32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 83 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 januari 2013

Graag bied ik u, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Defensie, hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 21 januari 2013 inzake Chemische wapens in Syrië.

Politieke ontwikkelingen

De situatie in Syrië blijft erg zorgwekkend. Het geweld gaat door en steeds meer burgers worden slachtoffer daarvan. Een politieke oplossing voor het conflict lijkt ver weg. Tijdens een toespraak op 6 januari jl. bleek wederom dat President Assad niet bereid is tot enige vorm van constructieve dialoog. Hij ontkende dat er een opstand gaande is in Syrië, zag geen ruimte voor een politieke transitie en zette in op verdere intensivering van het gewapend conflict. Het kabinet blijft derhalve van mening dat Assad geen deel zal kunnen uitmaken van het nieuwe Syrië.

In zijn toespraak wees Assad internationale bemiddeling van de hand, hetgeen het werk van VN-vertegenwoordiger Brahimi ernstig bemoeilijkt. Brahimi blijft inzetten op een vredesplan op basis van het Genève communiqué van 30 juni jl. en heeft hierover op hoog niveau overleg gevoerd met de VS en Rusland, en met de National Coalition for Syrian Revolutionary and Opposition Forces («de Coalitie») en regionale actoren. Zijn laatste gesprek met de VS en Rusland heeft vooralsnog niet tot een doorbraak geleid. Het kabinet is voorstander van een politieke oplossing van het conflict, steunt Brahimi in zijn werk en ziet in de weigering van Assad om aan een politieke oplossing deel te nemen een bevestiging van de noodzaak om waar mogelijk de druk op het regime op te voeren.

Op initiatief van Zwitserland stuurden 57 landen op 14 januari jl. een brief aan de VN-Veiligheidsraad, waarin zij de Veiligheidsraad oproepen om de situatie in Syrië door te verwijzen naar het Internationaal Strafhof. Nederland was een van de medeondertekenaars. Op 18 januari jl. hebben vijf leden van de Veiligheidsraad, waaronder VK, Frankrijk en Luxemburg, een verklaring uitgebracht waarin zij pleiten voor doorverwijzing van de situatie in Syrië naar het Internationaal Strafhof. Het kabinet is van mening dat verdachten van ernstige internationale misdrijven in Syrië hun vervolging niet mogen ontlopen en stelde eerder al geld beschikbaar voor documentatie van schendingen en training van mensenrechtenactivisten om schendingen vast te leggen.

Militaire aspecten

In de afgelopen periode zijn er door het Syrische regime ballistische raketten afgevuurd, vooralsnog uitsluitend op Syrisch grondgebied. Als de vijandelijkheden in Syrië verder escaleren en het regime verder in het nauw komt, kan de dreiging tegen andere landen, waaronder Turkije, sterk toenemen. Derhalve heeft het kabinet naar aanleiding van een verzoek van Turkije aan de NAVO om bijstand besloten tot inzet van Patriot antiraketsystemen in Zuid-Oost-Turkije. Het gaat hierbij om de bescherming van de bevolking en het grondgebied van NAVO-bondgenoot Turkije en de-escalatie van de crisis langs de zuidoostelijke grenzen van het bondgenootschap. In de aanloop naar de NAVO-vergadering van de ministers van defensie op 20–21 februari zult u verder geïnformeerd worden over de stand van zaken omtrent de Patriots.

Recent verschenen in de pers (o.a in The Cable, de online uitgave van Foreign Policy) berichten dat Syrische regeringstroepen eind december in Homs een chemisch wapen zouden hebben ingezet. Deze berichten waren gebaseerd op getuigenverklaringen. In reactie daarop heeft het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken verklaard dat er geen aanwijzingen waren dat deze berichten op waarheid berusten. Ook anderszins is het kabinet op dit moment niets bekend over het gebruik van chemische wapens in Syrië. Daarnaast is het kabinet bekend met berichtgeving over wapenleveranties aan rebellen en training van rebellen in omliggende landen, maar kan deze berichten niet bevestigen.

Een aantal Russische schepen, zowel oppervlakteschepen als onderzeeboten, is bezig aan een grootschalige oefening in de Middellandse Zee. Er nemen schepen aan deel uit de verschillende vloten van Rusland, zoals de Baltische Vloot, de Noordelijke vloot en de Zwarte Zeevloot. De oefening vindt plaats van 19 tot 29 januari. Het staat Rusland vrij een dergelijke oefening op zee te houden zolang zij zich houden aan de bepalingen van het VN verdrag inzake het recht van de zee (UNCLOS). Het kabinet beschouwt de oefening als een poging van Rusland om het belang van zijn rol in het gebied te onderstrepen. Ook zou het Rusland in de gelegenheid stellen om zich voor te bereiden op een eventuele evacuatie van de Russische staatsburgers uit Syrië, mocht de situatie daar aanleiding toe geven. Eerder zijn enkele tientallen Russische staatsburgers met vliegtuigen opgehaald. Overigens zijn er circa 30.000 Russische staatsburgers in Syrië.

Humanitaire hulp

In 2012 heeft Nederland ruim € 23,5 miljoen beschikbaar gesteld ten behoeve van slachtoffers van de Syrische crisis, zowel binnen Syrië als aan Syrische vluchtelingen in de buurlanden. Deze hulp is gekanaliseerd via UNHCR (€ 17 miljoen), WFP (€ 2 miljoen), UNICEF (€ 0,5 miljoen), het Rode Kruis (€ 3,3 miljoen) en Stichting Vluchteling (€ 1 miljoen).

De humanitaire situatie is mede door de barre winter inmiddels nog verder verslechterd en uitermate zorgwekkend. Het door UNHCR gecoördineerde Syria Regional Response Plan (SRRP) voor Syrische vluchtelingen in de buurlanden voor de periode januari – juni 2013 heeft een budget van ruim $ 1 miljard en het Humanitarian Assistance Response Plan voor humanitaire hulp binnen Syrië van ruim $ 0,5 miljard. Er wordt rekening gehouden met 1,1 miljoen vluchtelingen medio 2013, terwijl het aantal behoeftigen binnen Syrië naar schatting 4 miljoen bedraagt, waarvan 2 miljoen ontheemden.

Gezien de ernst van de situatie heeft Nederland medio januari een extra bijdrage van € 5 miljoen beschikbaar gesteld aan UNHCR. Uit oogpunt van efficiëntie en effectiviteit geeft Nederland humanitaire hulp bij acute crises bij voorkeur als een ongeoormerkte bijdrage aan de coördinerende VN-instantie. UNHCR, wier programma grotendeels uitgevoerd wordt door NGO’s, kan als coördinerende organisatie mede op basis van informatie van de NGO’s ter plaatse het beste beoordelen waar de noden het hoogst zijn en op deze wijze worden waar mogelijk overlap en gaten in de humanitaire hulpverlening voorkomen. In het SRRP zijn ook activiteiten opgenomen van lokale en internationale NGO’s, waaronder NGO’s met Nederlandse counterparts: World Vision International, International Rescue Committee, CARE International, Save the Children, Terre des Hommes, Caritas en de Nederlandse NGO War Child Holland.

In Syrië zelf kunnen enkele internationale NGO’s beperkt werken, de VN werkt daarom daar vooral samen met de Syrische Rode Halve Maan en lokale civiele organisaties. Zoals vermeld in de brief aan uw Kamer d.d. 5 september 2012 (uw referentie 32 623 nr. 70) is via Stichting Vluchteling € 1 miljoen beschikbaar gesteld voor grensoverschrijdende medische hulp, die uitgevoerd wordt door een internationale partner omdat het bereiken van behoeftigen in niet door de regering gecontroleerde gebieden via traditionele kanalen niet altijd mogelijk is.

Onder andere in het kader van wederopbouw is Nederland in contact met de Syrische oppositie. Het kabinet ziet voor de Assistance Coordination Unit van de Coalitie een belangrijke rol weggelegd voor facilitatie van humanitaire toegang, informatieverschaffing over noden en coördinatie van humanitaire hulp in gebieden die niet meer onder controle van het regime staan. Voor de wederopbouwfase zou deze rol overgenomen kunnen worden door het trustfund, dat in oprichting is en tot doel heeft om donoren te koppelen aan lokale uitvoerders van wederopbouwactiviteiten. Nederland ondersteunt dergelijke initiatieven waar mogelijk en zet bestaande steun aan de oppositie voort, zoals toegang tot vrij internet en training van burgerjournalisten. Tenslotte zijn gesprekken met het Nederlands maatschappelijk middenveld en bedrijfsleven gaande over toekomstige wederopbouwactiviteiten, onder meer met betrekking tot capaciteitsopbouw van lokaal bestuur en herstel van de watervoorziening. Nederland ziet in de post-conflictplanning waar mogelijk een coördinerende rol voor de VN weggelegd.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven