Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 augustus 2018
In reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van uw Kamer
inzake het onderzoek van de OPCW naar de gifgasaanval in Douma en het besluit waarbij
de OPCW de bevoegdheid krijgt om ook daders aan te wijzen van aanvallen met chemische
wapens, zoals ontvangen op 29 juni 2018 kan ik u als volgt informeren.
De Directeur-Generaal van de OPCW heeft op 6 juli jl. een tussenrapport naar de lidstaten
gezonden over het onderzoek door de OPCW Fact Finding Mission (FFM) in Douma. De FFM
is dit onderzoek gestart omdat er sterke aanwijzingen waren dat bij deze aanval chemische
wapens zijn ingezet. Het rapport biedt echter nog geen definitief oordeel over het
gebruik van chemische wapens bij deze aanval. Het rapport vermeldt wel dat er sporen
van chloor zijn gevonden, alsmede twee (industriële) gascilinders en residuen van
explosieven, maar de exacte betekenis van en het verband tussen deze vondsten moet
nog worden bepaald. Er zijn geen sporen van organofosfaat-zenuwgassen zoals VX of sarin gevonden.
De FFM heeft aangegeven meer tijd nodig te hebben om definitieve conclusies te kunnen
trekken en zet het onderzoek voort. Het kabinet kan en wil niet op deze conclusies
vooruitlopen en wacht het eindrapport af. Op welke datum het zal verschijnen is nog
niet bekend.
Het besluit om de FFM in te zetten wordt door de Directeur-Generaal geheel zelfstandig
genomen: hij heeft geen goedkeuring of instemming van de lidstaten nodig, noch hoeft
hij de lidstaten vooraf te raadplegen of te informeren.
Het tweede deel van de vraag van uw Kamer betreft het besluit dat op 27 juni jl. tijdens
een bijzondere zitting van de Conferentie van Lidstaten van de OPCW, is genomen. Nederland
was één van de cosponsors van dit besluit.
Dit besluit bevat een aantal belangrijke onderdelen die tot doel hebben de norm tegen
het gebruik van chemische wapens te herbevestigen en te versterken. Ik geef u hieronder
een kort overzicht van de belangrijkste punten uit het besluit.
Het besluit veroordeelt in sterkst mogelijke termen elk gebruik van chemische wapens.
Het bevestigt de steun van de lidstaten aan het Chemisch Wapenverdrag en aan het onafhankelijke
werk van de Directeur-Generaal en het Technisch Secretariaat (TS) van de OPCW. Daarnaast
geeft het besluit het TS opdracht om maatregelen te nemen om daders van het gebruik
van chemische wapens in Syrië te identificeren door alle potentieel relevante informatie
met betrekking tot de origine van chemische wapens te identificeren en daarover te
rapporteren – zowel in die gevallen waarin de FFM vaststelt of heeft vastgesteld dat
er (waarschijnlijk) chemische wapens zijn ingezet als in die gevallen waarin het voormalige
OPCW-UN Joint Investigative Mechanism (JIM) geen rapport heeft uitgebracht.
Voorts wordt het TS geautoriseerd om informatie te delen met het International, Impartial and Independent Mechanism (IIIM) dat bewijzen verzamelt van oorlogsmisdrijven en mensenrechtenschendingen in
Syrië. Het kabinet steunt het IIIM omdat het in de visie van Nederland een belangrijke
rol speelt om te komen tot vervolging van daders van internationale misdrijven in
Syrië. De mogelijkheid voor de OPCW om informatie te delen met het IIIM kan een belangrijke
bijdrage leveren aan het bereiken van dat doel.
Tenslotte bevestigt het besluit het belang van het identificeren van verantwoordelijken
voor de inzet van chemische wapens. Het onderstreept de toegevoegde waarde van een
onafhankelijk onderzoek door het TS met het oog op attributie van een vermeende aanval
met chemische wapens. Dit opent de weg voor de OPCW om niet alleen in Syrië onderzoek
te doen naar daders en verantwoordelijken.
De komende maanden moet het besluit in de praktijk gestalte gaan krijgen. Attributie-onderzoek
in Syrië kan op korte termijn starten. De Directeur-Generaal is gevraagd om tijdens
de eerstvolgende Conferentie van Lidstaten van de OPCW (november 2018) met voorstellen
te komen om de capaciteit van het TS o.a. op dit punt te versterken. Nederland blijft
het TS waar mogelijk steunen.
De feitelijke situatie van straffeloosheid voor daders, verergerd sinds het verlopen
van het mandaat van het JIM, wordt hiermee tegengegaan. Het kabinet verwelkomt het
besluit dan ook als belangrijk element bij het handhaven en bevestigen van de norm
tegen het gebruik van chemische wapens.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok