32 626 Wijziging van de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie

Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 19 april 2011

1. Algemeen

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de bijdragen van de leden van de fracties van de VVD, de PvdA en de SP, op het verslag bij het onderhavige wetsvoorstel. Graag ga ik hieronder in op de gestelde vragen.

2. Doel en aanleiding

De leden van de VVD-fractie stelden de vraag of het begrip «zaak» in juridische zin afdoende te definiëren en af te bakenen is.

Het begrip «zaak» is in het rechtsverkeer (met name het Burgerlijk Wetboek) reeds gedefinieerd als een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object (artikel 2 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek). Voor wat betreft de afbakening is het zo dat de gedelegeerde handelingen concreet de producten zullen omschrijven waar ze op zien. In juridische zin is het begrip dus af te bakenen en te definiëren.

De leden van de PvdA-fractie constateerden dat nog niet bekend is welke nieuwe energiegerelateerde producten onder de richtlijn gaan vallen en welke eisen hieraan gesteld gaan worden. Zij verzochten aan te geven wat de inzet zal zijn op dit gebied.

In principe vallen alle energiegerelateerde producten onder de richtlijn. Welke producten echter (door het opstellen van een gedelegeerde handeling) daadwerkelijk een energielabel krijgen, wordt bepaald door de Europese Commissie. De Commissie zal daarbij naar waarschijnlijkheid het werkplan volgen dat opgesteld is voor de Richtlijn nr. 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (ook wel Richtlijn Ecodesign genoemd). Momenteel wordt het werkplan voor de Commissie voor de jaren 2012–2014 opgesteld. Bij de opstelling daarvan wordt onder andere gekeken naar het totale energieverbruik van het product per jaar (energieverbruik per product maal aantal producten dat per jaar verkocht wordt in de Unie) en het besparingspotentieel. Bij elk product uit dit werkplan waarvoor een voorbereidende studie wordt uitgevoerd, wordt nagegaan of het zinvol is om voor dit product een energielabel op te stellen. Een energielabel heeft vooral toegevoegde waarde indien blijkt dat er veel verschillen in het energieverbruik bestaan en het label daarmee voor de consument inzicht biedt welk product het meest efficiënt is. Op grond van deze afwegingen stelt de Europese Commissie voor bepaalde producten een gedelegeerde handeling op. Recent zijn (vernieuwde) energielabels vastgesteld voor koelvriesapparatuur, wasmachines, vaatwassers en televisies en op korte termijn worden (vernieuwde) energielabels verwacht voor airconditioners, warmwater- en verwarmingsapparatuur en verlichting.1 In het regeerakkoord is opgenomen dat Nederland streeft naar scherpe milieueisen aan producten. Nederland zet zich er daarom bij de Europese Commissie voor in dat zo veel mogelijk producten van een label zullen worden voorzien.

De leden van de PvdA-fractie vroegen onder welke voorwaarden besloten kan worden om een product dat niet aan de gedelegeerde handeling voldoet te verbieden.

De nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (hierna: nVWA) houdt toezicht op de wettelijke bepalingen betreffende het energielabel. Indien wordt vastgesteld dat een product niet voldoet aan de gestelde eisen voor wat betreft de etikettering van het product, is de leverancier verplicht ervoor te zorgen dat de etikettering van het product alsnog aan de eisen voldoet. Als blijkt dat de etikettering van een product daarna nog steeds niet aan de eisen uit de gedelegeerde handelingen voldoet, dan moet de toezichthouder ervoor zorgen dat het uit de handel genomen wordt.

De leden van de SP-fractie vroegen om een completer overzicht van producten die niet onder de oude, maar wel onder de nieuwe richtlijn vallen.

Onder de oude richtlijn vielen alleen «huishoudelijke» producten (in de praktijk witgoed, ovens, air-conditioners en lampen). Onder de herziene richtlijn vallen in principe alle energiegerelateerde producten. Welke producten echter (door het opstellen van een gedelegeerde handeling) een energielabel krijgen, wordt bepaald door de Europese Commissie. In het energie efficiency plan heeft de Commissie aangegeven dat zij in elk geval een energielabel voor ramen wil opstellen. Daarnaast vallen bijvoorbeeld ook isolatiematerialen en waterbesparende douchekoppen onder het bereik van de nieuwe richtlijn.

De leden van de SP-fractie stelden dat de vormgeving van de consumenteninformatie van groot belang is. Zij vroegen of het energieverbruik in voor consumenten begrijpelijke eenheden wordt vermeld en of de kostenbesparing wordt vermeld. Het energielabel vermeldt behalve de energieklasse van het product onder andere ook het energieverbruik in kWh per jaar. Als voorbeeld is in de bijlage bij deze nota naar aanleiding van het verslag een drietal reeds vastgestelde labels opgenomen. Het vermelden van de kosten op het energielabel is niet zinvol omdat de energieprijzen in Europa en in de tijd verschillen terwijl het energielabel hetzelfde is in alle lidstaten en door de fabrikant bij het product in de verpakking gedaan wordt.

Omdat de energiekosten per jaar relevante informatie voor consumenten bij aankoop kan zijn, hebben de branche-organisatie, leveranciers en detailhandel met steun van de overheid het project «Energieweter» opgezet (www.energieweter.nl). Bij de deelnemende detailhandel worden alle producten met een verbruik van meer dan 100 kWh per jaar voorzien van een aanduiding met de energiekosten per jaar. Energieweter is een Nederlands initiatief en levert aanvullende energie-informatie naast het Europese energielabel.

De leden van de SP-fractie vroegen of de nieuwe richtlijn tevens zorg draagt voor een automatisme waarmee de technische vooruitgang in de labels wordt verwerkt en in een aanscherping van het gebruik dat de labels representeren.

Nederland is voorstander van een regelmatige aanpassing van de (indeling in) energieklassen. In alle gedelegeerde handelingen voor energielabels is opgenomen dat na een bepaalde termijn de maatregel moet worden geëvalueerd met het oog op eventuele aanpassing (van de energieklassen) aan het voortschrijden van de technologie. De Europese Commissie houdt bij het vaststellen van de evaluatie termijn rekening met de snelheid van de technologische vooruitgang.

Bij de herziening wordt per productgroep beoordeeld of herijking nodig is, zodat het energielabel voldoende ruimte blijft bieden om nog energie-efficiëntere producten aan te duiden.

De leden van de SP-fractie en de leden van de VVD-fractie vroegen of en wanneer een voorstel van een algemene maatregel van bestuur wordt voorgehangen.

De algemene maatregel van bestuur wordt op dit moment voorbereid. Deze wordt zo spoedig mogelijk na aanname van het wetsvoorstel door uw Kamer bij u voorgehangen op grond van artikel 34a van de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie.

De leden van de SP-fractie informeerden naar de planning voor de implementatie van de nieuwe richtlijn voor de productinformatie in de verschillende categorieën. Deze leden vroegen of vooruitlopend op Europese regels nationaal alvast maatregelen getroffen kunnen worden en zo nee, hoe in dat geval verzekerd wordt dat er tempo gemaakt wordt met de invoering van consumenteninformatie over het energieverbruik van producten.

Het is niet toegestaan om nationale eisen te stellen zodra op Europees niveau een begin is gemaakt met de procedure om te komen tot het opstellen van eisen voor de desbetreffende producten (het beginsel van Gemeenschapstrouw). De richtlijn is immers gebaseerd op artikel 194 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en dat betekent dat er sprake is van volledige harmonisatie van de eisen die bij een gedelegeerde handeling aan een bepaald product gesteld worden. Er is dan ook voor lidstaten maar zeer beperkte ruimte om nationaal eisen te stellen, namelijk in die gevallen waar op Europees niveau nog geen enkel signaal is afgegeven dat er op dat niveau eisen ontwikkeld gaan worden. Daarbij komt dat gebruikmaking van die beperkte ruimte tot extra lasten voor het bedrijfsleven kan leiden, indien die eisen kort daarop toch via een Europese gedelegeerde handeling tot van nationale eisen afwijkende nieuwe voorschriften zouden leiden. Ten slotte geldt dat nationale eisen aan producten al snel als een niet gerechtvaardigde handelsbelemmering worden beoordeeld, waardoor dergelijke eisen in de Europese context niet zullen worden geaccepteerd.

Het invoeren van vrijwillige maatregelen, zoals bijvoorbeeld het HR-keur voor verwarmings- en warmwatertoestellen, is wel mogelijk. Ook het eerder genoemde nationale initiatief «Energieweter» zorgt voor informatie voorziening aan consumenten over energieverbruik. Producten die meer dan 100 kWh per jaar verbruiken worden opgenomen in het Energieweter systeem. Hieronder vallen bijvoorbeeld ook beeldschermen en computers, producten waarvoor geen energielabel is.

De lidstaten zijn voor de voortgang van de maatregelen voor energielabels dus afhankelijk van de Europese Commissie. Door de voorstellen van de Commissie te steunen kunnen zij de voortgang van de totstandkoming van gedelegeerde handelingen bespoedigen. Nederland heeft dit tot nu toe gedaan en zal dit blijven doen.

3. Administratieve lasten

De leden van de VVD-fractie en de leden van de SP-fractie vroegen om een indicatie van de te verwachten administratieve lasten in Nederland en andere lidstaten. Voorts vroegen de leden van deze fracties of de algemene maatregel van bestuur voorgelegd zal worden aan Actal en of dit advies aan de Tweede Kamer kan worden gestuurd.

Een indicatie van de totale administratieve lasten in de nieuwe situatie is op dit moment nog niet te geven. Een overzicht van administratieve lasten in andere lidstaten is evenmin beschikbaar. De totale kosten hangen namelijk af van de precieze invulling van de gedelegeerde handelingen en het aantal producten waarvoor een gedelegeerde handeling wordt opgesteld. De Commissie zal bij de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen gevraagd worden een schatting hiervoor te maken. Er zijn wel gegevens beschikbaar over de huidige lasten van etiketteringsverplichtingen. Uit een eerdere meting van de administratieve lasten is gebleken dat de administratieve lasten als gevolg van bestaande etiketteringsverplichtingen voor acht categorieën huishoudelijke apparatuur ongeveer € 0,3 mln bedragen. In de nota van toelichting bij de algemene maatregel van bestuur zal zoveel mogelijk een nadere indicatie van de te verwachten administratieve lasten worden opgenomen. Hoewel het op grond van werkafspraken tussen Actal en mij niet meer gebruikelijk is regelgeving van mijn ministerie voor een ex-ante toets voor te leggen, zeg ik u hierbij graag toe de algemene maatregel van bestuur aan Actal voor te leggen en het advies aan u toe te sturen gelijktijdig met de voorhang van dat besluit.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven