32 626 Wijziging van de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie

Nr. 12 VERSLAG VAN EEN INTERPARLEMENTAIRE CONFERENTIE

Vastgesteld op 19 juni 2012

Op maandag 26 en dinsdag 27 maart 2012 vond in Kopenhagen een interparlementaire conferentie plaats over energie-efficiëntie in productie, gebouwen en transport in het kader van het Deense voorzitterschap van de Europese Unie (EU). Deze conferentie had de vorm van een gemeenschappelijke vergadering van leden van de parlementaire commissies in de nationale parlementen van de EU waar energie-efficiëntie aan de orde is. Naast het lid Van Veldhoven (D66) namen vertegenwoordigers van nationale parlementen uit 19 lidstaten deel aan de conferentie.

Europese regelgeving op het gebied van energie-efficiëntie

De conferentie werd geopend door de heer Martin Lidegaard, de Deense minister voor klimaat, energie en gebouwen. Hij benadrukte de ambitieuze doelstelling van het Deense voorzitterschap van de EU op het gebied van energie-efficiëntie. De transitie naar een koolstofarme economie wordt door Lidegaard beschouwd als manier om een groeitraject voor de Europese economie tot stand te brengen in tijden van financiële crisis. De Europese energie-efficiëntierichtlijn (EER) wordt door Denemarken beschouwd als vehikel om deze transitie te bereiken, en de heer Lidegaard riep de aanwezigen op om bij te dragen aan het bereiken van een akkoord over deze Europese richtlijn voor 1 juli. Naast een akkoord over deze richtlijn streeft het Deens voorzitterschap naar Raadsconclusies over het Europese Energie-stappenplan 2050, dat bedoeld is te faciliteren dat industrie, MKB en burgers in de EU de transitie naar een koolstofarme economie kunnen maken in de komende decennia. Ook streeft Denemarken naar besluitvorming over het Europese voorstel over energie-infrastructuur, als cruciaal onderdeel voor diversificatie, economische groei en energiezekerheid. Ten slotte streeft Denemarken naar een gezamenlijke Europese positie tijdens de internationale klimaat- en energieonderhandelingen.

Reacties delegaties

Naar aanleiding van vragen van de aanwezige parlementaire vertegenwoordigers werd gesproken over het verwerven van steun bij burgers voor het zeer technische onderwerp energiebesparing. De heer Lidegaard legt verantwoordelijkheid hiervoor bij politici, via het betrekken van de private sector en belanghebbenden. Tevens werd de betrokkenheid van de bouwsector bij renovatie van bestaande bouw besproken en de manier waarop verplichtingen in Denemarken eens stimulans vormen hiertoe. De toegang tot financiële middelen en de juiste informatie vormen nog obstakels voor het MKB. Ook werden financieringsproblemen bij bedrijven en overheden om te investeren in een koolstofarme economie en mogelijke compenserende maatregelen zoals het oormerken van een deel van de structuurfondsen aan de orde. Op initiatief van het lid Van Veldhoven namens de Tweede Kamer werd gesproken over het potentieel van het stellen van normen voor producten via de Europese ecodesignrichtlijn. Dit wordt beschouwd als een belangrijk parallel te bewandelen pad naast de discussie over de richtlijn energie-efficiëntie.

Na de eerste discussieronde zette de Deense Europarlementariër Britta Thomsen de positie van het Europees Parlement (EP) over de EER uiteen. Zij is hierbij betrokken als schaduwrapporteur voor de S&D en spreekt net als Lidegaard hoop uit een akkoord te bereiken tussen het EP en de Raad binnen de termijn van het Deens voorzitterschap tot 1 juli 2012. Mevrouw Thomson stelt dat afhankelijkheid van energie uit andere, minder betrouwbare landen een probleem is en beschouwt energiebesparing als de goedkoopste manier om deze afhankelijkheid te verlagen. Vervolgens belichtte ze de speerpunten van het EP, zoals de bindende doelstellingen, financieringsmogelijkheden vanuit bestaande fondsen en het Meerjarig Financieel Kader (MFK) in de vorm van een energie-efficiëntie fonds en roadmaps voor renovatie van bestaande bouw, waarin energiearmoede wordt meegenomen. Ze benadrukte dat het EP zal strijden voor behoud van artikel 6 met doelstellingen voor energiebedrijven en vertelt dat het EP de Europese Commissie heeft gevraagd om een assessment van de samenhang tussen de EER en het emissiehandelsysteem (ETS). Ten slotte sprak ze haar teleurstelling uit over de houding van de Raad die per artikel de richtlijn probeert te verzwakken.

Reacties delegaties

In reactie op het betoog van mevrouw Thomson werd gediscussieerd over de noodzaak van financiële ondersteunende maatregelen, bijvoorbeeld door leningen via de EIB beschikbaar te stellen voor renovatie, naast de gelden uit Europese fondsen. Tevens wordt gesproken over de kosten van slimme meters met het oog op energiearmoede die in sommige lidstaten worden gedragen door subsidies, over de grote verschillen tussen lidstaten van de EU en over het instellen van «uitstoot per capita» als benchmark om de lidstaten beter te kunnen vergelijken.

De heer Lars Aagaard sprak op de conferentie namens de Deense energiebedrijven over de situatie en het beleid in Denemarken. Denemarken is één van de meest energie-efficiënte landen ter wereld en is met name vooruitstrevend op het gebied van windenergie, warmtekrachtkoppeling en energiebelasting. De heer Aagaard stelde dat stabiele politieke steun voor de Deense energiestrategie van groot belang is voor de energie-industrie en geeft aan dat de verplichtingen voor energiebesparing in combinatie met subsidies voor de juiste prikkels voor bedrijven zorgt. In Denemarken wordt nu gezocht naar mogelijkheden voor elektrificatie van de maatschappij om op de productietoename van windenergie in te kunnen spelen. De heer Aagaard vertelde dat energiearmoede nooit echt onderwerp van debat is geweest in Denemarken doordat stijgende kosten van energie voor diegenen die deze kosten niet kunnen dragen worden gecompenseerd door uitkeringen. Ten slotte waarschuwde hij om geen energiebeleid te kopiëren, maar met alle elementen rekening te houden bij het ontwikkelen van een energiestrategie en benadrukte hij het belang van strengere regulering en Europese samenwerking.

Reacties delegaties

Het verhaal van de heer Aagaard kon op veel interesse van de aanwezige delegatie rekenen. Er werden vragen gesteld, uiteenlopend van belastingtarieven voor energiebedrijven en voor consumenten, de rol van nucleaire energie en de invloed van Deense bedrijven op de Deense energiestrategie.

Energie-efficiëntie in gebouwen

De eerste dag van de conferentie werd afgesloten door de heer Thorben Esbensen over energiezuinig bouwen. De technische mogelijkheden hiertoe werden geïllustreerd aan de hand van een reeks voorbeelden waar zijn bedrijf Esbensen Consulting Engineering aan heeft gewerkt, uiteenlopend van passieve huizen en duurzame havens tot stadsplanning. Eén van de voorbeelden betreft het EU Hospitals project; een mede door Europees geld gefinancierd project waar het Deventer Ziekenhuis deel van heeft uitgemaakt.

Reacties delegaties

In reactie op zijn presentatie werd door de vertegenwoordigers gesproken over het energie-efficiënt renoveren van beschermd erfgoed waarvoor samenwerking met de architect onontbeerlijk is en over technologische ontwikkelingen van zonne-energietoepassingen zoals geïntegreerde zonnecellen. Naar aanleiding van een vraag van het lid Van Veldhoven namens de Tweede Kamer gaf de heer Esbensen aan dat gemiddeld 12 tot 14% extra investering nodig is om energie-efficiënte technologie toe te passen, wat in Denemarken via subsidieprogramma’s toegankelijk wordt gemaakt voor mensen met weinig investeringsruimte.

Energie-efficiëntie in transport

Het gedeelte van de conferentie over energie-efficiëntie in de transportsector ving aan met een bezoek aan het Europese Milieuagentschap, dat zetelt in Kopenhagen. De reeks presentaties aldaar gaven inzicht in de effecten van Europese regelgeving op energiebesparing in de transportsector en de manier waarop de data die op basis van deze regelgeving door lidstaten wordt verzameld wordt verwerkt in de rapportages zoals het Transport and Environment Reporting Mechanism (TERM) van het Europees Milieuagentschap.

De tweede dag van de conferentie stond in het teken van de blik op de toekomst voor koolstofarme transportsector. De heer Arno Behrens van het Centre of European Policy Studies (CEPS) stelde dat het gebruik van fossiele brandstoffen en transport over de weg momenteel overheersen in de Europese transportsector. Een eerste stap om deze sector te transformeren heeft de Europese Commissie het Witboek Transport gepubliceerd met ambitieuze middellange- en langetermijndoelstellingen. Het CEPS werkt met een groep belanghebbenden aan een aanpak voor de transitie in de transportsector, om te beginnen met 15 maatregelen waarin standaarden en belastingen centraal staan. De aanpak van het CEPS betreft alle transportmiddelen, waarvoor verschillende benaderingen noodzakelijk zijn die mede worden bepaald door grote verschillen tussen de investeringen en terugverdientermijnen bij bijvoorbeeld de productie van auto’s en schepen.

De heer Brian Hansen, adviseur in Kopenhagen, zet in zijn presentatie uiteen hoe in Kopenhagen het fietsbeleid is vormgegeven en wordt uitgevoerd. Deze voor Nederlanders bekende nadruk op de fiets als energiezuinig vervoermiddel bevatte een originele benadering, door niet alleen het transportmiddel maar ook het aantal personen per transportmiddel als uitgangspunt te nemen bij beleidsvorming.

De interventies van de aanwezige vertegenwoordigers van nationale parlementen naar aanleiding van beide sprekers gingen over de beschikbaarheid van Europese fondsen voor de transitie in de transportsector, over manieren om piekaanbod van hernieuwbare energiebronnen zoals wind op te vangen over het opzetten van infrastructuur voor gas in relatie tot investeringen in echte hernieuwbare bronnen. Tevens werd gesproken over het effect van het optimaliseren van verkeersstromen in de EU, waarvoor het gebruik van ICT en het gebruik van data nog nadere ontwikkeling vergt. Het laatste onderwerp van gesprek betrof het bewerkstelligen van een mentaliteitsverandering ten aanzien van energie via onderwijs en training aan kinderen en volwassenen. Hiervoor is in Denemarken veel aandacht.

Tijdens de laatste sessie van de conferentie besprak de heer Wolfgang Schade van het Fraunhofer instituut in Duitsland een groot aantal aanbevelingen voor energiebesparing per transportmiddel en in algemene zin in de transportsector. Deze aanbevelingen vormen steeds een combinatie van technologische ontwikkeling, prijsbeleid en regelgeving, die nodig is om de Europees en internationaal vastgestelde doelstellingen te behalen. Tevens ging de heer Schade in op het belang van biobrandstoffen en stadsmobiliteit. Vervolgens gaf de heer Philippe Doublet van Renault inzicht in de visie van de Franse autoproducent op energie-efficiëntie. Zijn verhaal betrof technologische ontwikkelingen, waardoor bijvoorbeeld de aanwezige energie in brandstoffen optimaal door een auto worden gebruikt en over elektrisch en hybride rijden. Daarnaast besprak de heer Doublet noodzakelijke aanpassingen in bijvoorbeeld de rijstijl van chauffeurs en de toegevoegde waarde van regelgeving zoals snelheidslimieten.

Reacties delegaties

De discussie naar aanleiding van deze presentaties spitste zich toe op de haalbaarheid van doelstellingen ten aanzien van het gebruik van biobrandstoffen en de gevolgen hiervan voor ontwikkelingslanden. Tevens werd de betaalbaarheid van elektrisch vervoer besproken. Het lid Van Veldhoven stelde een vraag over de impact van strenge Europese normen op de internationale concurrentiepositie van Europese autoproductiemaatschappijen ten opzichte van landen waar geen ecologische normen gelden. Hierop gaf de heer Doublet aan dat regelgeving en normstelling wordt ondersteund door productiemaatschappijen omdat het Europese voorbeeld in veel landen navolging krijgt.

De delegatie

Van Veldhoven

De griffier

Vermeer

Naar boven