32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 54 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 april 2013

De afgelopen jaren is het fundament gelegd voor het bedrijvenbeleid: een moderne vorm van industriebeleid gericht op alle ondernemers, met daarbinnen speciale aandacht voor negen topsectoren waarin Nederland internationaal sterk en kansrijk is. Bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid bouwen gezamenlijk aan een economisch sterk en internationaal concurrerend Nederland en pakken tegelijkertijd de maatschappelijke uitdagingen op. Dat is geen eenvoudige opgave gezien de economisch zware tijden waar ons land zich in bevindt: een langdurige mondiale financieel-economische crisis waardoor economische groei uitblijft. Het aantal banen is in het laatste kwartaal van 2012 wederom gedaald (-1,1%) en de werkloosheid is in februari is opgelopen tot 7,7%, zo meldt het CBS. Pas in 2014 verwacht het CPB voorzichtig herstel van de Nederlandse economie. Het kabinet is van mening dat door gezamenlijk te blijven werken aan en te investeren in de verdienkracht van onze economie, Nederland sterker uit de crisis zal komen.

De basis van het bedrijvenbeleid staat

De vernieuwing van het bedrijvenbeleid heeft vorm gekregen. Zo zijn subsidies vervangen door laagdrempelige fiscale regelingen, wordt knellende wet- en regelgeving aangepakt en heeft de overheid haar instrumentarium aangepast om de toegang van bedrijven tot financiering te verbeteren. Ook de publiekprivate samenwerking (PPS) in de topsectoren krijgt steeds meer vorm. Ondernemers en onderzoekers hebben Topconsortia voor Kennis & Innovatie (TKI) opgericht, waarbij private en publieke partijen samen het onderzoek programmeren en zich hier ook aan committeren. Op het gebied van menselijk kapitaal bundelen bedrijven en onderwijsinstellingen hun krachten in centers of expertise (CoE) op hbo-niveau en centra voor innovatief vakmanschap (CIV) op mbo-niveau. Ook op internationaal terrein is goede voortgang geboekt, onder andere op het gebied van de strategische reisagenda met een aantal succesvolle economische missies.

Voortbouwend op deze resultaten, continueert het kabinet het bedrijvenbeleid. Ondernemers en onderzoekers werken samen met de overheid aan een koersvast en toekomstgericht bedrijvenbeleid. Met regionale partners werkt het kabinet aan een goede wisselwerking op alle onderdelen van het bedrijvenbeleid, bijvoorbeeld bij het opstellen van de programma’s van het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling (EFRO). Ook bij de vormgeving en uitwerking van het Techniekpact ziet het kabinet een sleutelrol voor regionale samenwerkingsverbanden. Het Techniekpact vertaalt de Human Capital Agenda’s (HCA’s) en het Masterplan Bèta en Technologie in concrete acties om tekorten aan technisch geschoold personeel te verminderen. De internationale agenda’s van Rijk en regio – zoals reisagenda, strategische acquisitie, handel en hulp en postennet – zijn afgestemd op de behoeften van ondernemend Nederland. Maatschappelijke uitdagingen zijn belangrijke groeimarkten voor het Nederlandse bedrijfsleven en de topsectoren dragen bij aan de uitvoering van de Groene Groeistrategie.

Ruimte voor verbetering

Het beleid is hiermee niet af. Het kabinet neemt de suggesties van verschillende stakeholders voor de verbetering van het bedrijvenbeleid ter harte. Het kabinet onderneemt op de volgende gebieden actie:

  • De regels voor publiekprivate samenwerking (PPS) bij kennis en innovatie zijn te complex. Transparantie en eenvoud zijn vereist. Met alle belanghebbenden worden spelregels opgesteld voor betere PPS in fundamenteel en toegepast onderzoek en op het gebied van intellectueel eigendom. Daarmee versimpelen we ook de samenwerking in Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI). De rol en positie van het publiek gefinancierde toegepaste onderzoek in PPS wordt nader uiteengezet in de beleidsvisie toegepast onderzoek, die voor de zomer aan uw Kamer zal worden toegezonden.

  • Nederland is traditioneel sterk in PPS, maar kan meer leren van ervaringen die in het verleden zijn opgedaan met bijvoorbeeld de Technologische Topinstituten (TTI’s) en FES-programma’s. Ik neem het advies van het Rathenau Instituut ter harte en kies voor een meer systematische aanpak bij het verzamelen, opslaan en ontsluiten van ervaringen.

  • Het mkb ondervindt problemen bij de toegang tot financiering als gevolg van de financieel-economische crisis. Het kabinet zet zich in om de participatie van het mkb op alle onderdelen van het bedrijvenbeleid te bevorderen. Ten behoeve van generieke bedrijfsfinanciering staat via garantiefaciliteiten inmiddels voor € 3,5 miljard aan garanties uit. De Garantieregeling Ondernemingsfinanciering (GO) voor bancaire kredieten tot € 50 miljoen is dit jaar permanent gemaakt. Voor niet-bancaire kredietverstrekkers is in de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) een «pilot» opengesteld. Innovatieve ondernemingen in het mkb komen vanwege het hogere risico moeilijker aan marktfinanciering. Specifiek op deze categorie bedrijven is daarom het revolverende Innovatiefonds MKB+ gericht, waar de overheid met eigen middelen mede investeert in innovatieve projecten en ondernemingen.

In de bijgaande brief «Bedrijvenbeleid: koersvast en toekomstgericht» bericht ik u, mede namens de minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de minister van Infrastructuur en Milieu en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de uitgangspunten van het bedrijvenbeleid. Daarnaast wordt een tussentijdse stand van zaken geschetst en wordt aangegeven, mede naar aanleiding van het verzoek van uw Kamer, waar het kabinet de aanpak verder wil verbeteren. Hierbij wordt dankbaar gebruik gemaakt van de aanbevelingen van alle betrokken partners, waaronder het rapport van het Rathenau instituut en de brief van enkele bedrijven inzake de TTI’s. Een succesvol bedrijvenbeleid is immers een gezamenlijke opgave.

De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Bedrijvenbeleid: koersvast en toekomstgericht

1. De filosofie van het bedrijvenbeleid staat ...

Ondanks de moeizame economische omstandigheden is onze uitgangspositie gunstig. Nederland behoort tot de 20 grootste economieën ter wereld, Nederland is wereldwijd de 5e exporteur en neemt eveneens een 5e positie in op de internationale concurrentiekracht ranglijst van het World Economic Forum.1 Ook binnen de Europese Unie is Nederland dit jaar gestegen naar een 5e plaats van meest innovatieve economieën en wat betreft arbeidsproductiviteit neemt Nederland wereldwijd een toppositie in (zie figuur 1). Deze sterke positie hebben we te danken aan ons vermogen om te blijven vernieuwen, aan onze handelsgeest en aan onze ondernemerszin.

Figuur 1 Arbeidsproductiviteitsniveau, 2012 (Nederland =100)2

Het behoud van deze sterke positie is niet vanzelfsprekend. Alleen door te blijven investeren in ons duurzame groeivermogen en ondernemers en onderzoekers de ruimte te geven om kansen te benutten, kan Nederland zijn goede positie uitbouwen en blijft het een innovatieve speler van wereldformaat. Dit vereist een krachtig bedrijvenbeleid met goede randvoorwaarden en publiekprivate samenwerking (PPS) tussen ondernemers en onderzoekers. Om vernieuwend te blijven, is consequent en consistent overheidsbeleid noodzakelijk. In lijn met de aanbeveling van de OESO zet het kabinet daarom de koers van het bedrijvenbeleid voort.3 Bij aanvang van het bedrijvenbeleid zijn drie centrale ambities neergelegd:

  • 1) Nederland in de top 5 van kenniseconomieën in de wereld (in 2020),

  • 2) Stijging van de Nederlandse R&D inspanningen naar 2,5% van het BBP (in 2020),

  • 3) Topconsortia voor Kennis en Innovatie, waarin publieke en private partijen participeren voor meer dan € 500 miljoen waarvan tenminste 40% gefinancierd door het bedrijfsleven (in 2015).

Tabel 1 Prestaties van Nederland in internationaal perspectief1

Ranglijst

2008

2009

2010

2011

2012

Global Competitiveness Index: positie van Nederland in de wereld

8e

10e

8e

7e

5e

– Beschikbaarheid laatste technologieën

15e

10e

9e

6e

4e

Innovation Union Scoreboard: positie van Nederland binnen EU27-landen

9e

9e

8e

7e

5e

X Noot
1

WEF, «World Competitiveness Report 2008–2013» (2013), en European Commission, «Innovation Union Scoreboard 2008–2013» (2013).

Het bedrijvenbeleid streeft bovengenoemde ambities na middels twee beleidspijlers. De eerste (generieke) pijler biedt ruimte om te ondernemen, innoveren, investeren, groeien en exporteren aan alle ondernemers in Nederland: van groot tot klein, van starter tot gevestigd bedrijf. Dit gebeurt bijvoorbeeld door innovatie te stimuleren, knellende regels aan te passen of te schrappen, te zorgen voor voldoende en toegankelijke financieringsmogelijkheden en door de toegang tot informatie en advies te vergemakkelijken. Subsidies zijn afgebouwd en vervangen door (fiscale) lastenverlichting. Zo beloont de extra aftrek voor investeringen in R&D (de RDA) investeringen van bedrijven in innovatie en leidt het innovatiefonds MKB+ tot extra risicokapitaal voor bedrijven.

Goede generieke randvoorwaarden voor ondernemers vormen het fundament van het bedrijvenbeleid. Deze randvoorwaarden zijn noodzakelijk maar niet voldoende om in de wereldtop mee te draaien. Veel knelpunten en uitdagingen op het gebied van o.a. kennis en innovatie, onderwijs en regeldruk zijn sectorspecifiek van aard. Bovendien lopen de positieve externe effecten van R&D per sector sterk uiteen.4 Hierop inspelen vraagt om sectoraal maatwerk. Daarom kiest de overheid in de tweede pijler van het bedrijvenbeleid voor de topsectorenaanpak. De overheid werkt hierbij als netwerkpartner samen met bedrijfsleven en kennisinstellingen aan het oplossen van (sectorale) knelpunten en het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen zoals vergrijzing, duurzaamheid, gezondheid, voedselzekerheid en klimaat. De topsectorenaanpak stimuleert het organiserend vermogen en helpt daarmee transactiekosten te verlagen. Dankzij deze samenwerking kunnen knelpunten op een effectieve manier worden weggenomen. De aanpak is gebaseerd op een drietal principes: publiekprivate samenwerking, integrale aanpak en vraagsturing. Ondernemers, onderzoekers en overheid staan gezamenlijk aan het stuur; ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid. Integraal betekent dat alle condities die het vestigingsklimaat bepalen hierin worden meegenomen. Het beleid is vraaggestuurd, omdat betrokken partijen gezamenlijk bepalen waar de kansen en knelpunten zich bevinden en waar de inzet van (publieke) middelen gewenst is.

In het OESO landenrapport Nederland 2012 onderschrijft de OESO de meerwaarde van de topsectorenaanpak en suggereert deze aanpak, in het bijzonder op het gebied van sectorregulering, te verbreden naar andere sectoren.5 De OESO wijst ook op de mogelijke risico’s van de aanpak, zoals een oververtegenwoordiging van gevestigde belangen. Door de vertegenwoordiging van het mkb in de topteams en de TKI’s wordt ervoor gezorgd dat ook de stem van nieuwe en opkomende ondernemingen wordt gehoord. Het kabinet hecht er aan dat de topsectorenaanpak openstaat voor toekomstige ontwikkelingen. Dit betekent dat de samenstelling van de topsectoren door de tijd kan veranderen. Monitoring en evaluatie zijn hierbij een belangrijk hulpmiddel, vandaar dat dit actief door het ministerie van Economische Zaken is opgepakt, voortbouwend op de aanbevelingen van de commissie Theeuwes6 en de aanbevelingen van het Rathenau Instituut.

In de topsectorenaanpak werken ondernemers en onderzoekers samen met de overheid aan het verhogen van de private R&D investeringen, het zoeken naar oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, het verhogen van de effectiviteit van economische diplomatie, het verbeteren van de aansluiting tussen privaat en publiek onderzoek en de aansluiting van het onderwijs en arbeidsmarkt. Nederland beschikt over negen sectoren die hun succes op de internationale markt hebben bewezen en bijdragen aan een onderscheidend profiel voor Nederland. Het betreft de sectoren chemie, water, creatieve industrie, life sciences & health (LSH), tuinbouw & uitgangsmaterialen (T&U), logistiek, energie, agri&food (A&F) en high tech systemen & materialen (HTSM) en de doorsnijdende thema’s biobased economy, nanotechnologie en ICT.7 Een kwart van alle bedrijven in Nederland behoort tot de topsectoren.8 Deze bedrijven zijn samen goed voor ruim 96%9 van alle uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling en hebben verder met elkaar gemeen hun sterke markt- en exportpositie, hun kennisintensiteit en hun potentie om via samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen bij te dragen aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Juist vanwege de relatief hoge kennisintensiteit dragen de topsectoren via kennis-spillovers bij aan de concurrentiekracht van Nederland. Dit stimuleert ook de bedrijvigheid in andere sectoren.

Box 1 De Deense Groeiteams

De topsectorenaanpak trekt internationaal aandacht en vindt navolging in andere innovatieve Europese landen zoals Denemarken.10 De Deense aanpak bestaat uit vijf Groeiteams voor sectoren met groeipotentieel. Het betreft hier de sectoren gezondheid en welzijn, energie en klimaat, toerisme, ICT en de levensmiddelensector. De Groeiteams bestaan uit vertegenwoordigers van bedrijfsleven, overheid en de wetenschappelijke raad. Eind april 2013 komt het Groeiteam Levensmiddelen met een advies aan de regering. De aanbevelingen hebben betrekking op duurzame productiemogelijkheden, regulering, onderzoek (innovatie), financiering en strategische export. De aanbevelingen van het Groeiteam moeten 10.000 tot 25.000 extra banen in Denemarken opleveren.

2. ... de basis is gelegd...

De afgelopen jaren is voortgang geboekt in het opzetten en uitrollen van het bedrijvenbeleid. Bij de implementatie van het beleid is een groeiend aantal belanghebbenden betrokken. Onder leiding van de topteams zijn voor negen topsectoren gezamenlijke actieagenda’s opgesteld op de terreinen van human capital, innovatie, internationalisering en regeldruk. Een aantal resultaten van de afgelopen periode staat in dit hoofdstuk centraal, zowel op generiek als het topsectoren gebied. In september van dit jaar wordt uw Kamer over de volle breedte geïnformeerd over de voortgang van het bedrijvenbeleid.

  • Human capital: Het beroepsonderwijs is beter afgestemd op de behoeften van het bedrijfsleven. Er zijn 11 nieuwe centra voor innovatief vakmanschap en 16 nieuwe centres of expertise (CoE) gestart. Het bedrijfsleven draagt zowel in cash als in kind bij. Extra financiering is afkomstig uit de selectieve middelen die OCW heeft ingezet op basis van de prestatieafspraken. Een van de sectoren die een ambitieuze Human Capital Agenda heeft opgesteld is de topsector logistiek. Deze sector streeft naar een toename van de uitstroom uit logistieke opleidingen van 50%. Een centrale rol is weggelegd voor de Kennis Distributie Centra (KDC), die de schakel zijn tussen het bedrijfsleven en het onderwijs door zich bijvoorbeeld in te zetten voor kennisdeling met het mkb of het mogelijk maken van werkstages. Een ander voorbeeld is dat de Hogeschool Zeeland in 2012 van OCW de erkenning heeft gekregen als CoE Deltatechnologie. De Hogeschool werkt onder de vlag van de Dutch Delta Academy samen met de Hogeschool van Rotterdam en Van Hall Larenstein. Voor de maritieme sector is de CoE Sustainable Mainport Innovation in 2012 toegekend aan de Hogeschool Rotterdam, en de CoE Watertechnologie aan de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden als onderdeel van de watercampus Leeuwarden.

  • Innovatie: Nederland heeft ondanks economisch zware tijden zijn innovatieprestaties op peil gehouden en op sommige gebieden zelfs verbeterd. Bemoedigend hierbij is dat de private uitgaven aan R&D toenemen (zie tabel 2). TKI’s zijn opgericht om de onderzoeksprogrammering in de gehele kennisketen te bundelen en te stroomlijnen. De geraamde private bijdrage aan de TKI's bedraagt in 2013 maximaal € 319 miljoen. In de actieagenda en het innovatiecontract van de topsector A&F vormen gezondheid, duurzaamheid en voedselzekerheid belangrijke thema’s. Met de eerste call van TNO-DLO is € 24 miljoen toegekend, waarvan tenminste de helft gefinancierd is door het bedrijfsleven. Publiekprivate projecten zoals «Meerwaarde mest en mineralen» worden hiermee bekostigd. Dit onderzoek richt zich op het vervaardigen van mest tot nieuwe innovatieve grondstoffen voor een efficiënte en duurzame teelt van gewassen. In het TKI Deltatechnologie werken bedrijven en kennisinstellingen samen met overheden aan drie innovatiethema’s die onderling nauw met elkaar zijn verbonden; eco-engineering, waterveiligheid en slimme dijken in Leefbare Delta.

Tabel 2 Uitgaven aan R&D in Nederland (bron: CBS)1
 

2007

2008

2009

2010

2011

R&D-uitgaven in % BBP

1,81%

1,77%

1,82%

1,85%

2,04%

– waarvan privaat

0,96%

0,89%

0,85%

0,89%

1,15%

X Noot
1

Het CBS heeft onlangs een revisie van de R&D-statistieken doorgevoerd, waardoor het cijfer voor 2011 in omvang en samenstelling sterk afwijkt van voorgaande jaren. In het cijfer voor private R&D-uitgaven voor 2011 heeft het CBS voor het eerst bedrijven met minder dan 10 werknemers meegenomen.

  • Regionale partnerschappen: Regionale partijen spelen een belangrijke rol in het verbeteren van de aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt. De centra voor innovatief vakmanschap (CIV’s) zoals het Deltion College in Zwolle, Graafschap College in de Achterhoek, Stichting STC Group in Rotterdam/Drechtsteden, Arcus College in Limburg zijn allen tot stand gekomen dankzij cofinanciering uit de regio. Ook zetten het regionale bedrijfsleven, kennisinstellingen en decentrale overheden zich gezamenlijk in voor het versterken van kennis en innovatie door financiële bijdragen aan onderzoeksinstituten als Wetsus in Friesland (Water), DOME in Drenthe (HTSM) en Holst in Noord-Brabant (HTSM). Belangrijke partners in de ontwikkeling van het regionale bedrijfsleven zijn de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s). Zo investeert het LIOF op het gebied van LSH in MyDiagnostickMedical BV en hiermee aan de ontwikkeling van de Maastricht Health Campus op het gebied van de hart- en vaatziektes. Daarnaast beschikken provincies over revolverende fondsen (Overijssel € 250 miljoen Energiefonds, Gelderland € 100 miljoen voor Food, Health en Energie en Milieu, Noord-Brabant € 125 miljoen mkb).

  • Internationalisering: Voor alle bedrijven spelen het uitgebreide postennet11 en een aantal generieke instrumenten ter bevordering van de internationale handel, zoals de Exportkredietverzekering (EKV), een belangrijke rol. Daarnaast worden samen met de topsectoren activiteiten ontwikkeld die invulling geven aan onze internationale ambities. Dit jaar worden ongeveer tien economische missies onder de vlag van topsectoren georganiseerd. Zo heeft o.a. de creatieve sector zich gemanifesteerd in Turkije, LSH in India, en A&F in China. De topsector HTSM is goed vertegenwoordigd bij de Hannover Messe. Daarnaast lopen sinds 2011 «pilots» voor strategische acquisitie van buitenlandse investeringen op het gebied van A&F en chemie. Bedrijven als Danone en Heinz die de afgelopen jaren R&D-vestigingen in Nederland hebben opgezet, zijn daar goede voorbeelden van. In het kader van «Point One Goes China» (HTSM) hebben de Nederlandse innovatieattachés in China zich ingezet voor sterkere samenwerking met Chinese bedrijven en kennisinstellingen uit de LED-industrie. Hiermee is opvolging gegeven aan de aanbevelingen uit het AWT advies «De Chinese handschoen».12

  • Financiering: De toegang tot financiering is voor het bedrijfsleven de afgelopen jaren mede als gevolg van de financieel-economische crisis onder druk komen te staan. Vooral het mkb wordt hierdoor getroffen. Zowel bij het verkrijgen van kleine kredieten als het aantrekken van risicodragend vermogen. Het kabinet faciliteert generieke bedrijfsfinanciering door de markt via garantieregelingen vooral gericht op het mkb (zie box 2).

Box 2 Mkb in het bedrijvenbeleid

Generiek: Nederland heeft een aantrekkelijk innovatiepakket dat toegankelijk is voor alle ondernemingen. Het mkb maakt goed gebruik van het generieke innovatiepakket. Dit blijkt o.a. uit de benutting van de WBSO. 13 Omdat innovatie binnen het mkb dikwijls stukloopt op financiering, is het Innovatiefonds MKB+ opgericht. Het fonds richt zich op risicodragende leningen voor alle innovatieve ondernemingen (innovatiekrediet) 14 , risicokapitaal voor technostarters en de creatieve industrie (Seed Capital regeling) 15 en risicokapitaal voor snel groeiende innovatieve ondernemingen («fund-of-funds»). 16 De € 500 miljoen die hiervoor tot en met 2015 beschikbaar is, komt vrijwel geheel toe aan het mkb. De mogelijkheden voor bedrijfsfinanciering voor het mkb worden verbeterd door de BMKB en GO, maar ook door het wegnemen van financieringsfricties en het bevorderen van het niet-bancaire financieringsaanbod zoals kredietunies, crowdfunding en mkb-obligaties. 17 Het kabinet zet zich in voor microfinanciering (kredieten tot € 50.000) en heeft het bijgedragen aan de oprichting van Qredits. Hiermee zijn sinds 2009 3100 kredieten verstrekt aan ondernemers. Daarnaast zijn de afgelopen 12 maanden 371 ondernemers via Qredits geholpen aan een coach en zijn in het afgelopen half jaar 480 e-learningmodules verstrekt. 18 Daarnaast zet het kabinet zich in voor snelle groeiers met de beleidsstrategie Ambitieus Ondernemerschap. Ook hier worden ondernemers en stakeholders gevraagd het programma zelf te helpen vormgeven. Mkb-ers profiteren ook van de ondernemerspleinen: het nieuwe vraaggestuurde dienstverleningsconcept van de overheid aan ondernemers. In de aanloop tot de oprichting hiervan zijn de 12 Kamers van Koophandel (KvK), KNV Nederland en Syntens gefuseerd tot één organisatie. Voortaan treedt de nieuwe KvK op als beheerder en regisseur van de Ondernemerspleinen. In november 2012 is de eerste testversie van het digitale Ondernemersplein gelanceerd. Dit is één adres voor ondernemers met informatie over wetgeving, subsidies, branches en transacties tussen bedrijven en overheden.

Topsectoren : De behoeften van het mkb worden in ieder topteam ingebracht door een innovatieve mkb-ondernemer. Zij kunnen met hun vragen terecht bij het (digitale) mkb-loket dat voor iedere topsector is opgericht. Syntens draagt onder meer via de Ondernemerspleinen bij aan de bekendheid van het beleid en brede borging van het mkb binnen de topsectoren. Diverse communicatieactiviteiten zijn opgesteld om de mogelijkheden van het topsectorenbeleid onder de aandacht te brengen van innovatieve mkb-ers o.a. door zeven regionale mkb-roadshows georganiseerd door het ministerie van Economische Zaken en Syntens. Om de toegankelijkheid van het topsectorenbeleid voor het mkb verder te vergroten, heeft dit kabinet begin april 2013 de regeling MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) opengesteld. De MIT-regeling kan worden gebruikt voor activiteiten als haalbaarheidsonderzoeken, kennisvouchers en inhuur van hooggekwalificeerd personeel. De topsectoren hebben een keuze gemaakt voor de invulling van de MIT-regeling; ook hier is weer zoveel mogelijk maatwerk toegepast om de topsectoren optimaal te kunnen bedienen. Tenslotte zet het kabinet zich samen met de topteams in om mkb-ers te helpen bij het grijpen van kansen die zich in Europa (o.a. EFRO en Horizon 2020) en de rest van de wereld voordoen. Bij het opstellen van de strategische reisagenda worden mkb-ers betrokken en ook de posten in het buitenland worden gevraagd in te spelen op de groeikansen van het mkb.

  • Duurzaamheid als groeikans: Innovatieve bedrijven spelen met duurzame producten en diensten meer in op de groeimarkten van de toekomst. Voorbeeld hiervan is de Europese PPS BRIDGE op het gebied van «biobased industries». Door duurzame inzet van grondstoffen worden nieuwe hernieuwbare industriële ketens ingericht en banen gecreëerd. Hiervoor is € 4 miljard beschikbaar, waarvan € 3 miljard door het Europese bedrijfsleven geïnvesteerd wordt en € 1 miljard door de Europese Commissie (Horizon 2020). Nederland is goed vertegenwoordigd met DSM, KLM, Essent en Unilever en tal van mkb-ers in de Bioprocess Pilot Facility (BPF), Clean Technologies en het Dutch Biorefinery Cluster. Vergroening van onze economie gebeurt ook door een slimme inzet van marktprikkels en dynamiek bevorderende wet- en regelgeving. Zo vormen de Green Deals een laagdrempelige aanpak om groene groei te stimuleren door het wegnemen van knelpunten. KLM is bijvoorbeeld gestart met vluchten op biobrandstof van New York naar Amsterdam. Het is de volgende stap in het biobrandstofprogramma van de luchtvaartmaatschappij en daarmee een concrete uitwerking van een Green Deal tussen KLM en de overheid.

  • ICT: Dat Nederland progressie boekt op gebied van ICT blijkt wel uit de zojuist verschenen «Network Readiness Index» van het WEF. Ten opzichte van vorig jaar is Nederland twee plaatsen gestegen en staat nu op de vierde positie.19 Het kabinet bouwt voort op deze sterke positie en start tien publiekprivate doorbraakprojecten op, die bijdragen aan een betere benutting van ICT-toepassingen. Vanuit de topsector logistiek zijn al goede resultaten te melden. Op 3 april 2013 hebben bedrijfsleven en overheid het convenant Neutraal Logistiek Informatie Platform (NLIP) ondertekend, waardoor informatie over goederenstromen door de hele keten op een slimme manier kan worden aangeleverd en gedeeld. Hierdoor ontstaan voordelen voor de verladers en daarmee andere (top)sectoren, logistieke dienstverleners, mainports en overheden. De wens om grote hoeveelheden data steeds sneller en slimmer te verwerken en toe te passen voor hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek en bedrijfstoepassingen lag aan de basis van het oprichten van de eInfrastructuur van Surf. Dit wordt toegepast in het watermanagement. In een High Performance Computing center exploreren wetenschap en bedrijfsleven samen de mogelijkheden van big data, bijvoorbeeld door het simuleren en visualiseren van de mogelijke effecten van de zeespiegelstijging en pieken in de waterafvoer van grote rivieren.

Innovatiegericht inkopen: Het kabinet is de inspanningsverplichting aangegaan om 2,5% van het inkoopbudget van (semi-)overheden te besteden aan inkopen van innovatieve oplossingen voor maatschappelijke problemen zoals mobiliteit, energie, gezondheid en veiligheid. Vanuit de verschillende overheden zijn in het kader van het programma «Inkoop Innovatie Urgent (IIU)» 25 projecten aangewezen. Zo wordt in Rotterdam door de gemeente, private partijen en kennisinstellingen in het zogenaamde «Urban Living Lab» samengewerkt om de openbare ruimte toekomst- en klimaatbestendig te maken. Ook dagen gemeenten in het project openbare verlichting bedrijfsleven en kennisinstellingen uit om met een vernieuwende aanpak te komen. Rijkswaterstaat start het inkoopproces van een module die de communicatie verzorgt tussen voertuig en infrastructuur waarop het bedrijfsleven diensten kan ontwikkelen. En, in samenspraak met de topsector water ontwikkelt Rijkswaterstaat een slimme, seriematige aanpak om te bezien of en hoe circa 52 sluizen voor 2040 kunnen worden vervangen.

3. ... met ruimte voor verbetering...

Dit kabinet zet het bedrijvenbeleid voort. Met aandacht voor maatschappelijke uitdagingen20 en ruimte voor reflectie en optimalisatie. Daarbij is oog voor de aanbevelingen van de partners in de gouden driehoek van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden. Zie bijvoorbeeld het rapport van het Rathenau instituut (zie box 4) en het brief inzake het topsectorenbeleid en de technologische topinstituten (TTI).

Nieuwe stappen in het bedrijvenbeleid

  • Techniekpact: in mei sluit het kabinet samen met werkgevers, onderwijsinstellingen en de werknemersorganisaties een Techniekpact, met als doel meer goed opgeleide vakkrachten voor technologische beroepen op te leiden of voor de technische sector te behouden. Het Techniekpact bouwt o.a. voort op de Human Capital Agenda’s (HCA’s) en wordt een «doe-pact», met concrete toezeggingen van bedrijfsleven, onderwijsinstellingen en centrale (ministeries van EZ, OCW en SZW) en regionale overheden.

  • Regionale partnerschappen: bij het verbinden van nationale actieagenda’s met die van de regio, ligt een belangrijke uitdaging in het benutten van de middelen die vanuit Europese structuurfondsen beschikbaar worden gesteld. Bij het opstellen van de programma’s voor de nieuwe periode van het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling (EFRO 2014–2020)21 door de landsdelen Noord, Oost, Zuid en West worden de actieagenda’s van de topsectoren nauw betrokken. Daarbij wordt ingezet op samenhang met de besteding van nationale en Europese innovatiemiddelen.

  • Internationalisering: De marktbewerkingsplannen van de topsectoren staan centraal in de economische werkzaamheden van de Nederlandse posten in het buitenland en in de gezamenlijke strategische reisagenda van het kabinet, het Koninklijk huis en de regionale overheden. De plannen richten zich op handel, investeringen in het buitenland en acquisitie van buitenlandse investeringen in Nederland, kenniswerkers en kennisnetwerken. Het kabinet is van mening dat handel en hulp samengaan. In de onlangs verschenen beleidsvisie van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking «Wat de wereld verdient; een nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen» wordt deze aanpak nader toegelicht. De topsectoren leveren een belangrijke bijdrage aan het invullen en uitvoeren deze agenda. De expertise en kracht van het Nederlandse mkb is van groot belang, zowel bij betreding van gevestigde en opkomende markten als bij activiteiten in ontwikkelingslanden. Om initiatieven voor de lage- en middeninkomenslanden van de grond te krijgen, kunnen deze ondernemers terecht bij het nieuwe fonds Dutch Good Growth Fund dat op 1 januari 2014 start. Dit fonds biedt financiering aan lokale ondernemers in deze landen en aan Nederlandse bedrijven die hier activiteiten met ondernemers willen opzetten. Nederlandse ondernemers die op zoek zijn naar financiering voor export naar lage- en middeninkomenslanden kunnen eveneens een beroep doen op dit fonds.

  • Mkb: de participatie van het mkb in het bedrijvenbeleid wordt bevorderd, o.a. door aandacht voor nieuwe alternatieve financieringsvormen via een «pilot» in de Borgstelling MKB (BMKB) (zie box 2).

  • Regeldruk: met name het mkb zal ook profiteren van de verdere stappen die het kabinet zet om de regeldruk te verminderen (€ 2,5 miljard euro structurele verlaging in 2017). Voor tenminste vijftien regeldichte sectoren, waaronder de topsectoren chemie, logistiek en A&F, worden concrete oplossingen aangedragen ter vermindering van de merkbare regeldruk. Met de nieuwe Kostengestuurde Aanpak Regeldruk (KAR) wordt binnen de financiële administratie van representatieve bedrijven geanalyseerd welke kosten binnen deze bedrijven het gevolg zijn van regels. Daarbij houdt het kabinet een scherp oog voor noodzakelijke wet- en regelgeving die gevaarlijke situaties dienen te voorkomen. Na de zomer wordt bepaald voor welke andere topsectoren een dergelijke aanpak kan worden doorgevoerd. De Kamer ontvangt binnenkort de brief «Goed Geregeld, een verantwoorde vermindering van regeldruk 2012 – 2017».

  • Groene Groei: Het kabinet sluit de komende jaren meer green deals af die bijdragen aan de transitie naar een duurzame economie. In de Kamerbrief voor «Groene Groei» heeft het kabinet zijn ambitie uiteengezet.22 Het kabinet ziet deze groei met name op een aantal kansrijke gebieden, die nauw verbonden zijn met het topsectorenbeleid voor innovatie: energie, biobased economy, klimaat, afval als grondstof, bouw, voedsel, mobiliteit en water. Technologieën voor het aanwenden van nieuwe energie- en grondstofbronnen als zon, wind, biomassa en geothermie worden hierbij verder ontwikkeld. Daarnaast wordt ingezet op meer energie-efficiëntie in de Nederlandse industrie en energiesector en de rol van gas als transitiebrandstof. De SER werkt aan een Energieakkoord voor duurzame groei, waarin een lange termijn perspectief wordt geschetst en de noodzakelijke stappen om te komen tot een duurzame energiehuishouding in 2050 in Nederland.

Verdere stroomlijning van het kennis- en innovatielandschap

Met het afsluiten van de innovatiecontracten is een koerswijziging ingezet, die het publiekprivate kennislandschap verder stroomlijnt. Dat is geen gemakkelijke opgave. De werkwijze van de TKI’s wordt door verschillende partijen nog als complex ervaren. Daarom werkt het kabinet samen met alle belanghebbenden en de topteams aan afspraken over de programmering van fundamenteel en toegepast onderzoek en bijbehorende modellen voor intellectueel eigendom.

Het kabinet houdt de investeringen in kennis en innovatie overeind. Het kabinet heeft een impuls voor fundamenteel onderzoek aangekondigd (+ € 150 miljoen) en stelt meer middelen ter beschikking voor publiekprivate samenwerking in de TKI’s (+ € 110 miljoen). Via deze impulsen zijn middelen beschikbaar voor cofinanciering en «matching» van Europese programma’s. NWO zal conform het regeerakkoord jaarlijks € 275 miljoen blijven inzetten voor de topsectoren. De verlenging van de innovatiecontracten naar 2014 en 2015, onder regie van de topteams, wordt tevens benut om te werken aan een verdere inbedding van de succesvolle programma’s uit de TTI’s in de bestaande kennisinfrastructuur, met behoud van de sterke functionaliteiten.

Tegen deze achtergrond werkt het kabinet samen met de partners in de kenniscoalitie en de topteams aan het opstellen van spelregels bij de programmering van fundamenteel en toegepast onderzoek en bijbehorende modellen voor intellectueel eigendom. Daarmee geeft het kabinet mede invulling aan de wens van de topsectoren. Hierover wordt uw Kamer in mei nader bericht. De uitkomsten van dit traject worden ook meegenomen in de «beleidsvisie toegepast onderzoek» die aan uw Kamer is toegezegd. Uitgangspunt bij deze visie is dat publieke kennisinstellingen publieke taken uitvoeren en daarvoor financiering van de overheid ontvangen. Daarbij mag geen oneerlijke concurrentie met private kennisinstellingen en marktpartijen ontstaan. Hiermee zal ook een verdere vereenvoudiging en uniformiteit van de werking van de TKI’s worden gefaciliteerd, en daarmee ook van de TKI toeslag.

Box 3 Investeren in nieuwe nanotechnologie

De Universiteit Twente startte in 2012 een nieuw onderzoeksprogramma op het gebied van nanotechnologie. Met het totale programma is ruim € 19 miljoen gemoeid. Er gaat onderzoek plaatsvinden naar zogenaamde multilaagspiegels, die bijvoorbeeld gebruikt worden in ruimtetelescopen en in geavanceerde vormen van lithografie, die een nieuwe generatie computerchips mogelijk moet maken. Naast de provincie Overijssel dragen de Stichting FOM, de Universiteit Twente en diverse industriële partners, waaronder Carl Zeiss SMT, ASML, PANalytical, Demcon, VIRO engineering en de Norma Group, financieel bij.

Nederlandse partijen zijn al jaren succesvolle deelnemers aan Europese en internationale programma’s voor onderzoek en innovatie. Zo staat Nederland in de top drie van succesvolste Eurostars-landen, een programma dat internationale samenwerking van het onderzoekintensieve mkb stimuleert. Het Zevende Kaderprogramma (KP7) heeft een «retour percentage» van 7%, terwijl de Nederlandse bijdrage aan de Europese begroting circa 5% bedraagt. Wel blijft de bedrijfsdeelname achter. Daarom is het kabinet voornemens zorg te dragen voor publieke cofinanciering voor de Joint Technology Initiatives ENIAC en ARTEMIS, de Eureka-clusters en het Eurostars-programma (structureel € 53 miljoen) en biedt het een goede ondersteuning aan onderzoekers en ondernemers, die ambiëren deel te nemen in Europese projecten en programma’s.

Op 12 november 2013 zal in de RAI het startcongres voor Horizon 2020 worden georganiseerd in combinatie met de Innovatie estafette, waar alle topsectoren worden uitgedaagd om in te zetten op de Europese «grand challenges».

Box 4 Aanbevelingen van Rathenau instituut

In het rapport «Van variëteit naar maatwerk» onderschrijft het Rathenau instituut het belang van samenwerking in onderzoek en innovatie en doet het een aantal aanbevelingen.23

Aanbeveling 1: geef ruimte en richtlijnen voor maatwerk in coördinatie in onderzoek

Reactie: De oproep om maatwerk sluit aan bij de praktijk. De topsectoren hebben veel ruimte gekregen en genomen om de TKI’s in te richten naar eigen behoefte: laat de professionals in het veld het werk doen. Om deze professionals beter hun werk te kunnen laten doen worden wel spelregels opgesteld. Dat zijn geen richtsnoeren van de overheid, maar gezamenlijke werkafspraken van de partijen in de gouden driehoek.

Aanbeveling 2: Beleg de verantwoordelijkheden voor het systematisch leren over coördinatie van onderzoek en innovatie in PPS bij één partij

Reactie: Het ministerie van Economische Zaken gaat beleidsevaluatie op het gebied van kennis en innovatie systematischer aanpakken. In samenspraak met de meest betrokken partijen (zoals de TKI’s, NWO, de TO2 instituten en AgentschapNL) gaat het ministerie zich inzetten voor het beter verzamelen, opslaan en ontsluiten van ervaringen. Inzicht in de effectiviteit van het bedrijvenbeleid is daarbij essentieel. Op basis van de aanbevelingen in het rapport «Durf te meten» van de expertgroep effectmeting (commissie Theeuwes) is een monitoringssysteem opgezet, ten behoeve van een heldere evaluatie van beleidsinstrumenten. Het gebruik van het innovatie-instrumentarium is inzichtelijk gemaakt op de website www.volginnovatie.nl .

Aanbeveling 3: wees voorspelbaar

Reactie: Het kabinet kiest ervoor het bedrijvenbeleid voort te zetten en extra te investeren in PPS.

Aanbeveling 4: Ontwikkel aanvullend beleid voor PPS op kennisgebieden met een publieke functie

Reactie: Om de maatschappelijke opgaven te verankeren, zijn de topteams samengesteld uit bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid. TKI’s zijn een verbindende factor van betekenis en geven deze rol al vorm. Publieke thema’s als energiebesparing, gezondheid en voedselveiligheid zijn integraal onderdeel van de agenda’s van de topsectoren en TKI’s en worden in PPS verband opgepakt. Ook zijn de topsectoren nauw aangesloten op de vormgeving van Horizon 2020.

4. ... dus nu doorpakken.

Ondernemers en onderzoekers werken samen met de overheid aan een koersvast en toekomstgericht bedrijvenbeleid. Het fundament van het bedrijvenbeleid staat. Bij het doorzetten is ruimte voor ruimte en reflectie. Zo bouwen we gezamenlijk aan de verdienkracht van Nederland en komen we sterker uit de crisis.

In de onderstaande kalender wordt een overzicht gegeven van de onderwerpen van het bedrijvenbeleid waar uw Kamer komend jaar over wordt geïnformeerd. Na afronding van de besluitvorming over de begroting 2014 ontvangt de Tweede Kamer een geactualiseerde versie van de overzichtstabel bedrijvenbeleid en topsectoren.

De integrale kalender van het bedrijvenbeleid voor 2013

April

Programma Goed Geregeld, een verantwoorde vermindering van regeldruk 2012–2017

Mei

Techniekpact

 

Afspraken over gezamenlijk programmeren en intellectueel

 

eigendom bij PPS Innovatie («spelregels»)

Juni

Verlenging innovatiecontracten

 

MIT (MKB-Innovatiestimulering-Topsectoren): 1e ronde met HTSM en T&U gepubliceerd in Staatscourant half maart en openstelling half mei. Tweede ronde met overige topsectoren:gepubliceerd begin april en open begin juni.

 

Beleidsvisie toegepast onderzoek

 

Mid-term evaluatie van de Digitale Agenda (ICT)

September

Voortgangsrapportage topsectoren

November

Deadline indienen operationele programma’s EFRO bij

 

Europese Commissie

 

Innovatie estafette (12 november) en startschot Horizon 2020

 

Deadline aanvraag TKI-toeslag (30 november)

Januari 2014

Start EFRO

 

Start Dutch Good Growth Fund

 

Start Horizon 2020


X Noot
1

WEF, «World Competitiveness Report 2008–2013» (2013).

X Noot
2

The Conference Board, «Total Economy Database» (januari 2013). Arbeidsproductiviteit is gedefinieerd als bruto-toegevoegde waarde per gewerkt uur. Nederland neemt op de lijst van de Conference Board de 5e positie wereldwijd in.

X Noot
3

OECD, «Economic Surveys Netherlands 2012» box 1.6 op p. 65.

X Noot
4

Research en Development (R&D) heeft een positief effect op de productiviteit van bedrijven. Verschillende studies laten zien dat R&D ook de productiviteit in andere sectoren van de economie kan laten stijgen. De economische literatuur noemt dit de positieve externe effecten van R&D. Indien de gehele R&D in Nederland stijgt, kan de welvaart daardoor stijgen. Het stimuleren van R&D is daarom een legitieme zaak voor de overheid.

X Noot
5

OECD, «Economic Surveys Netherlands» (2012) chapter 1.

X Noot
6

Expertwerkgroep Effectmeting, «Durf te meten, Eindrapport Expertwerkgroep Effectmeting» (november 2012), Agentschap NL, «Bedrijvenbeleid in Cijfers 2012» en CBS, «Monitor topsectoren, Eerste meting» (Den Haag/Heerlen, 2012).

X Noot
7

Zie box 3 voor voorbeeld van actie op gebied van nanotechnologie.

X Noot
8

De samenwerking vindt plaats binnen topteams, bestaande uit vertegenwoordigers van bedrijfsleven, kennisinstellingen, overheid en het MKB.

X Noot
9

CBS, «Monitor topsectoren, Eerste meting» (Den Haag/Heerlen, 2012).

X Noot
10

Deze vorm van modern industriebeleid wordt ook ondersteund door economische literatuur en de OESO. Zie D. Rodrik, «Industrial Policy for the Twenty-First Century» (2004), en Smits, Kuhlmann & Shapira,«The Theory and Practice of Innovation Policy: An International Research Handbook»(2010).

X Noot
11

Hieronder vallen: ambassades, consulaten-generaal, Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA), het Innovatie Attaché Netwerk (IAN), de Netherlands Business Support Offices (NBSO) en de Netherlands Agri Business Support Offices (NABSO).

X Noot
12

Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid, «De Chinese handschoen. Hoe Chinese en Nederlandse kennis elkaar kunnen versterken» (Den Haag 2012).

X Noot
13

97% van de circa 20.000 gebruikers komt uit het MKB, goed voor 74,8% van het budget.

X Noot
14

In 2012 is hiermee € 53 miljoen geïnvesteerd in innovatieprojecten met een totaal investeringsbudget van € 159 miljoen.

X Noot
15

In 2012 zijn vijf nieuwe investeringsfondsen gestart met een totaal investeringsbudget van € 32 miljoen Hieraan wordt door het Innovatiefonds MKB+ € 16 miljoen bijgedragen.

X Noot
16

Dit revolverend fonds is eind 2012 gelanceerd. Totale omvang van dit fonds is € 150 miljoen waarbij € 50 miljoen afkomstig is van het Europees Investeringsfonds (EIF).

X Noot
17

De BMKB is ook opengesteld voor niet-bancaire kredietverstrekkers en onderzocht wordt of dit ook nodig is voor de GO.

X Noot
18

In totaal heeft Qredits thans € 36 miljoen aan krediet uitstaan en omvat het totaal aan gehonoreerde kredieten in haar portfolio tot nu toe ruim € 55,5 miljoen. Er wordt gewerkt aan verhoging van het kredietplafond.

X Noot
19

World Economic Forum (WEF), «Global Information Technology Report» (April 2013). Nederland heeft deze stijging te danken aan kleine relatieve verbeteringen op verschillende fronten.

X Noot
20

Zo zetten overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven zich bijvoorbeeld binnen het Deltaplan Dementie in voor aanvullend wetenschappelijk onderzoek naar een betere behandeling, genezing en het voorkomen van dementie. Dit sluit goed aan bij de agenda van met name de topsector LSH.

X Noot
21

Het EFRO fonds is onderdeel van het Europese Cohesiebeleid dat in de periode 2014–2020 sterker en strategischer bij zal dragen aan de uitvoering van de Europa2020 strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei.

X Noot
22

Kabinetbrief «Groene groei: naar een sterke, duurzame economie» (28-03-2013).

X Noot
23

Rathenau Instituut, «Coördinatie van publiek-privaat onderzoek. Van variëteit naar maatwerk» (Den Haag 2013).

Naar boven