Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 april 2020
Bij de beantwoording van vragen van uw Kamer d.d. 8 oktober 2019 inzake het bericht
dat de Coöperatie Laatste Wil een handleiding online heeft gezet waarmee het mogelijk
is om een leven te beëindigen, heeft mijn ambtgenoot van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (VWS) toegezegd dat ik uw Kamer zal informeren over de uitkomst van de afweging
van het Openbaar Ministerie (OM) over het al dan niet starten van een strafrechtelijk
onderzoek naar het handelen van Coöperatie Laatste Wil (CLW).1 Met deze brief doe ik die toezegging gestand.
Het OM heeft mij eerder dit jaar laten weten dat het zich de afgelopen tijd heeft
beraden op de vraag of er aanknopingspunten zijn om stappen te ondernemen richting
CLW. Na uitvoerige reflectie, met zowel interne als externe deskundigen, komt het
OM tot het oordeel dat er op dit moment geen mogelijkheid is om strafrechtelijk of
civielrechtelijk op te treden tegen CLW.
Het OM heeft de handleiding van CLW bestudeerd en zich eerst beraden op de vraag of
deze handleiding een verdenking van een strafbaar feit oplevert. Die vraag wordt door
het OM ontkennend beantwoord.
Het OM acht het hierbij van belang dat zelfdoding op zich geen strafbaar feit is.
Wel is het, aldus het OM, op grond van artikel 294 Wetboek van Strafrecht, strafbaar
om een ander opzettelijk tot zelfdoding aan te zetten, hulp te verlenen bij een zelfdoding
of daartoe middelen te verstrekken. Bijkomende voorwaarde voor strafbaarheid op grond
van artikel 294 Wetboek van Strafrecht is dat de zelfdoding is geslaagd. Dat betekent
dat opzettelijk aanzetten tot, hulp verlenen bij of middelen verstrekken in geval
van een poging tot zelfdoding niet strafbaar is. Het OM geeft aan dat thans, voor
zover bekend, niet is voldaan aan de bijkomende voorwaarde dat sprake moet zijn van
een geslaagde zelfdoding.
Daarnaast is het naar het oordeel van het OM zeer de vraag of, wanneer wel sprake
zou zijn van een geslaagde zelfdoding, de handleiding aan te merken zou zijn als een
vorm van strafbare hulp. De jurisprudentie over wat onder «hulp» moet worden verstaan
is casuïstisch en komt er in de kern op neer dat het verstrekken van een algemeen
(vrijblijvend) advies niet strafbaar is, maar instructies en concrete handelingen
of vaardigheden die voorafgaand aan de zelfdoding zijn gegeven, wel strafbaar zijn.2 De Hoge Raad heeft verder bepaald dat als strafbare hulp bij zelfdoding moet worden
aangemerkt die gedraging waardoor de zelfdoding voor de ander «mogelijk of gemakkelijk»
is gemaakt.3
Naast de beoordeling of sprake is van een strafbaar feit danwel of een verdenking
bestaat dat een strafbaar feit zal worden gepleegd, heeft het OM gekeken naar zijn
civielrechtelijke mogelijkheden. Het OM kan de rechtbank op grond van artikel 2:20
Burgerlijk Wetboek verzoeken een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is
met de openbare orde, verboden te verklaren en te ontbinden. Hierbij past het OM wel
terughoudendheid, gelet op de grondwettelijk verankerde rechten van vrijheid van meningsuiting,
vereniging en vergadering.
Toepassing van artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek vereist dat de gedragingen van CLW
in strijd zijn met de openbare orde. Het OM is van oordeel dat daar in dit geval geen
sprake van is omdat CLW een rechtspersoon is die zich volgens haar statuten wil inzetten
om een laatstewilmiddel te legaliseren. Dit streven is op zichzelf niet verboden waardoor
thans niet kan worden opgetreden op grond van artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek, aldus
het OM.
Het OM heeft wel aanleiding gezien om CLW een brief te sturen. In de brief heeft het
OM CLW een waarschuwing gegeven omdat CLW zich met de handleiding in een grensgebied
bevindt.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus