32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 256 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP, VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 oktober 2016

Hierbij sturen wij u de Rapportage Bedrijvenbeleid 2016 «Vooruitgang door vernieuwing» toe1. De Rapportage beschrijft de voortgang van het generieke bedrijvenbeleid en de topsectorenaanpak. De Monitor Bedrijvenbeleid geeft in aanvulling hierop inzicht in de belangrijkste kwantitatieve ontwikkelingen. De Monitor is dit jaar voor het eerst digitaal vormgegeven op de website www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl. Een samenvatting van de belangrijkste resultaten uit de Monitor is opgenomen in de bijlage van de rapportage. Tevens treft u bijgaand het AWTI-advies «Flexibiliseren, differentiëren, scherper kiezen; Balans van de topsectoren 2016»2. In de rapportage is de kabinetsreactie van dit advies opgenomen.

In de rapportage wordt na vijf jaar bedrijvenbeleid de balans opgemaakt. Nederland behoort tot de top van meest ondernemende en concurrerende economieën in de wereld. Nederland heeft een sterke positie met een goed opgeleide beroepsbevolking, een degelijke en betrouwbare (kennis-)infrastructuur en een goede digitale infrastructuur. Hierdoor blijft Nederland aantrekkelijk voor buitenlandse investeringen, behoudt het een sterke en open internationale oriëntatie en een aantrekkelijk klimaat voor nieuwe startende bedrijven.

De Rapportage laat zien dat het beleid tot goede resultaten leidt. De algemene doelstellingen van het bedrijvenbeleid zijn grotendeels behaald:

  • Nederland is de afgelopen jaren gestegen van de achtste naar de vierde plaats op de ranglijst van meest concurrerende economieën volgens het World Economic Forum.

  • De participatie van publieke en private partijen in de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) is gegroeid van € 622 miljoen (2013) naar € 1.020 miljoen (2015). De doelstelling hiervoor is tussentijds naar boven gesteld naar € 800 miljoen in 2020. Het private aandeel is gegroeid van 35% (2013) naar 48% (2015). Bedrijven investeren daarmee € 490 miljoen in de publieke kennisinfrastructuur.

  • De R&D-inspanningen (als percentage van het BBP) nemen gestaag toe van 1,90% in 2011 tot 2,00% in 2014.

Zowel de AWTI als de OECD hebben de afgelopen jaren adviezen uitgebracht over het Nederlandse bedrijvenbeleid. Ze oordelen beide positief over het beleid met de aantekening dat sommige veranderingen nog tot volle wasdom moeten komen. De echte winst is de vernieuwing in de samenwerking binnen de gouden driehoek van bedrijven, kennisinstellingen en overheden, waarbij met een gezamenlijke visie op de toekomst, agenda’s en actieplannen worden opgesteld en uitgevoerd. Het meest recente advies van de AWTI op de topsectoren is ook positief. Onlangs is toegelicht hoe de wijze van evaluatie van de topsectorenaanpak verloopt.3 Daarnaast wordt in de Monitor Bedrijvenbeleid (www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl) integraal toegelicht wat de feitelijke inspanningen zijn (geweest) en wat bekend is over de effecten van het generieke bedrijvenbeleid en in het bijzonder over de topsectorenaanpak.4

De huidige positie voor Nederland is geen reden om stil te zitten. Om deze goede positie te behouden is blijvende aandacht nodig om de randvoorwaarden voor een duurzame Nederlandse economie te verbeteren. Internationale ontwikkelingen zoals de Brexit en aanhoudende terroristische dreiging vergroten de internationale economische onzekerheid. De toenemende internationale concurrentie stimuleert Nederland om te blijven vernieuwen. Samenwerking in meerjarige, publiek-private consortia – pijler van het topsectorenbeleid – blijft daarmee ook voor de toekomst onverminderd van belang.

Grote maatschappelijke opgaven zoals het terugdringen van de emissies van broeikasgassen, duurzaam en veilig geproduceerd voedsel en een gezonde leefomgeving kunnen alleen met nieuwe kennis en technologie worden opgelost. Dit vergt een sterke en responsieve kennisinfrastructuur. De opgaven vereisen een dynamische en veerkrachtige economie die innovatief ondernemerschap bevordert. Veel van de maatschappelijke uitdagingen zijn tegelijkertijd wereldwijde groeimarkten. Deze opgaven bieden kansen voor het verdienvermogen van Nederland.

In de rapportage wordt aandacht besteed aan de belangrijkste beleidsmatige ontwikkelingen van het afgelopen jaar. Hierbij worden tevens de resultaten van het EU-voorzitterschap op het gebied van concurrentiekracht, onderzoek en innovatie toegelicht. Op enkele thema’s wordt uitgebreider teruggekeken, omdat het beleid vijf jaar geleden is gestart. Evenals vorig jaar komt in deze rapportage de voortgang van de individuele topsectoren aan bod.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Kamerstuk CXVII, nr 1. Brief aan Eerste Kamer inzake beantwoording toezegging wijze van evaluatie topsectorenbeleid.

X Noot
4

Toezeggingen uit het Wetgevingsoverleg 25 juni 2015 (Kamerstuk 34 200 XIII, 34 200 F en 34 210 XII, nr. 10) en Algemeen Overleg Bedrijfslevenbeleid 29 oktober 2015 (Kamerstuk 29 338, nr. 150).

Naar boven