljoenen euro's)

Op de balans staan de vorderingen en verplichtingen welke vanwege de crisis zijn aangegaan. Balansonderdelen zijn hierbij opgenomen op nominale basis. Voor de financiering van opgenomen bezittingen vindt een uitsplitsing plaats naar drie componenten: I staatsschuld, II het resultaat en III het uitgavenkader.

Omschrijving:

2008

2009

mutatie

20101

Omschrijving:

2008

2009

mutatie

20101

A. Verwerving Fortis/RFS/AA

    

I: Financiering met staatsschuld (excl. rentelasten)

82 165

41 163

– 2 522

38 641

1. Deelneming Fortis/AA (+ 3)

16 800

17 800

490

18 290

II: Financiering uit resultaat (tabel 3)

43

44

– 580

– 536

2. Deelneming RFS/AA

6 540

6 540

3 038

9 578

III: Financiering uitgavenkader

9

43

49

4. Overbruggingskredieten Fortis (+ 5)

44 341

7 825

– 3 250

4 575

     

13. Verstrekte converteerbare lening (MCN 7/09)

 

800

– 800

Totale rente op staatsschuld

450

2 486

1 497

3 983

15. Verstrekte converteerbare lening (MCN 12/09)

 

1 800

– 1 800

     
     

C. Back-up faciliteit ING

    

 B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (20 mld)

    

37. Meerjaren-verplichting aan ING

 

15 857

– 2 773

13 084

18. Verstrekt kapitaal ING (+ 21)

10 000

5 000

 

5 000

Voorziening

 

2 530

198 

2 728

19. Verstrekt kapitaal Aegon (+ 22)

3 000

2 000

– 500 

1 500

Te betalen funding fee

 

31

– 9

22

20. Verstrekt kapitaal SNS Reaal (+ 23)

750

565

 

565

Verwacht resultaat IABF 2010

  

596

596

          

 C. Back-up faciliteit ING

 

 

 

 

E1. IJsland

    

38. Alt-A portefeuille

 

18 352

– 1 976

16 376

Openstaande

86

0

  

Te ontvangen rente

 

65

– 11

54

verplichting IJsland

    
          

D2. Stabiliteitsmechanisme

         

45. Deelneming EFSF

  

1

1

     
          

E1. IJsland

         

47. Vordering op IJsland

1 322

1 329

 

1 329

     

48. Opgebouwde rente op vordering

 

74

41

115

     

– correctie n.a.l.v. nieuw voorgestelde overeenkomst

  

– 64

– 64

     

Totale vordering uitstaand op IJsland

1 322

1 329

– 23

1 380

     
          

E2. Griekenland

         

53. Vordering Griekenland

  

1 248

1 248

     
          

F. Overige gevolgen

         

Saldo terug te vorderen uitvoeringskosten

0

3

– 3 

     
          

Totale activa:

82 753

62 153

-3 585

58 567

Totale passiva:

82 753

62 153

– 3 585

58 567

X Noot
1

Voor 2010 op basis van voorlopige realisaties. Vanwege afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

Tabel 3a: Toerekenbare kosten en opbrengsten (in miljoenen euro’s)

In deze tabel vindt een toerekening plaats van kosten en opbrengsten van crisismaatregelen met gebruik van bedrijfseconomische principes. Op basis van een grove toerekening is een resultaat op interventies opgenomen.

(toerekenbare) Kosten

(toerekenbare) Opbrengsten

Omschrijving:

2008

2009

20101

Omschrijving:

2008

2009

20101

Toerekenbare rentelasten

450

2 036

1 497

A. Verwerving Fortis/RFS/AA

   

 

   

6. Renteontvangsten overbruggingskredieten Fortis

502

705

167

E1. IJsland

   

7. Dividend ABN Amro Group

 

0

 

Kosten i.v.m. topping up

 

106

 

8. Dividend ASR

 

0

 

 

   

9. Dividend RFS

 

0

F. Overige gevolgen

   

12. Premieontvangsten uit CRI

 

28

165

56. Uitvoeringskosten en inhuur externen

11

43

15

14. Renteontvangsten uit MCN 7/09

 

0

0

58. Ontvangen uitvoeringskosten externen

– 2

– 12

– 6

17. Premieontvangsten uit garantie

  

19

        
    

B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (20 mld.)

   
    

24. t/m 26. Ontvangen couponrente

 

848

51

    

27. t/m 29. Ontvangen repurchase fees

 

403

104

        
    

C. Back-up faciliteit ING

   
    

Resultaat IABF (na toevoeging aan de voorziening)

 

0

0

        
    

D1. Garantiefaciliteit bancaire leningen (200 mld.)

   
    

41. Premieontvangsten op basis van garanties bancaire leningen)

 

116

407

        
    

E1. IJsland

   
    

49. Opgebouwde rente op vordering

 

74 

41 

    

– correctie n.a.l.v. nieuw voorgestelde overeenkomst

  

– 64

    

E2. Griekenland

   
    

55. Premieontvangsten lening Griekenland (incl. servicefee)

  

30

        

Totale kosten:

459

2 173

1 506

Totale opbrengsten:

502

2 174

926

Resultaat (negatief teken is verlies)

43

1

– 580

    
X Noot
1

Voor 2010 op basis van voorlopige realisaties.

Tabel 3b: ING IABF (in miljoenen euro’s)

Er hebben zich per saldo geen toevoegingen en/of onttrekkingen aan de ING back-up faciliteit voorgedaan (zie tabel 1: onderdeel 38.). Derhalve wordt de kastabel dit keer niet opgenomen.

Tabel 4: Verstrekte garanties (in miljoenen euro’s)

Omschrijving:

2008

2009

mutatie

20101

A. Verwerving Fortis/RFS/AA

    

10. Garantieverlening (geëffectueerd)

 

32 611

 

32 611

11. Afname voorwaardelijke verplichting (zonder uitgaven)

  

– 32 611

– 32 611

16. Garantieverlening (geëffectueerd)

  

950

950

     

D1. Garantiefaciliteit bancaire leningen (€ 200 mld.)

    

39. Garantieverlening (geëffectueerd)

2 740

50 275

 

50 275

40. Afname voorwaardelijke verplichting (zonder uitgaven)

 

– 3 174

– 8 103

– 11 277

   

D2. Stabiliteitsmechanisme

    

43. Garantie NL-aandeel EU-begroting

  

2 946

2 946

44. Garantie NL-aandeel SPV

  

  25 872

 25 872

Saldo openstaande garanties:

2 740

79 712

– 10 946

68 766

X Noot
1

Voor 2010 op basis van voorlopige ramingen.

BIJLAGE 3 Stimuleringspakket

Stimuleringimpuls, stand Voorlopige Rekening (in miljoenen euro’s)

2010

mutaties tov NJN

20111

mutaties tov NJN

a. Arbeidsmarkt, Onderwijs en Kennis

    

Arbeidsmarkt: arbeidsmarktbrief SZW (o.a. deeltijd-WW, EVC, scholing, re-integratie)

226

– 16

259

 

Arbeidsmarkt: jeugdwerkloosheid

124

 

30

 

Arbeidsmarkt: schuldhulpverlening

50

 

50

 

Onderwijs: versterking mbo; conciërges; zij-instromers, werkscholen, wijkscholen

168

 

0

 

Kennis: versterking kennisinfrastructuur; tijdelijke inzet kenniswerkers

174

– 6

30

6

Verlenging aflopende innovatieprogramma's (uit het FES)

51

 

450

 

Snelle uitvoering FES projecten innovatie

104

 

13

 

Totaal

896

 

832

 
     

b. Duurzame economie

    

Snelle uitvoering FES projecten Milieu en Duurzaamheid

130

 

26

 

Duurzaam ondernemen

36

– 16

13

3

Duurzame agrarische sector

6

 

38

 

Energie: energiebesparing woningen

30

   

Energie: sloopregeling autobranche

28

   

Energie: wind op zee (500 mw extra commiteren bij komende SDE tender)

7

– 8

3

3

Uitvoering Motie van Geel ruimtelijke economie

57

 

50

 

Snelle uitvoering FES projecten Ruimtelijk Economisch Beleid

91

 

244

 

Totaal

385

 

375

 
     

c. Infrastructuur en (woning)bouw

    

Bouw: onderhoud en bouw zorg- en abwz-instellingen

320

 

– 50

 

Bouw: onderhoud en bouw jeugdzorginstellingen

55

   

Bouw: onderhoud en bouw scholen

164

 

1

 

Bouw: versnelling BLS + ISV

125

 

– 150

 

Infra: Deltaprogramma (w.o. Zandsuppleties)

50

 

– 30

 

Snelle uitvoering FES projecten Infra

64

 

143

 

Infra: versnelling bruggen en renovatie wegen

138

 

– 213

 

Infra: vaarwegen, sluizen en binnenhavens

88

 

– 88

 

Totaal

1 004

 

– 387

 
     

d. Liquiditeitsverruiming bedrijfsleven

    

Versoepeling verliesverrekening 2008

– 120

 

– 215

 

Verruimen afdrachtvermindering WBSO

150

 

15

 

Enveloppe MKB

53

 

23

 

Schiphol/luchtvaart/vliegtax

277

 

277

 

VAMIL/MIA

30

 

9

 

EIA

146

 

15

 

Verlaagd BTW tarief isolatie

25

 

25

 

Totaal

561

 

149

 
X Noot
1

Deze bedragen zijn soms gespreid over 2011 en latere jaren.

BIJLAGE 4 Belasting- en premieopbrengsten conform EMU-definitie

Belasting- en premieontvangsten 2010

(in miljoenen euro’s)

VR 2010

NJN 2010

Verschil

Kostprijsverhogende belastingen (kasbasis)

69 531

69 014

517

Omzetbelasting

41 891

41 609

282

BPM

2 065

1923

142

Accijnzen

11 067

10 952

115

Belastingen van rechtsverkeer

3 618

3 623

– 5

MRB

3 608

3 606

2

Belastingen op milieugrondslag

4 521

4 536

– 15

Verpakkingenbelasting

302

280

22

Overige kostprijsverhogende belastingen

2 459

2 487

– 28

    

Belasting op winst, inkomen, vermogen en premies vvz (kasbasis)

98 662

98 045

617

Inkomensheffing

– 6 562

– 6 377

– 185

Loonheffing

87 830

87 658

172

Dividendbelasting

2 400

2 511

– 111

Kansspel

454

468

– 14

Vennootschapsbelasting

12 782

11 950

832

Overige belastingen op inkomen, winst en vermogen

1 758

1 835

– 77

    

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen (kasbasis)

168 193

167 059

1 134

    

Kas-transverschil (aansluiting naar EMU-basis)

1 723

484

1 239

wv Omzetbelasting

762

– 42

804

wv Loonheffing

712

100

612

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen (EMU-basis)

169 916

167 543

2 373

    

Premies Werknemersverzekeringen (EMU-basis)

46 101

46 436

– 335

    

Totaal belasting en premies (EMU-basis)

216 017

213 979

2 038


X Noot
4

De achtergrond van deze taakstelling is dat departementen via hun eindejaarsmarge maximaal 1 procent van hun gecorrigeerde begrotingstotaal mogen meenemen naar volgend jaar. De eindejaarsmarge over jaar t wordt bij Voorjaarsnota jaar t+1 toegevoegd aan de begrotingen. Toevoegen van deze middelen betekent een belasting van het uitgavenkader en het EMU-saldo. De ervaring leert dat ieder jaar onderuitputting optreedt, dus wordt in het uitgavenkader een even grote taakstelling geboekt op de aanvullende post. Deze zogenoemde in=uittaakstelling wordt bij Najaarsnota en Voorlopige Rekening ingevuld met de onderuitputting op de diverse begrotingen.

X Noot
8

De registratie van de meeste collectieve uitgaven en inkomsten vindt plaats op kasbasis. Op kasbasis worden transacties geboekt in de periode waarin de betaling plaatsvindt. Het EMU-saldo echter wordt berekend op transactiebasis. Om de berekening op transactiebasis te maken, wordt er een correctie gemaakt: een zogenoemd kas-transactieverschil (ktv).

Naar boven