32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 43 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 oktober 2012

Hierbij zend ik u de CBS-publicatie «Monitor Topsectoren: uitkomsten eerste meeting»*). Het CBS heeft deze publicatie op mijn verzoek opgesteld met als doel een consistent statistisch overzicht  te verkrijgen van de  economische positie van de Topsectoren. Het CBS heeft in samenspraak met het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) een afbakening van de Topsectoren gemaakt op basis van economische hoofdactiviteit van bedrijven. Vervolgens zijn een veertigtal economische kernindicatoren geselecteerd waarmee de ontwikkelingen in de topsectoren de komende jaren kunnen worden gevolgd. Deze publicatie betreft de eerste meting en beschrijft de positie van de topsectoren bij de start van het beleid. Door in de toekomst een dergelijke meting geregeld te herhalen is de ontwikkeling van de economische positie van de topsectoren in de loop van de tijd te volgen. De publicatie legt ook een fundament om in de toekomst te kunnen rapporteren over het gebruik van het beleid(instrumenten) door de topsectoren volgens de classificatie van het CBS.

De publicatie onderstreept het belang van de topsectoren voor de Nederlandse economie. Bijna een kwart van alle bedrijven in Nederland behoort in 2010 tot een topsector. Deze bedrijven zorgen samen voor 38 procent van de Nederlandse productie. Het aandeel van de negen topsectoren in de toegevoegde waarde van Nederland en dat bij de werkzame personen (in fte) bedraagt volgens het CBS respectievelijk 27 procent en 21 procent. Een belangrijk kenmerk van de topsectoren is dat ze exportgeoriënteerd en kennisintensief zijn. Dit is ook terug te zien in de relatief hoge uitvoer van goederen van de topsectoren samen: 40 procent van de uitvoerwaarde van goederen in Nederland. Wat betreft de eigen R&D-uitgaven springen de topsectoren er echt uit, ruim 96 procent van de R&D-uitgaven aan eigen onderzoek in Nederland wordt gedaan vanuit de topsectoren.

Kerncijfers Nederland, totaal topsectoren en afzonderlijke topsectoren, 2010

Kerncijfers Nederland, totaal topsectoren en afzonderlijke topsectoren, 2010

Elke topsector heeft zo zijn specifieke karakteristieken.

Agro&food zorgt voor ongeveer 7 procent van de totale innovatie-uitgaven in Nederland. De Voedingsmiddelenindustrie doet de meeste zachte R&D-uitgaven; zij doet ook vrijwel al het onderzoek zelf (88 procent). De Agro&food kent met 91 duizend personen het hoogste aantal zelfstandigen van alle topsectoren. De veelal kleine bedrijven uit de primaire productie hebben minder mogelijkheden om zelf onderzoek te doen; bijna 50 procent van hun zachte R&D-uitgaven betreft uitbesteed onderzoek.

De Chemie kenmerkt zich door bedrijven die veel produceren (8 procent van het Nederlandse totaal) en die veel werknemers hebben. Bijna driekwart van de bedrijven in de Chemie doet aan innovatie en deze topsector kent het hoogste aandeel innoverende bedrijven van alle topsectoren.

De Creatieve industrie omvat de meeste bedrijven van alle topsectoren: 97 duizend. Hieronder zijn veel zelfstandigen en kleine bedrijven, vooral in de subsector Kunst.

De kapitaalintensieve Energiesector kent vanwege de kapitaalintensiteit relatief weinig bedrijven. Ondanks het kleine aantal bedrijven zijn de productie (55 miljard euro), toegevoegde waarde (27 miljard euro) en investeringen (4,9 miljard euro) erg hoog.

High tech systemen en materialen is zowel in termen van productie, toegevoegde waarde en uitvoer de grootste topsector. Daarnaast kenmerkt de High tech zich door zijn innovatieve karakter, de sector doet bijna de helft van alle R&D-uitgaven aan eigen onderzoek in Nederland.

De topsector Life sciences & Health is relatief klein: in 2010 bevat de sector iets meer dan 2 duizend bedrijven. Ondanks de geringe omvang is de Life sciences wel verantwoordelijk voor 13 procent van de R&D-uitgaven in Nederland. Als de uitgaven aan innovatie worden afgezet tegen de toegevoegde waarde die in de topsector wordt gecreëerd, dan is de Life sciences de meest kennisintensieve sector van alle topsectoren.

De sector Transport en opslag doet veel investeringen (ruim 4,6 miljard euro) in 2010. Daarnaast zijn er met 386 duizend personen, na de High tech, de meeste mensen werkzaam. Volgens de functionele benadering is met de Logistiek in Nederland 126 miljard euro aan productie gemoeid en zijn er meer dan 800 duizend personen in werkzaam.

Kenmerkend voor de Tuinbouw is de relatief hoge uitvoerwaarde, ongeveer drie kwart van de tuinbouwproductie gaat naar het buitenland. Deze uitkomsten zijn in dezelfde orde van grootte als de LEI-cijfers (uitvoer van 14,1 miljard euro bij een productie van 21,1 miljard euro).

In de topsector Water zitten naar verhouding veel grote bedrijven. Vooral in de subsector Watertechnologie is dit aandeel groot: meer dan 12 procent. Samen geven de bedrijven in de Watersector ongeveer 360 miljoen euro uit aan innovatie.

Ik ben verheugd dat er met dit rapport van het CBS nu een eenduidige monitor en afbakening beschikbaar is; dat legt een goede basis onder de toekomstige rapportage over de ontwikkelingen in de topsectoren en de voortgang en effecten van het beleid, die zich vanzelfsprekend pas over enige jaren kunnen laten zien. Het is dan ook mijn voornemen de monitor de komende jaren te herhalen zodat de bewegingen zichtbaar worden.

De publicatie van de nulmeting topsectoren door het CBS past in een reeks van activiteiten die ik het afgelopen jaar in gang heb gezet om te komen tot een adequate monitoring en effectmeting van het bedrijfslevenbeleid:

  • Om de inzet van beleidsmiddelen meer transparant te maken heb ik, mede naar aanleiding van het rapport «Innovatiebeleid» van de Algemene Rekenkamer, de inzet van innovatiemiddelen en (project)resultaten zichtbaar gemaakt op de website www.volginnovatie.nl. Inmiddels hebben zo’n 13 000 bezoekers de website bezocht.

  • Aan Agentschap NL is opdracht gegeven voor de publicatie dit najaar van "Bedrijvenbeleid in Cijfers». Hierin worden kernindicatoren over de ontwikkeling van de Topsectoren van van onder meer CBS, AgNL, DNB en LEI in onderlinge samenhang gepresenteerd. Deze basispublicatie dient, samen met de eerste meting van de monitor topsectoren van het CBS, als startpunt voor de monitoring van de voortgang van het Bedrijfslevenbeleid.

  • Om de effectiviteit van de instrumenten van het bedrijfslevenbeleid beter inzichtelijk te maken is een externe werkgroep in het leven geroepen onder leiding van prof. dr. Jules Theeuwes. In deze werkgroep zitten onder meer experts van het CPB, het CBS, de Algemene Rekenkamer (laatste als observerend lid) en uit de wetenschap. De werkgroep adviseert het departement over evaluatieontwerpen die kunnen worden toegepast om de effecten van beleidsinstrumenten in beeld te brengen; waarbij vanzelfsprekend rekening moet worden gehouden met de beschikbaarheid van data en de stand van de wetenschap. Daarbij wordt, meer dan het geval is bij de huidige evaluaties, gewerkt met natuurlijke experimenten en, waar dat technisch niet mogelijk blijkt te zijn, met alternatieve ontwerpen. Ondertussen heeft het departement de evaluatie van het «Innovatiekrediet» en die van «Bewijs van Goede Dienst» overeenkomstig het advies van de werkgroep in gang gezet. Zodra de onderzoeken zijn afgerond zult u daarover nader worden geïnformeerd. Het eindrapport van de werkgroep Theeuwes wordt begin november verwacht. Zodra dit eindrapport gereed is stuur ik het u samen met mijn reactie toe.

Ik ben er van overtuigd dat met de in gang gezette activiteiten een adequaat inzicht zal ontstaan naar de effecten en de voortgang van het bedrijfslevenbeleid in de komende jaren.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

*) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven