32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 50 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 oktober 2011

Naar aanleiding van het verzoek van de griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 8 juli 2011 bied ik u hierbij de reactie aan op het rapport «Libya: an uncertain future» van de Franse denktank Centre international de recherches et d’Etudes sur le terrorisme & l’Aide aux victimes du terrorisme (CIVET-AVT)» van mei 2011.

Dit rapport baseert zich in belangrijke mate op bezoeken van de onderzoekers aan Libië (zowel Oost als West) in de periode eind maart–eind april 2011. Daardoor is de informatie inmiddels gedateerd.

Verder ben ik tot de conclusie gekomen dat dit document weinig toevoegt aan het politieke debat. Er staan feitelijke onjuistheden in het rapport. Er is sprake van onvolledige en tendentieuze weergaves van de besluitvorming van VN en NAVO, evenals van inconsistente beschrijvingen van het regime van kolonel Qaddafi.

In het politieke debat in Frankrijk over de ontwikkelingen in Libië heeft dit Franse rapport geen rol gespeeld ondanks het feit dat het rapport aan de Franse president is gericht en de Franse positie ten aanzien van de ontwikkelingen in Libië expliciet wordt behandeld.

In gesprekken heb ik de Nationale Overgangsraad verscheidene keren gewezen op hun verantwoordelijkheid t.a.v. Libië. Zij moeten de weg wijzen naar een vrije en democratische samenleving gebaseerd op respect voor de rechten van de mens waaronder de rechten van minderheden. De signalen die ik van de leiding van de Nationale Overgangsraad hierover ontvang, stellen mij voorlopig gerust. Ik zal eventuele toekomstige Nederlandse steun aan de NTC te allen tijde in dit licht blijven bekijken. Verdere uitgangspunten van het Nederlandse beleid voor het nieuwe Libië zijn uitgewerkt in de brief die ik u op 16 september 2011 heb gestuurd.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

Naar boven