32 645 Kernenergie

N VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 september 2024

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat1 hebben kennisgenomen van de brief van de voorganger van de Minister van Klimaat en Groene Groei van 4 juni 2024 over de verkennende gesprekken met de aandeelhouders van de Elektriciteits Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ).2

Naar aanleiding hiervan is op 10 juli 2024 een brief gestuurd aan de Minister van Klimaat en Groene Groei.

De Minister heeft op 29 augustus 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Karthaus

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Minister van Klimaat en Groene Groei

Den Haag, 10 juli 2024

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van uw voorganger van 4 juni 2024 over de verkennende gesprekken met de aandeelhouders van de Elektriciteits Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ).3De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en PvdD hebben naar aanleiding daarvan een aantal gezamenlijke vragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en PvdD

U stelt dat de aandeelhouders van EPZ terughoudend zijn over de bedrijfsduurverlenging vanwege marktrisico’s en politieke onzekerheden. Ze zijn ook niet bereid de haalbaarheidsonderzoeken over verlenging mede te financieren. Ook willen de lokale overheden (gemeentes en provincie) hun aandelen verkopen aan de Staat, aangezien zij op lokaal niveau geen direct belang meer zien.4

De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en PvdD delen deze terughoudende houding van de lokale aandeelhouders ten aanzien van het langer openhouden van de kerncentrale in Borssele.

De fractieleden van GroenLinks-PvdA en PvdD vragen of deze terughoudendheid ook geldt voor de aandeelhouder ERH (RWE).

Wat betekent deze terughoudendheid van provincie en gemeentes voor de plannen voor twee nieuwe kerncentrales in dezelfde gemeentes en provincie, zo vragen de fractieleden van GroenLinks-PvdA en de PvdD. Met andere woorden, wat zegt dit over het lokale draagvlak voor kernenergie?

De fractieleden van GroenLinks-PvdA en PvdD vragen verder welke gemeenten aandeelhouder zijn in de Zeeuwse Energie Houdstermaatschappij (ZEH).

De fractieleden van GroenLinks-PvdA en PvdD vragen voorts hoeveel de ZEH aandelen in EPZ op dit moment waard zijn. Met andere woorden, wat is de orde van grootte van de kosten van een eventuele aankoop van deze aandelen door de Staat?

Hoe lang overweegt u de kerncentrale in Borssele open te houden, zo vragen de fractieleden van GroenLinks-PvdA en de PvdD. Wat betekent dit voor de eventuele risico’s, met name op het gebied van kosten en milieu?

De fractieleden van GroenLinks-PvdA en PvdD vragen ten slotte welke marktrisico’s en politieke onzekerheden bij de aandeelhouders deze terughoudende houding veroorzaken?

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat zien uw reactie met belang-telling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 4 september 2024.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, S.M. Kluit

BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 augustus 2024

Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van de Eerste Kamerfracties van GroenLinks-PvdA en PvdD over de verkennende gesprekken met de aandeelhouders van Elektriciteits Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ) (kenmerk: 175315.01U; ingezonden: 10 juli 2024).

De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans

175315.01U

Vragen GroenLinks-PvdA-fractie en PvdD-fractie

1

U stelt dat de aandeelhouders van EPZ terughoudend zijn over de bedrijfsduurverlenging vanwege marktrisico’s en politieke onzekerheden. Ze zijn ook niet bereid de haalbaarheidsonderzoeken over verlenging mede te financieren. Ook willen de lokale overheden (gemeentes en provincie) hun aandelen verkopen aan de Staat, aangezien zij op lokaal niveau geen direct belang meer zien. De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en PvdD delen deze terughoudende houding van de lokale aandeelhouders ten aanzien van het langer openhouden van de kerncentrale in Borssele. De fractieleden van GroenLinks-PvdA en PvdD vragen of deze terughoudendheid ook geldt voor de aandeelhouder ERH (RWE)?

Antwoord

RWE heeft, net als de decentrale publieke aandeelhouders, aangegeven niet bereid te zijn om de technische haalbaarheidsonderzoeken naar bedrijfsduurverlenging te bekostigen. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 4 juni (Kamerstuk 32 645, nr. 129), ga ik nu verkennende gesprekken voeren over een mogelijke overname van aandelen in EPZ. De positie van RWE is ook relevant voor deze gesprekken. Op dit moment kan ik daar nog niets over zeggen vanwege bedrijfsvertrouwelijkheid. Na het afronden van de verkenningsfase zal ik uw Kamer, waar nodig vertrouwelijk, informeren.

2

Wat betekent deze terughoudendheid van provincie en gemeentes voor de plannen voor twee nieuwe kerncentrales in dezelfde gemeentes en provincie, zo vragen de fractieleden van GroenLinks-PvdA en de PvdD. Met andere woorden, wat zegt dit over het lokale draagvlak voor kernenergie?

Antwoord

De terughoudendheid van de lokale overheden is specifiek gericht op het aandeelhouderschap van de overheden in EPZ en niet in het algemeen op de plannen van het kabinet voor nieuwe kerncentrales en een verlengde bedrijfsduur van de kerncentrale in Borssele (KCB), waarbij bredere belangen meewegen. De decentrale overheden hebben aangegeven dat het aandeelhouderschap in de KCB niet langer aansluit bij het risicoprofiel dat zij bereid zijn te dragen. Zij zien op decentraal niveau geen belangen die een voortdurend aandeelhouderschap in de KCB rechtvaardigen en hebben zodoende in hun aandeelhoudersstrategie opgenomen hun aandelen bij voorkeur aan het Rijk te willen verkopen. Uit de brief van ZEH van 28 mei jl. is duidelijk geworden dat zij nu stappen wil zetten om de aandeelhoudersstrategie uit te voeren.

In het nieuwbouwtraject loopt inzake lokaal draagvlak een uitgebreid participatietraject waarin bewoners van zowel de gemeente Borsele als de provincie Zeeland uitgebreid zijn gevraagd mee te denken over de eventuele komst van nieuwe kerncentrales. Er zijn vanuit de provincie en gemeente voorwaarden opgesteld (Kamerstuk 32.645, nr. 126) waarover ik in gesprek ga om te komen tot een Rijk-Regio Pakket.

3

De fractieleden van GroenLinks-PvdA en PvdD vragen verder welke gemeenten aandeelhouder zijn in de Zeeuwse Energie Houdstermaatschappij (ZEH)?

Antwoord

In onderstaande tabel is opgenomen wie de aandeelhouders zijn van ZEH inclusief het bijbehorende aandelenbelang.

Aandeelhouder

Aandelenbelang in ZEH

Provincie Zeeland

50%

Gemeente Terneuzen

7,3%

Gemeente Middelburg

5,8%

Gemeente Vlissingen

5,8%

Gemeente Goes

4,2%

Gemeente Schouwen-Duiveland

3,9%

Gemeente Hulst

3,4%

Gemeente Sluis

3,3%

Gemeente Veere

2,8%

Gemeente Tholen

2,7%

Gemeente Borsele

2,6%

Gemeente Reimerswaal

2,5%

Gemeente Goeree-Overflakkee

1,9%

Gemeente Kapelle

1,3%

Gemeente Woensdrecht

0,9%

Gemeente Noord-Beveland

0,9%

Gemeente Bergen op Zoom

0,5%

Provincie Noord-Brabant

0,1%

Provincie Zuid-Holland

0,1%

Totaal

100%

4

De fractieleden van GroenLinks-PvdA en PvdD vragen voorts hoeveel de ZEH aandelen in EPZ op dit moment waard zijn. Met andere woorden, wat is de orde van grootte van de kosten van een eventuele aankoop van deze aandelen door de Staat?

Antwoord

Momenteel zit het proces nog in een verkennende fase en ik kan daar op dit moment geen uitspraak over doen. Een eventuele overnameprijs is het resultaat van een onderhandelingsproces. Een uitspraak over mijn inschatting van deze overnameprijs schaadt de onderhandelingspositie van de Staat.

5

Hoe lang overweegt u de kerncentrale in Borssele open te houden, zo vragen de fractieleden van GroenLinks-PvdA en de PvdD. Wat betekent dit voor de eventuele risico’s, met name op het gebied van kosten en milieu?

Antwoord

Op dit moment worden de noodzakelijke haalbaarheidsonderzoeken door EPZ uitgevoerd. In deze onderzoeken wordt gekeken naar de haalbaarheid van een verdere bedrijfsduurverlenging na 2033. De uitkomsten van deze onderzoeken moeten uitwijzen of een bedrijfsduurverlenging veilig en technisch haalbaar is na 2033 en zo ja, of hiervoor aanpassingen aan de KCB nodig zijn. De benodigde aanpassingen bepalen vervolgens de kosten van een verlengde bedrijfsduur, maar ook of er gevolgen zijn voor het milieu.

Met betrekking tot de milieueffecten loopt op dit moment ook een mer-procedure. Deze bestaat uit twee fases. Fase 1 is bijna afgerond en bestaat uit een verkennend MER (milieueffecttapport) als onderdeel van de wijziging van de Kernenergiewet. In fase 1 van de procedure zijn de milieueffecten van de KCB in de huidige situatie verkend. Op 21 augustus is de voorgestelde wijziging van de Kernenergiewet en het MER (fase 1) ter inzage gelegd. De tweede fase van het MER zal door de exploitant moeten worden uitgevoerd en is geen onderdeel van de wetswijziging. Nadat duidelijk is welke aanpassingen nodig zijn aan de KCB zal in fase 2 een feitelijke beoordeling volgen van de effecten op het milieu. Het resulterende MER zal onderdeel zijn van de vergunningaanvraag van EPZ voor bedrijfsduurverlenging.

Verder geldt dat in de Kernenergiewet nu nog is opgenomen dat de KCB uiterlijk in 2033 moet sluiten. Met de wijziging wordt artikel 15a van de Kernenergiewet vervangen door een nieuw artikel waarmee het voor de vergunninghouder van de KCB mogelijk wordt om een vergunning voor bedrijfsduurverlenging aan te vragen bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). Bij de beoordeling van de aanvraag zullen zowel de nucleaire veiligheid als mogelijke gevolgen voor het milieu worden meegewogen. De ANVS zal in haar besluit tot vergunningverlening aangeven onder welke voorwaarden de KCB langer open mag blijven. Na wijziging van de Kernenergiewet en een positieve beoordeling door de ANVS kan de KCB open blijven als het blijft voldoen aan alle veiligheidsvereisten. Daarom is het niet mogelijk om aan te geven tot wanneer de KCB langer open gaat blijven. Daarnaast blijft ook de wettelijke verplichting gelden om de nucleaire veiligheid continu te verbeteren. Voor een nadere toelichting op de wetswijziging en de gevolgen voor de vergunning van EPZ verwijs ik naar de voorgestelde wetswijziging die nu ter inzage ligt (https://www.platformparticipatie.nl/kerncentraleborssele/planning-kerncentrale-borssele/2472530.aspx).

6

De fractieleden van GroenLinks-PvdA en PvdD vragen ten slotte welke marktrisico’s en politieke onzekerheden bij de aandeelhouders deze terughoudende houding veroorzaken?

Antwoord

De belangrijkste risico’s horende bij aandeelhouderschap in de KCB zijn het risico op een vervroegde onvoorziene sluiting van de KCB, lagere elektriciteitsprijzen, dan de kostprijs, en hogere ontmantelingskosten van de kerncentrale. Hierbij geldt uiteraard dat deze risico’s ook meegenomen worden in de afweging van de Staat om aandelen in EPZ over te nemen. Indien het komt tot een overname moeten deze risico’s ook meegenomen worden in de waardering van de aandelen.


X Noot
1

Samenstelling:

Kemperman (BBB), Van Langen-Visbeek (BBB) (ondervoorzitter), Panman (BBB), Crone (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Thijsssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Van den Berg (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I, 2023/24, 32 645, L.

X Noot
3

Kamerstukken I, 2023/24, 32 645, L.

X Noot
4

Kamerstukken I, 2023/24, 32 645, L, p. 1.

Naar boven