32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 91 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMICHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 november 2013

Inleiding

Op 3 oktober 2013 heeft de vaste commissie voor Economische Zaken verzocht om een reactie op het artikel in het Financieel Dagblad van 25 september 2013 getiteld «Nieuwe subsidiebureaucratie drijft innovatieve ondernemers tot wanhoop». Het artikel heeft betrekking op het bedrijvenbeleid (en daarbinnen specifiek het topsectorenbeleid) van dit kabinet. Door middel van deze brief wordt aan het verzoek van uw Kamer voldaan.

Bedrijvenbeleid in volle gang ...

In het bedrijvenbeleid werken ondernemers, onderzoekers en de overheid gezamenlijk aan internationale concurrentie- en innovatiekracht en het oplossen van maatschappelijke opgaven, zoals voedselzekerheid, schoon drinkwater, energie en gezondheid. Zoals blijkt uit de voortgangsrapportage «Bedrijvenbeleid in volle gang» die op 2 oktober naar uw Kamer is gestuurd, beginnen de resultaten van dit beleid steeds meer zichtbaar te worden. Dit omvat het oprichten van de topteams tot het afsluiten van innovatiecontracten met een totaal publiek en privaat financieel commitment van circa 4 miljard euro in de periode 2014–2015. Andere voorbeelden zijn het Techniekpact dat de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt verbetert en het tekort aan technici aanpakt, gezamenlijke handelsmissies en de aanpak van regeldruk. Publiek-private samenwerking vormt de kern van dit beleid en het is goed om te zien dat publieke en private partijen elkaar steeds beter weten te vinden en samenwerken aan de verdienkracht van de Nederlandse economie en aan oplossingen voor maatschappelijke opgaven. Illustratief in dit verband zijn de 1.800 bedrijven die nu al betrokken zijn bij de Topconsortia voor Kennis en Innovatie, wat ongeveer een verdubbeling is van het aantal bedrijven dat bij voorlopers van dit beleid (de Technologische Topinstituten) betrokken was.

... met kabinetsbreed commitment ...

Het bedrijven-/topsectorenbeleid is integraal en kabinetsbreed beleid gericht op alle relevante vestigingscondities en gericht op de maatschappelijke opgaven. Naast Economische Zaken zijn dus ook andere departementen (o.a. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Infrastructuur en Milieu, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Buitenlandse Zaken en Defensie) betrokken bij de uitvoering van het beleid en stellen zij hier ook financiële middelen voor beschikbaar. Dit blijkt uit het nationale kennis- en innovatiecontract voor 2014 en 2015, waar de handtekeningen van zes bewindslieden onder staan.

Het bedrijven-/topsectorenbeleid in de huidige vorm bestaat sinds 2011. De transitie naar deze moderne vorm van innovatie- en industriebeleid vergt aanpassing van alle stakeholders: bedrijven, kennisinstellingen en niet in de laatste plaats de overheid zelf. Dit kost tijd.

Bovendien vinden de aanpassingen plaats in een periode van budgettaire krapte vanwege de moeilijke economische situatie. Dit stelt grenzen aan de beschikbare middelen en noodzaakt tot scherpe keuzes hoe de middelen ingezet worden.

Het vorige kabinet heeft hierbij bezuinigd op subsidies ten faveure van het fiscale instrumentarium (in totaal € 500 miljoen). Het topsectorenbeleid is gericht op een efficiëntere inzet van de publieke middelen voor de kennisinfrastructuur en het stimuleren van meer inzet van private middelen bij publiek – private samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie. Het is niet terecht dit beleid als bureaucratisch te duiden. Het zou tekort doen aan de constructieve houding van de partijen en de winst die behaald wordt met meer publiek private samenwerking.

Het topsectorenbeleid is daarmee in essentie geen subsidiebeleid voor ondernemers.

... en ruimte voor verbeteringen ...

De transitie die we daarmee maken in het bedrijvenbeleid is nog niet af en we kijken kritisch waar dingen beter kunnen, zo blijkt ook uit de recente «Tussenbalans topsectoren» van de AWT. Tegen deze achtergrond is het goed om signalen vanuit het veld op te vangen en te horen waar verbeteringen mogelijk zijn. Het kabinet neemt signalen van ondernemers die betrokken zijn bij het beleid zeer serieus en heeft ook al aangegeven daar waar mogelijk samen met de betrokken stakeholders verbeteringen door te voeren. Naast een sterkere verbinding van de topsectoren met maatschappelijke opgaven zoals gezonde voeding, schoon drinkwater, veilige delta’s en duurzame energie en verbeteringen voor ondernemers (in het bijzonder het mkb) gaat het kabinet verder met vereenvoudiging van de instrumenten. Dit laatste vormt de kern van de aandachtspunten in het FD-artikel en wil ik hieronder nog wat nader toelichten.

... met een eenvoudiger instrumentarium ...

De TKI’s voeren de regie bij het tot stand komen van de onderzoeksagenda. Binnen alle topsectoren wordt hier op een andere manier invulling aan gegeven. Ook is bij de ene TKI meer ervaring dan bij de andere TKI.

2013 is een startjaar geweest en alle TKI’s zijn inmiddels goed op weg om invulling te geven aan een integrale onderzoeks- en innovatieagenda.

Er wordt geleerd van de ervaringen in 2013 en het kabinet heeft vertrouwen in de verdergaande professionalisering van de TKI’s in 2014.

In 2013 is de TKI-toeslagregeling geïntroduceerd met als doel de publiek-private samenwerking binnen de topsectoren te versterken door een toeslag te verlenen op de private bijdrage aan publiek gefinancierd onderzoek. De regeling is generiek vormgegeven. De TKI-toeslag wordt gegeven op private inleg voor publiek – private samenwerking. Iedere euro private bijdrage levert 25% toeslag van de overheid op. De TKI’s vragen de toeslag aan en zetten de toeslag in voor publiek-privaat gefinancierd onderzoek dat gezamenlijk is geprogrammeerd. Hiermee leidt de toeslag dus in eerste instantie tot meer onderzoek bij onderzoeksorganisaties waar ondernemers aan bijdragen en waar ondernemers baat bij hebben.

Deze nieuwe manier van werken is nog niet voor alle ondernemers duidelijk.

Op basis van de eerste ervaringen in 2013 van de topsectoren is de regeling voor 2014 vereenvoudigd en wordt meer rekening gehouden met sectorspecifieke omstandigheden. Zo worden ook bijdragen van bedrijven «in kind» aan publiek-private samenwerking tot een bedrag van 20.000 euro meegeteld. Hierdoor wordt ook over deze bijdragen het verhoogde percentage van 40% toeslag gekregen. Bij een aantal topsectoren kunnen hierdoor meer mkb-bedrijven betrokken worden. Daarnaast zullen de private bijdragen van instellingen van algemeen nut (ANBI’s, bijvoorbeeld de gezondheidsfondsen) tot een maximum van 8 miljoen euro per topsector meetellen voor de grondslag van de toeslag.

Omdat binnen verschillende topsectoren privaat gefinancierd onderzoek een belangrijke bijdrage levert aan de onderzoeksagenda zal voor 2014, in de vorm van pilot, bezien worden of een werkwijze kan worden gevonden om onder bepaalde condities de toeslag ook hierop van toepassing te laten zijn.

De verdiende toeslag wordt in alle gevallen ingezet voor publiek-privaat gefinancierd onderzoek en zal daarmee leiden tot meer vraagsturing van de publieke onderzoeksmiddelen.

In 2013 is gebleken uit signalen van de topsectoren dat het aanvragen van toeslag op basis van te verwachten private bijdragen in dat komende jaar veel onzekerheid met zich meebrengt over de te realiseren toeslag en daarmee ook over de mogelijkheden om toeslag in te zetten. In de regeling van 2014 wordt hier op twee manieren aan tegemoet gekomen. Ten eerste kunnen TKI’s in 2014 naast de mogelijkheid om toeslag aan te vragen op de verwachte private bijdragen in het komende jaar, ook toeslag aanvragen op basis van meerjarige publiek-private projecten waarvan de private bijdragen al vast liggen. Ten tweede kan er op meerdere momenten in het jaar toeslag worden aangevraagd. Door deze wijzigingen ontstaat er meer flexibiliteit en zekerheid bij de inzet van de toeslag.

AgentschapNL zal daarbij de TKI’s ondersteunen bij de aanvraag en uitvoering bij de inzet van de TKI-toeslag. Naast de inzet van de toeslag voor publiek-private samenwerking kan deze door de TKI ook worden ingezet voor netwerkactiviteiten en innovatieadviesdiensten die de TKI laat uitvoeren.

... en meer betrokkenheid van het mkb.

De regeling MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) is in 2013 geïntroduceerd om het mkb meer bij de Topsectoren te betrekken en de samenwerking en innovatie van het mkb in de topsectoren te verhogen. De regeling stimuleert innovatieactiviteiten van mkb-ondernemers in de topsectoren. De topsectoren adviseren het kabinet binnen welke thema’s de aanvragen van het mkb dienen te passen en hoe het budget per sector verdeeld kan worden over enkele van de instrumenten uit het Keuzemenu, bijvoorbeeld R&D samenwerkingsprojecten, haalbaarheidsstudies of Kennisvouchers. De topteams hebben maximale inbreng over de inzet van hun budget zonder belast te zijn met de uitvoering want die ligt bij AgentschapNL. Die zorgt voor afhandeling van de aanvragen. De start is succesvol: met een budget van € 20 miljoen worden dit jaar in totaal ca. 1700 mkb-ondernemers gestimuleerd te innoveren binnen de topsectoren.

Dat aantal zal in 2014 hoger zijn doordat het budget dan € 30 miljoen bedraagt.

Voor 2014 zal opnieuw worden bezien hoe de mkb-ondernemer op een zo laagdrempelig mogelijke wijze kan worden gestimuleerd tot innovatieactiviteiten die aansluiten op de onderzoeksagenda van de TKI’s.

Met bovengenoemde aanpassingen, die het voor ondernemers en onderzoekers makkelijker en aantrekkelijker maken om te participeren in het topsectorenbeleid, wordt volgens het kabinet op korte termijn een aantal belangrijke knelpunten weggenomen waarover in het genoemde artikel wordt gesproken. Daarnaast zal het kabinet de komende maanden bezien welke nieuwe stappen daarna mogelijk zijn. In dat kader zal het kabinet bijvoorbeeld, in afstemming met het veld, onderzoeken of het aantal TKI's kan worden verminderd.

Voorts zal bezien worden hoe de TKI’s kunnen worden ontlast van hun administratieve taken in het kader van de uitvoering TKI-toeslag, zodat zij zich volledig kunnen richten op hun kerntaak om te komen tot een goede programmering van onderzoek en innovatie met een brede betrokkenheid van het bedrijfsleven.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven