32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 16 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 oktober 2011

Hierbij bieden wij u, mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de kabinetsbrief over onderwijs en ondernemerschap. Dit zoals toegezegd door het kabinet in de bedrijfslevenbrief «Naar de top, het bedrijfslevenbeleid in actie(s)» en in de strategische agenda voor het hoger onderwijs, onderzoek en wetenschap «Kwaliteit in Verscheidenheid» (Kamerstuk 32 637, nr. 15).

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

H. Zijlstra

Brief Onderwijs en Ondernemerschap

Inleiding

De afgelopen jaren heeft zich in Nederland een stille ondernemerschapsrevolutie voltrokken. Inmiddels verdient één op de acht werkende Nederlanders zijn of haar geld als ondernemer. Daarmee zijn we in Nederland relatief gezien het meest ondernemende land in Europa. Maar bijvoorbeeld op het gebied van snelle groeiers en innovatieve ambitieuze ondernemers blijven we nog achter. Het zijn juist deze bedrijven die een hogere arbeidsproductiviteit kennen, meer hoogwaardige banen scheppen en relatief meer investeren in innovatie dan gevestigde ondernemers. En op deze wijze kunnen bijdragen aan de maatschappelijke uitdagingen van vandaag en morgen.

Dit kabinet gelooft in de kracht van ondernemers. En dit kabinet gelooft er ook in dat de kiem voor veel vernieuwend en ambitieus ondernemerschap gelegd kan worden in het onderwijs. Met deze brief willen wij u dan ook, zoals eerder toegezegd1, ons beleid schetsen ten aanzien van jong ondernemerschap, ondernemendheid en een ondernemend onderwijs.

Nederland meest ondernemende EU-land

In 2010 was 7,2% van alle Nederlanders in de leeftijdscategorie 18–64 jaar bezig om een nieuw bedrijf op te richten of actief als ondernemer van een bedrijf dat korter dan 3,5 jaar bestaat.

Hiermee heeft Nederland vorig jaar voor het eerst de koppositie ingenomen van de EU-landen die deelnemen aan het jaarlijkse wereldwijde onderzoek van de Global Entrepreneurship Monitor (GEM). Van alle hoogontwikkelde economieën in het GEM-onderzoek bezet Nederland nu de vijfde plaats wat betreft nieuw ondernemerschap, vlak achter de VS. Amper tien jaar geleden was de GEM-index van Nederland nog niet de helft van die van de VS.

Ook is Nederland in de afgelopen tien jaar ondernemender geworden. Vergeleken met 2001 beschouwen nu meer Nederlanders ondernemerschap als een aantrekkelijk loopbaanperspectief. Op dit punt bezet Nederland inmiddels zelfs de eerste plaats in een groep van benchmarklanden. Ook is het percentage Nederlanders in de leeftijdscategorie 18–64 jaar dat denkt de vereiste kennis, expertise en vaardigheden te hebben om een eigen bedrijf op te richten, toegenomen van 37% in 2001 tot 46% in 2010.

Een groot deel van de generatie die nu opgroeit, zal waarschijnlijk ergens in zijn of haar carrière gedurende een periode ondernemer zijn. In die zin is het voor elke afgestudeerde van belang om ondernemendheid te ontwikkelen om op de arbeidsmarkt van de toekomst zijn of haar loopbaan vorm te kunnen geven, of dat als ondernemer is of als «intrapreneur» oftewel de «ondernemende werknemer» binnen een organisatie. Daarnaast blijkt uit onderzoek een direct verband tussen het opleidingsniveau en de mate van succes als ondernemer en blijkt dat ondernemende kwaliteiten, zoals creativiteit, zelfredzaamheid, doorzettingsvermogen, een positieve risicohouding en een open blik het beste in het funderend onderwijs ontwikkeld kunnen worden.

Daarom gaan we er voor zorgen dat ondernemendheid en ondernemerschap blijvend aandacht krijgen in het onderwijs, zodat jonge mensen al lerend de juiste ondernemende houding, kennis en vaardigheden meekrijgen. Streven hierbij is dat onze ambitieuze talenten eerder voor het ondernemerschap zullen kiezen. Hiermee leggen we de kiem voor succesvolle ondernemers in de toekomst.

Bovendien willen we dat onze hoogwaardige toegepaste en academische kennis beter benut wordt door nieuwe bedrijfjes, maar ook door het bestaande MKB. Dat vergt soms andere prikkels voor onderzoekers en wetenschappers, het vraagt om het toegankelijker maken van het intellectuele eigendom van een kennisinstelling, en het vergt bovenal een bloeiend ecosysteem waar onderzoekers, studenten, bedrijven en financiers elkaar weten te vinden en versterken.

Terugblik

Voorgaande kabinetten hebben al stevig geinvesteerd in ondernemerschapsonderwijs en kennisvalorisatie. De ministeries van EL&I en OCW zijn in samenwerking met (koepel)organisaties uit het onderwijs, studenten(organisaties) en het bedrijfsleven in 2008 het actieprogramma «onderwijs en ondernemerschap» begonnen. De inspanningen richtten zich vooral op het aanmoedigen, ondersteunen en professionaliseren van onderwijsinstellingen met betrekking tot ondernemerschap en ondernemendheid. En dat op alle onderwijsniveaus, van primair tot en met hoger onderwijs.

Hierbij zijn de volgende doelen gesteld, te bereiken eind 20112:

  • 1. Een toenemend aantal onderwijsinstellingen in Nederland heeft ondernemerschap in het onderwijs geïntegreerd in beleid, organisatie en programma.

  • 2. Meer leerlingen en studenten gedragen zich ondernemender, zijn positief over ondernemerschap en starten binnen vijf jaren na afronding van hun opleiding een eigen bedrijf.

In het programma «onderwijs en ondernemerschap» is onder andere ingezet op:

  • Investeren in regionale, dan wel sectorale netwerken, waarin onderwijsinstellingen samen met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties werken aan stimuleren van ondernemend gedrag bij leerlingen, docenten en schoolmanagement. Via de regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen (budget 11,25 mln. euro) zijn in 2009 en 2010 inmiddels 78 duurzame netwerken opgericht.

  • Doen aan evidence (based) onderzoek naar de effecten van de «ondernemerschap en onderwijs»-projecten om best practices te kunnen bepalen en het effect van het beleid te kunnen meten. En het vervolgens verspreiden en opschalen van de best practices naar andere enthousiaste scholen.

  • Organiseren van scholingsaanbod ten aanzien van ondernemerschap voor (aankomende) docenten op alle onderwijsniveaus. Ondernemend onderwijs staat of valt immers met ondernemende docenten. In 2009 is de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) gestart met de opzet van een train-the-trainer programma «Ondernemend Onderwijs» voor docenten en onderwijsmanagers. Inmiddels zijn er in totaal 40 experts en 400 docenten getraind.

  • Uitwisselen van excellente ondernemende studenten in samenwerking met de Kauffman Foundation3 en hun Global Fellowship Programma. In samenwerking met de Kauffman Foundation komen jaarlijks maximaal 10 excellente ondernemende studenten in aanmerking voor een zesmaandse ondernemerschapsstage in de VS. Van de studenten in het Kaufmann-stageprogramma (KSP) wordt verwacht dat zij bij terugkeer in Nederland invulling geven aan hun functie als rolmodel. Inmiddels hebben 24 studenten in 2009–2011 een dergelijke stage gevolgd.

  • Om ondernemerschap in het hoger onderwijs te bevorderen zijn universiteiten en hogescholen uitgedaagd om samen met het bedrijfsleven te komen met voorstellen voor Centres of Entrepreneurship. Een zestal initiatieven waarin 8 universiteiten en 8 hogescholen samenwerken heeft in 2008 subsidie hiervoor gekregen voor in totaal 12 miljoen euro.

  • Ondersteuning van landelijke initiatieven op het gebied van ondernemerschapsonderwijs, zoals de stichting Jong Ondernemen, de landelijke businessplanwedstrijd New Venture en de nationale Studenten Ondernemersprijs (STUOP). Met ondersteuning van het kabinet staat daarnaast jaarlijks de derde week van november internationaal en dus ook in Nederland in het teken van ondernemerschap en onderwijs tijdens de Global Entrepreneurship Week. Jaarlijks fungeert een ander Center of Entrepreneurship hierbij als nationaal coordinator. Afgelopen jaar is het Nederlandse programma met circa 150 evenementen in 1 week tijd uitgeroepen tot het internationaal beste programma.

Een aantal inspirerende voorbeelden

Primair onderwijs:

Ambachtsstad Techniek en Ondernemen in Friesland

In het kader van het project Verbreding Techniek Basisonderwijs werken 192 scholen samen met ondernemers en ondernemersverenigingen aan het vormgeven van wetenschap en techniek op de basisschool. Techniek heeft hierdoor een stevige plaats gekregen in het onderwijsplan van deze scholen.

Als verdieping hierop werkt een netwerk van elf van deze basisscholen, samen met diverse bedrijven, de Kamer van Koophandel en ondernemersfederaties, aan het verbinden van techniek en ondernemerschap. Met ondersteuning van Jong Ondernemen is op deze scholen het leren ondernemen opgestart. Leerlingen zetten ondernemingen op en nemen deel aan excursies naar technische bedrijven. Ondernemen heeft inmiddels een vaste plaats in het techniekonderwijs van deze scholen.

Voortgezet onderwijs:

International Business College, Ondernemend Onderwijs in Brabant

Het International Business College is een onderdeel van het Willem van Oranje College te Waalwijk.

Havo leerlingen kunnen hier sinds 2008 in vier dagen per week het reguliere havo-programma volgen. Daarnaast kunnen leerlingen solliciteren om een dag per week een speciaal programma economie, management en ondernemerschap te volgen: de Internationale Businessdag. Op die manier is leren ondernemen in het onderwijsprogramma verankerd.

De Internationale Businessdag (IBC) is door docenten, ondernemers en de Avans hogeschool in Den Bosch ontwikkeld. Het biedt de zeer gemotiveerde havo-leerlingen de kans om de uitdaging van het ondernemerschap te ervaren. Het IBC brengt bedrijfsleven en onderwijs dichter bij elkaar en versterkt de ondernemende vaardigheden van de leerlingen. Leerlingen gaan op stage, maken excursies en krijgen gastlessen van mensen uit het bedrijfsleven.

Ook in het slagingspercentage van de havisten van het Willem van Oranje College is het succes van de IBC terug te zien. Van de leerlingen van de normale Havo opleiding is in 2011 78,1% geslaagd. Van de havisten die aan het IBC deelnemen was dit 100%. In 2010 bedroegen deze percentages 82,3% en 93,7%.

MBO:

Leerondernemingen in RijnIJssel

Een samenwerkingsverband van onderwijsinstellingen, ondernemingen, Kamer van Koophandel en een woningcorporatie bevordert het ondernemerschap in het onderwijs door studenten in staat te stellen levensechte opdrachten en evenementen uit te voeren voor bedrijven in de regio Arnhem Nijmegen. Dit doen ze in zogenaamde leerondernemingen. Alleen gemotiveerde, ondernemende studenten komen in aanmerking voor deze opdrachten en zij volgen hiervoor ondersteunende workshops en trainingen. Daarnaast krijgen zij de mogelijkheid opdrachten te acquireren of zelf evenementen op te zetten en uit te voeren. In de praktijk zijn dit projecten met hoofdzakelijk ideële doelstellingen. Deze projecten doen een beroep op belangrijke vaardigheden als initiatief nemen, organiseren, stimuleren, communiceren en improviseren.

Groene Sector:

Ondernemers Academie

Partners voor Ondernemerschap heeft voorjaar 2011 het initiatief genomen om een Ondernemers Academie te vormen. Partners uit bedrijfsleven, onderwijs, onderzoek, overheid en belangenbehartiging in de Agrofoodsector werken hierbij intensief samen om het ondernemerschap in de groene ruimte te versterken.

In de Ondernemers Academie wordt het aanbod van al deze partijen op het gebied van ondernemerschapsontwikkeling bij elkaar gebracht en op elkaar afgestemd, volgens een gedeelde visie op «Ondernemen = LevenLangLeren». De missie is dan ook dat iedere leerling en student in het groen onderwijs tijdens de opleiding ervaart dat ondernemerschap een wenkend perspectief is en dat iedere beroepsbeoefenaar in de groene sector ervaart dat ondernemerschap een wenkend perspectief blijft.

Hoger onderwijs:

Amsterdam Center of Entrepreneurship (ACE)

ACE is een samenwerkingsverband van de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit, Hogeschool Amsterdam en Hogeschool InHolland gericht op het bevorderen van het ondernemingsklimaat. Dit doet ACE met excellent ondernemerschapsonderwijs, internationaal gewaardeerd onderzoek en outreach. ACE ontwikkelt, verzorgt en stimuleert ondernemerschapsonderwijs dat studenten inspireert tot ambitieus en innovatief ondernemerschap. In mei 2011 won ACE de prestigieuze European Entreprise Award

Naast het actieprogramma «Onderwijs en Ondernemerschap» heeft het kabinet afgelopen jaren ook stevig geïnvesteerd in de versterking van het klimaat voor innovatief, kennisintensief en jong ondernemerschap. Het TechnoPartner-programma dat zich specifiek richtte op de diverse knelpunten in de verschillende levensfasen van technostarters, heeft bijgedragen aan meer en betere technostarters van binnen en buiten de kennisinstellingen. Zo werd door de Seed-faciliteit het aanbod van risicokapitaal voor technostarters via medefinanciering in startersfondsen verbeterd. En werden samenwerkingsverbanden van kennisinstellingen en het bedrijfsleven via het Subsidieregeling Kennisexploitatie (SKE) aangemoedigd om structurele voorzieningen voor het valoriseren van technologische kennis rondom kennisinstellingen tot stand te brengen. Inmiddels zijn 20 SKE-samenwerkingsverbanden rondom universiteiten, academisch medische centra en hogescholen gestart, waarvan 2 netwerken specifiek gericht op innovatief ondernemerschap in de creatieve industrie. Via deze projecten zijn tot nu toe 1377 starters ondersteund. En er zijn 761 pre-seed leningen verstrekt met een totale omvang van 17,6 mln. euro.

Het Valorisatieprogramma, dat in 2010 is gestart,is erop gericht dat er de komende jaren structurele verankering van valorisatie rondom kennisinstellingen plaatsvindt. Anders dan het TechnoPartner-programma richt het valorisatieprogramma zich op alle kennisdomeinen zowel het medische, technische, en bèta-onderzoek en het R&D intensieve bedrijfsleven, als ook het alfa en gamma domein, de kunsten en het interdisciplinair onderzoek. Dit door de ontwikkeling van een professionele entrepreneurial pipeline van ondernemerschapsonderwijs en fundamenteel onderzoek tot en met incubatie van nieuwe bedrijven binnen universiteiten en hogescholen of daarbuiten. Bijvoorbeeld door verankering van het ondernemerschapsonderwijs, activiteiten waarmee bestaand onderzoek op commerciële potentie kan worden doorgelicht, beschermen van kennis om deze over te dragen, het ondersteunen van starters via het beschikbaar stellen van preseed-leningen of de bekostiging van technische haalbaarheidstudies (proof-of-concept). Inmiddels zijn 9 valorisatieprogramma’s (budget 43,3 mln. euro) goedgekeurd waarin 14 universiteiten, 16 hogescholen en 2 ROC’s samenwenwerken.

Uit de in 2010 verrichte eenmeting blijkt dat het actieprogramma «Onderwijs en Ondernemerschap» positief bijgedragen aan de doelen van het kabinet. Er is een duidelijke verschuiving binnen het onderwijsveld naar meer stimulering van ondernemerschap en/of ondernemend gedrag. Bovendien voelen studenten zich meer gemotiveerd om te gaan ondernemen. Wel is het kabinet van mening dat verduurzaming van het ondernemerschap in het onderwijs, zeker in het primair en voortgezet onderwijs, nog pril en broos is.

Een aantal cijfers uit de eenmeting4:

  • 32% van alle onderwijsinstellingen – van basisschool tot universiteit – hebben ondernemerschap en of ondernemend gedrag verankerd in de missie of visie van hun onderwijsinstelling. In 2007 was dit nog 29%;

  • 22% van alle onderwijsinstellingen hebben ondernemerschap of ondernemend gedrag verankerd in het curriculum. In 2007 was dit nog 18 procent;

  • 80% van alle universiteiten, hogescholen en ROC’s heeft een ondernemerschapsprogramma en of biedt ondernemerschapsfaciliteiten aan;

  • 60% van de studenten beschouwt zichzelf als ondernemend. Ook is voor 62% van de studenten ondernemerschap een reële beroepswens (een verdubbeling ten opzichte van 2007) en geeft 23% van hen aan zeker ondernemer te willen worden.

  • 75% van de studenten die zich tijdens hun studie bezighouden met «ondernemerschap», zijn positief over ondernemerschap en meer dan de helft wil na hun studie gaan ondernemen.

  • In 2010 waren 12 200 startende ondernemers jonger dan 25 jaar, waarvan 800 startende ondernemers jonger dan 20 jaar. In 2010 was dus 10% van de starters jonger dan 25 jaar.

Vooruitblik

De afgelopen jaren is er een stevige basis gelegd in het onderwijs, vooral in het mbo en het hoger onderwijs, om jonge mensen te stimuleren in hun ondernemerschap en ondernemendheid. Hieraan heeft een stevige investeringsimpuls van de overheid ten grondslag gelegen, met name via de regelingen «Onderwijs Netwerk Ondernemen» en «Centers of Entrepreneurship». Nu deze basis is gelegd is het zaak dat hierop wordt voortgebouwd, waarbij er veel meer nadruk moet komen te liggen op de juiste randvoorwaarden dan op subsidies.

Naar aanleiding van gesprekken met jonge ondernemers (o.a. de Young Entrepreneurial Sagamores Foundation), het onderwijs en andere relevante stakeholders (o.a. de VSNU, de HBO-raad en VNO-NCW) worden de volgende maatregelen voorgesteld om jong en innovatief ondernemerschap en een ondernemende houding van scholieren en studenten in Nederland te bevorderen:

  • 1. Stevige verankering van ondernemerschap in het onderwijs;

  • 2. Wegnemen van praktische belemmeringen voor jong ondernemerschap;

  • 3. Verhogen transparantie en verbeteren informatievoorziening voor jonge ondernemers;

  • 4. Verbeteren van het ecosysteem voor jong ondernemerschap;

  • 5. De overheid als potentiële klant voor jonge en innovatieve ondernemers.

Stevige verankering van ondernemerschap in het onderwijs5

Dit kabinet zet in op stevige verankering van het ondernemerschap in het onderwijs:

  • De verduurzaming van ondernemerschap en ondernemendheid in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs en de lerarenopleidingen is nog onvoldoende geborgd. Het kabinet stelt daarom eenmalig € 2 mln. euro beschikbaar voor verankeringsprojecten in deze sectoren. Onder verankering verstaan we het voor andere onderwijsinstellingen bruikbaar, overdraagbaar en gemakkelijk toepasbaar maken van reeds ontwikkelde en aantoonbaar effectieve ondernemerschapsonderwijsprojecten.

  • In het MBO is vanaf het schooljaar 2011–2012 het ondernemerschap via een certificeerbare eenheid (CE) ondernemerschap verankerd in de landelijke kwalificatiestructuur. Het Kenniscentrum Handel is, in nauwe samenwerking met de MBO Raad, de trekker van de CE Ondernemerschap. Het CE Ondernemerschap biedt MBO-studenten de mogelijkheid hun ondernemerschapvaardigheden verder te ontwikkelen en draagt bij aan een goede voorbereiding op het zelfstandig ondernemerschap. De CE Ondernemerschap borgt dat MBO-studenten desgewenst tijdens de opleiding de basis leren van wat iemand moet kennen en kunnen om een eigen onderneming te starten en te laten groeien. Het streven is circa 30 000–40 000 deelnemers voor te bereiden op een ondernemende loopbaan.

  • De Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) is gestart met de ontwikkeling van een bijzondere kenmerk «Ondernemendheid» in het hoger onderwijs. Het betreft hier een pilot waar opleidingen en instellingen zich vanaf eind dit jaar voor kunnen aanmelden. Vanaf 2012 kunnen opleidingen/instellingen het bijzonder kenmerk «Ondernemendheid» definitief aanvragen bij de NVAO en daarmee de kwaliteit van onderwijs in ondernemerschap en ondernemendheid borgen in hun opleiding c.q. instelling.

  • Tevens werken de Centres of Entrepreneurship verbonden aan de universiteiten en hogescholen samen in een landelijke stichting «GEW Nederland». Een samenwerkingsverband van alle Centres of Entrepreneurship waarin kansen worden gezien om, naast de jaarlijkse organisatie van de GEW, ook op andere vlakken binnen het thema onderwijs en ondernemerschap synergie te creëren door uitwisseling en samenwerking.

  • Het kabinet zal – zij het in een minder intensieve vorm – landelijke initiatieven gericht op jong en innovatief ondernemerschap, waaronder de stichting Jong Ondernemen, stichting New Venture, de Global Entrepreneurship Week en de nationale Studenten Ondernemersprijs (STUOP), ook deze kabinetsperiode blijven ondersteunen.

  • Tot slot zal het Kaufmann-stageprogramma (KSP) voor excellente ondernemende studenten nog 3 jaar worden voortgezet en zal de komende tijd onderzocht worden in hoeverre private partijen een bijdrage kunnen leveren aan (de borging van) dit programma.

Wegnemen van praktische belemmeringen voor jong ondernemerschap.

Ook praktische belemmeringen voor jong ondernemerschap worden weggenomen. Zo zal bijvoorbeeld in de studiefinanciering de bijverdiengrens zo worden ingericht dat deze niet meer nadelig werkt voor studenten die tijdens of meteen na hun studie een eigen bedrijf zijn begonnen. Er bestaat in het jaar van afstuderen nu nog een ongelijkheid tussen studenten die na afstuderen in loondienst zijn getreden en afgestudeerden die ondernemen. Hiertoe zal bij de berekening van het meerinkomen de winst uit de onderneming in het jaar van afstuderen niet langer worden meegeteld.

Het kabinet vindt het belangrijk dat studenten niet alleen hun diploma behalen, maar ook waar mogelijk tijdens hun studie kunnen beginnen met ondernemerschap. Uit signalen die wij hebben gehad van onder meer de Young Entrepreneurial Sagamores blijkt dat dit regelmatig op praktische belemmeringen stuit. Sommige onderwijsinstellingen kiezen er daarom expliciet voor hun onderwijsaanbod zo in te richten dat beide goed te combineren zijn. Een goed voorbeeld is de pilot «Topondernemersregeling» van Windesheim (HBO), Deltion (MBO) en Landstede (MBO) in Zwolle. Binnen het institutionele kader van het middelbaar en hoger onderwijs worden studenten gestimuleerd om hun diploma te halen en een succesvol bedrijf op te bouwen. De hogeschool en de mbo-instellingen gaan onder andere afwijkende tentamenmomenten instellen, en de aanwezigheidsplicht anders inrichten voor succesvolle ondernemers. Ook krijgen de studentondernemers de mogelijkheid hun eigen bedrijf in te brengen als afstudeeronderwerp. Het kabinet vindt het belangrijk dat onderwijsinstellingen die zich willen profileren op het gebied van ondernemerschap hun onderwijs daarop mede inrichten om dit optimaal te ondersteunen.

Het kabinet is daarnaast van mening dat het nuttig is dat meer dan thans postacademisch ondernemerschapsonderwijs wordt aangeboden voor ondernemers die reeds afgestudeerd zijn, mede in het kader van leven lang leren. Wij zullen met onder andere de Centers of Entrepreneurship in overleg treden welke belemmeringen er zijn voor meer postacademisch ondernemerschapsonderwijs.

Verhogen transparantie en verbeteren informatievoorziening voor jonge ondernemers

Het is van belang dat jonge ondernemers weten wat er te koop is. Helaas is gebleken dat de noodzakelijke informatievoorziening nog niet altijd even toegankelijk beschikbaar is voor jonge, potentiële ondernemers. Er zijn meer mogelijkheden en minder belemmeringen dan bij de doelgroep bekend is en of actief gepromoot wordt.

Het verbeteren van de transparantie en informatievoorziening kan gedaan worden door:

  • Onderwijsinstellingen zelf kunnen actiever hun leerlingen en studenten informeren over de mogelijkheden en faciliteiten voor studentondernemers, omdat de studenten die niet altijd goed weten te vinden. De Centres of Entrepreneurship spelen hierbij een grote en belangrijke rol.

  • Het digitale ondernemersloket Antwoordvoorbedrijven.nl, de Kamers van Koophandel en de Belastingdienst zullen zich in hun dienstverlening inzetten om de bestaande mogelijkheden beter onder de aandacht te brengen van jonge ondernemers. Zij zullen een «eigen» omgeving op hun websites voor jonge ondernemers lanceren.

  • Aangezien microfinanciering een belangrijke bron van startkapitaal kan zijn voor jonge ondernemers zal stichtingEigenbaas.nl in samenspraak met Qredits actief studentondernemers gaan ondersteunen en een marketingcampagne starten gericht op MBO-studenten.

Verbeteren van het ecosysteem voor jong ondernemerschap

Dit kabinet wil ervoor zorgen dat onze hoogwaardige toegepaste en academische kennis beter benut kan worden door nieuwe bedrijfjes (onder andere studentondernemers), maar ook door het bestaande MKB. Dat vergt soms andere prikkels voor onderzoekers en wetenschappers, de mogelijkheid dat het intellectuele eigendom van een kennisinstelling toegankelijker wordt, maar bovenal een bloeiend (regionaal) ecosysteem waar onderzoekers, studenten, bedrijven en financiers elkaar weten te vinden en versterken.

Universiteiten en hogescholen ontwikkelen zich meer en meer in ondernemende instellingen. En ook onderzoekers gedragen zich meer ondernemend. Dit kabinet zet dan ook in op verdere verankering van valorisatie, waarbij uiterlijk 2016 tenminste 2,5% van de publieke onderzoeksmiddelen dient te worden ingezet voor het omzetten van kennis in innovaties en nieuwe bedrijvigheid. Naar aanleiding van de strategische agenda hoger onderwijs en de bedrijfslevenbrief van dit kabinet worden diverse maatregelen genomen:

  • Tot en met 2012 bestaat te mogelijkheid voor instellingen die hun valorisatie-infrastructuur in den brede willen versterken om subsidie aan te vragen binnen het eerder genoemde Valorisatieprogramma dat zich onder meer richt op ondernemerschapsonderwijs, Intellectueel Eigendom beleid en incubatie van nieuwe bedrijven.

  • In het hoofdlijnenakkoord dat de staatssecretaris van OCW met de VSNU zal sluiten, worden onder meer afspraken gemaakt over het stimuleren en belonen van valorisatie-inspanningen van onderzoekers.

  • Universiteiten, hogescholen en toegepaste kennisinstituten worden gestimuleerd werk te maken van de verdere professionalisering van technology transfer, bijvoorbeeld door betere samenwerking en taakverdeling, een uniform beleid voor intellectueel eigendom en heldere loketten voor bedrijven.

  • Het kabinet stelt in samenwerking met de Landelijke Commissie Valorisatie indicatoren vast om de valorisatie-inspanningen te kunnen monitoren.

Het is van belang dat onderzoekers, studenten en potentiële jonge ondernemers elkaar nog beter weten te vinden. Die kennisoverdracht vindt natuurlijk in vele vormen plaats binnen hogescholen en universiteiten. Onderzoekers geven les en werken samen met studenten en aio’s aan onderzoeksopdrachten. In het hbo vindt zulke samenwerking plaats binnen het praktijkgericht onderzoek, bijvoorbeeld in het kader van RAAK-programma’s.

Voorwaardelijk aan een betere benutting van wetenschappelijke en toegepaste kennis is dat deze «kennis» ook goed toegankelijk is voor jonge ondernemers. Het gaat dan om enerzijds weten wat er aan kennis aanwezig is, maar anderzijds ook weten wat er met die kennis te doen valt. Verschillende maatregelen worden genomen om de toegankelijkheid van kennis te verbeteren en het bewustzijn van mogelijkheden om met kennis te ondernemen te verhogen, door:

  • Stimuleren van het gebruik van octrooien, octrooipublicaties en het gebruik van de openbare octrooi-databank Espacenet via colleges en workshops voor zowel product- als marktontwikkeling in de businessplannen van jonge ondernemers. Daarbij zullen tevens de mogelijkheid worden geboden om octrooien van derden in te licentieren.6

  • De uitrol van een IP-Roadmap. De VSNU en het Octrooigilde brengen docenten in het hoger onderwijs de basiskennis over Intellectuele Eigendomsrechten bij via masterclasses.

  • De organisatie van gastcolleges en workshops bij universiteiten en HBO instellingen door NL Octrooicentrum.

  • Het bouwen van een kennisinfrastructuur gericht op het ontsluiten van kennisproducten van hogescholen, die gebaseerd is op internationale standaarden voor data-uitwisseling. Door de gezamenlijke aanpak van twintig hogescholen en SURF zijn de portal HBO Kennisbank en www.lectoren.nl ontwikkeld, waardoor publicaties van lectoren, docenten en studenten goed vindbaar en vrij toegankelijk zijn voor maatschappij en bedrijfsleven.

Wanneer je een mooi idee voor een eigen onderneming hebt, moet je dat wél kunnen financieren.

Het kabinet wil tevens de toegang tot financiering verbeteren voor jonge ondernemers. Er zijn verschillende financieringsmogelijkheden afhankelijk van de behoefte van de jonge ondernemer:

  • Het kan voor studentondernemers met een kapitaalbehoefte tot 50 000 euro aantrekkelijk zijn om een microkrediet aan te vragen.

  • De Seed-regeling gericht op verstrekken van «early stage» risicokapitaal voor jonge innovatieve bedrijven wordt als onderdeel van het nieuwe Innovatiefonds MKB+ voortgezet en zelfs uitgebreid.

  • Tot slot zullen hogescholen en universiteiten ondernemende studenten beter informeren over de financieringsmogelijkheden binnen en buiten de onderwijsinstelling, bijvoorbeeld over de toegang tot pre-seed en «proof of concept»-fondsen die ze via ondermeer de SKE-regeling of het Valorisatieprogramma kunnen verstrekken.

Overheid als potentiële klant voor jonge ondernemers.

Het kabinet zet in op een slim inkopende overheid. Het kabinet wil als lead customer ondernemers die aan baanbrekende innovaties voor maatschappelijke vraagstukken werken een duwtje in de rug geven. Jonge ondernemers kunnen een bron voor vernieuwing zijn en verdienen een eerlijke kans.

PIANOo zal komend jaar dan ook twee marktontmoetingen voor jonge ondernemers met een aantal overheidsopdrachtgevers organiseren. Eén marktontmoeting zal een generiek inkoopthema hebben. Hierbij zal gekeken worden naar de sectoren waar jonge ondernemers actief op zijn en de overheid concreet op inkoopt. De tweede marktontmoeting zal gerelateerd zijn aan een primair inkoopproces en er zal hierbij zoveel mogelijk aangesloten worden op de topsectoren aanpak. De jonge ondernemers zullen benaderd worden via de ontmoetingsplaatsen van jonge innovatieve ondernemers (onder andere Centres of Entrepreneurship, Young Entrepreneurial Sagamores).

Daarnaast bevat het wetsvoorstel voor een nieuwe Aanbestedingswet, dat op dit moment bij de Tweede Kamer ligt, reeds een aantal belangrijke elementen die de toegang van jonge ondernemers, vaak zonder trackrecord, bij aanbestedingen verbeteren.


X Noot
1

Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap «Kwaliteit in Verscheidenheid» (Kamerstuk 32 188, nr. 194); Bedrijfslevenbrief «Naar de top, het bedrijfslevenbeleid in actie(s)» (Kamerstuk 32 637, nr. 15).

X Noot
2

Om de voortgang van het actieprogramma te kunnen meten is er een 0-meting uitgevoerd. Vervolgens is er halverwege het programma een 1-meting gedaan en na afloop van het programma zal de 2-meting worden gedaan. Daarnaast zijn er specifieke evaluaties op instrumentniveau naar de effectiviteit van de ingezette instrumenten.

X Noot
3

Stichting ter bevordering van ondernemerschap en onderwijs uit de Verenigde Staten.

X Noot
4

Onderwijs en Ondernemerschap, Eenmeting 2010, Gibcus, P. et al (2010), EIM.

X Noot
5

In 2012 zal de 2-meting «onderwijs en ondernemerschap» plaatsvinden. In oktober van dit jaar verschijnt de tussenevaluatie van de Centers of Entrepreneurship. Nog dit jaar wordt de eindevaluatie voor het TechnoPartner-programma aanbesteed.

X Noot
6

zie ook www.espacenet.com en http://nl.espacenet.com/

Naar boven