32 640 Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op de onderwijskwaliteit wenselijk is de regeling voor de onderwijstijd in het voortgezet onderwijs te herzien, de regelingen voor de vaststelling van vakanties in het primair onderwijs en in het voortgezet onderwijs eveneens te herzien en deze laatste tevens onderling te harmoniseren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS

Artikel 15, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs komt te luiden:

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld omtrent vakanties. Daarbij kunnen begin en eind van vakanties worden vastgesteld die niet voor alle scholen gelijk behoeven te zijn.

ARTIKEL II. WIJZIGING WET OP DE EXPERTISECENTRA

Artikel 26, tweede lid, eerste volzin, van de Wet op de expertisecentra wordt vervangen door: Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld omtrent vakanties. Daarbij kunnen begin en eind van vakanties worden vastgesteld die niet voor alle scholen gelijk behoeven te zijn.

ARTIKEL III. WIJZIGING WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt gewijzigd als volgt:

A

Na artikel 6e wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 6f. Onderwijstijd

  • 1. Een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma als bedoeld in de artikelen 10, tweede lid, 10b, tweede lid, 10d, tweede lid, 11c, eerste lid, en 12, vijfde lid, tweede volzin, omvat voor iedere leerling in elk leerjaar ten minste 1 000 uren, met dien verstande dat het programma in het laatste leerjaar ten minste 700 uren omvat.

  • 2. Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens met betrekking tot de toepassing van het eerste lid.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de gegevens omtrent de invulling van de uren en de in een onderwijsprogramma verzorgde activiteiten.

  • 4. Het bevoegd gezag stelt jaarlijks de data vast van ten hoogste 5 werkdagen onmiddellijk aansluitend voor of na de voor de school op grond van artikel 22, tweede lid, vastgestelde zomervakantie, waarop geen onderwijs behoeft te worden verzorgd.

B

In de artikelen 10, 10b, en 10d vervalt in het tweede lid de tweede volzin.

C

In artikel 10f, lid 3a, wordt «In afwijking van artikel 11c, eerste lid, onder b,» vervangen door «In afwijking van artikel 6f, eerste lid,» en wordt «schooljaar» vervangen door: leerjaar.

D

In artikel 11c, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Aan het slot van onderdeel a wordt toegevoegd: en.

2. Onderdeel b vervalt.

3. Onderdeel c wordt verletterd tot onderdeel b.

E

In artikel 11f, onderdeel b, wordt: «onderdelen a en c» vervangen door: tweede volzin.

F

In artikel 12, vijfde lid, wordt de tweede volzin vervangen door: Het bevoegd gezag richt daarbij een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma in.

G

Artikel 22, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden vastgesteld omtrent vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs behoeft te worden verzorgd. Bij ministeriële regeling kunnen begin en eind van vakanties worden vastgesteld die niet voor alle scholen gelijk behoeven te zijn.

H

In artikel 24a, eerste lid, wordt onderdeel c vervangen door:

  • c.

    • 1°. de wijze waarop een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 6f, eerste lid, kwantitatief en kwalitatief wordt ingevuld, de vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd, alsmede wat het beleid is ten aanzien van lesuitval,

    • 2°. de inrichting van het onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren waarbij wordt aangegeven of sprake is van vakoverstijgende programmonderdelen en de inzet van het personeel daarbij,.

I

In artikel 25 wordt «van de artikelen 7 tot en met 11f, 12 tot en met 15,» vervangen door: van de artikelen 6f, 7 tot en met 11f, 12 tot en met 15,.

J

In artikel 58, eerste lid, wordt «gegeven bij of krachtens de artikelen 10,» vervangen door: gegeven bij of krachtens de artikelen 6f, 10,.

ARTIKEL IV. WIJZIGING WET MEDEZEGGENSCHAP OP SCHOLEN

De Wet medezeggenschap op scholen wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 8, tweede lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De punt aan het slot van onderdeel h wordt vervangen door een puntkomma.

2. Na onderdeel h wordt een onderdeel toegevoegd, luidend:

  • i. jaarlijks na afloop van het schooljaar doch uiterlijk 1 oktober daaropvolgend gegevens over het aantal daadwerkelijk verzorgde uren van een op de school verzorgd onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 6f van de Wet op het voortgezet onderwijs.

B

In artikel 10 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De punt aan het slot van onderdeel h wordt vervangen door een puntkomma.

2. Na onderdeel h wordt een onderdeel toegevoegd, luidend:

  • i. vaststelling of wijziging van de data, bedoeld in artikel 17 van het Inrichtingsbesluit W.V.O.

C

In artikel 12 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De punt aan het slot van onderdeel q wordt vervangen door een puntkomma.

2. Na onderdeel q wordt een onderdeel toegevoegd, luidend:

  • r. vaststelling of wijziging van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de dagen, bedoeld in artikel 10, onderdeel i.

D

Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na «onderwijstijd» ingevoegd: indien het een bevoegd gezag betreft van een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

2. Toegevoegd wordt een lid, luidend:

  • 4. Het bevoegd gezag van een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs behoeft voorafgaand aan instemming met betrekking tot de vaststelling van de gehele schoolgids als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, afzonderlijk instemming van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders en de leerlingen is gekozen voor het in die schoolgids opgenomen onderdeel met betrekking tot de jaarlijkse vaststelling van de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van een onderwijsprogramma alsmede voor het onderdeel met betrekking tot het beleid ten aanzien van lesuitval als bedoeld in artikel 24a, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL V. EVALUATIE

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL VI. INWERKINGTREDING

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Naar boven