Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2016
Hierbij ontvangt u het rapport van de commissie Ottow, voorzien van een brief van
De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) waarin zij gezamenlijk
op de conclusies en aanbevelingen uit het rapport reageren1.
Deze onafhankelijke, externe commissie was ingesteld door DNB en de AFM. Zij had tot
opdracht om evaluatieonderzoek te doen naar het proces van toetsingen op geschiktheid
en betrouwbaarheid van bestuurders en commissarissen in de financiële sector. De commissie
Ottow is samenvattend van oordeel dat de toezichthouders de opzet en de werkwijze
van het toetsingsproces zodanig hebben ingericht dat zij in het algemeen een adequate
invulling geven aan de wettelijke verplichting daartoe. Tegelijkertijd komt uit het
rapport naar voren dat op onderdelen van het proces nog aanpassingen en verbeteringen
mogelijk en ook nodig zijn. Daartoe doet de commissie een aantal concrete aanbevelingen.
Deze aanbevelingen richten zich overwegend tot DNB en de AFM, en in aantal gevallen
tot de sector zelf, in het kader van de eigen verantwoordelijkheid van instellingen
voor goed bestuur.
De toezichthouders geven in hun brief aan de aanbevelingen uit het rapport ter harte
te nemen. Zij kondigen een aantal maatregelen aan, in aanvulling op reeds in gang
gezette verbeteringen. Deze maatregelen zien onder andere op het vergroten van de
transparantie en duidelijkheid van het toetsingsproces en op het verbeteren van de
zorgvuldigheid van de besluitvorming, deels met het oogmerk om de positie van de kandidaat
te versterken.
Geschikte en betrouwbare bestuurders en commissarissen leveren een belangrijke bijdrage
aan een solide en integere bedrijfsvoering van financiële instellingen. Het rapport
bevestigt dat DNB en de AFM hierin een belangrijke taak vervullen; ook in de sector
wordt dit breed gedragen. Omdat het gaat om een ingrijpend instrument dat bovendien
repercussies kan hebben, voor zowel instellingen als kandidaten, is het van belang
om het toetsingsproces te optimaliseren. Ik ben met DNB en de AFM van opvatting dat
de commissie Ottow daartoe waardevolle, nuttige suggesties heeft gedaan en ik vertrouw erop dat zij de uitvoering hiervan middels de door
hen aangekondigde stappen voortvarend zullen oppakken.
Ten slotte, in het wetgevingsoverleg van 7 september 2015 zegde ik uw Kamer toe om
het borgen van zorgvuldigheid en onafhankelijkheid in de oordeels- en besluitvorming
door de toezichthouders in het onderzoek te laten betrekken.2 Deze aspecten komen in het rapport uitvoerig aan de orde. Hiermee beschouw ik mijn
toezegging als afgedaan.
De Minister van Financiën,
J.R.V.A. Dijsselbloem