32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 188 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2018

Graag bied ik hierbij een reactie op het verzoek van de vaste Kamercommissie van Buitenlandse zaken van 6 februari jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 48, Regeling van werkzaamheden) om een Kamerbrief over de recente gifgas aanvallen in Syrië.

Het kabinet heeft met grote zorg kennisgenomen van de recente berichtgeving van inzet van chemische wapens in Douma, Oost-Ghouta en Idlib. Opnieuw zouden burgers, waaronder kinderen, het slachtoffer zijn geworden van aanvallen met chemische wapens. Het kabinet heeft in de VN-Veiligheidsraad zijn grote bezorgdheid uitgesproken over deze berichten en heeft opgeroepen tot onafhankelijk onderzoek naar de aanvallen en vervolging van de vermeende daders.

Daarnaast zijn recent in de media berichten verschenen over onderzoek van de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW) waarin het regime zou worden gelinkt aan de chemische wapenaanval op Ghouta in augustus 2013. Monsters van het chemische wapen (sarin) dat bij de chemische aanval op Ghouta is gebruikt, zouden overeenkomen met monsters van het sarin dat bij de regime-aanval op Khan Sheikhoen in 2017 is gebruikt. Ook monsters van de chemische wapenvoorraden die in 2013 door het regime bij toetreding tot de Chemische Wapens Conventie zijn aangegeven, zouden overeenkomen met de monsters die in Ghouta en Khan Sheikhoen zijn gevonden.

Deze berichten kan de OPCW niet bevestigen, hetgeen het prematuur maakt om hier directe consequenties aan te verbinden. Wel versterken de berichten de verdenking dat het Syrische regime bij voortduring chemische wapens heeft gebruikt tegen zijn bevolking en vormen ze reden te meer voor het kabinet om Syrië krachtig te (blijven) veroordelen voor het gebruik van chemische wapens.

Het gebruik van chemische wapens is onder internationaal recht onder geen beding geoorloofd, de inzet van deze wapens mag dan ook nooit onbestraft blijven. Het kabinet zet zich daarom, zowel binnen als buiten de VN-veiligheidsraad, samen met gelijkgezinde landen in om het gebruik van chemische wapens in Syrië te stoppen, als ook om accountability mogelijk te maken en het belang van naleving van internationaal recht te benadrukken. Het kabinet roept in VN-veiligheidsraad verband de strijdende partijen op internationaal recht na te leven, waaronder ook respect voor de beginselen van terughoudendheid en proportionaliteit valt.

De in 2013 aangenomen VNVR-resolutie 2118 over het gebruik van chemische wapens in Syrië verbiedt de Syrische autoriteiten om dergelijke wapens te produceren, te bezitten of over te dragen aan niet-statelijke actoren. Mw. Nakamitsu, de VN-Hoge Vertegenwoordiger voor Ontwapeningsaangelegenheden, onderstreepte op 5 februari jl. in een briefing aan de VN-Veiligheidsraad dat de implementatie van deze resolutie 2118 nog steeds niet volledig ten uitvoer is gebracht. Het kabinet heeft in de VN-Veiligheidsraad de Syrische autoriteiten hierover bekritiseerd, hen opgeroepen om, als lidstaat van de OPCW, serieus met de OPCW samen te werken en zo snel mogelijk alle openstaande vragen van de OPCW te beantwoorden.

Nederland steunt het voortdurende onderzoekswerk van de Fact Finding Mission (FFM) van de OPCW naar het gebruik van chemische wapens in Syrië en roept alle landen op zich blijvend ervoor in te zetten dat de FFM haar werk onafhankelijk kan uitvoeren. De onderzoeksresultaten van de FFM werden tot voor kort – naast andere informatiebronnen – door het VN-OPCW Joint Investigative Mechanism (JIM) gebruikt bij (vervolg)onderzoeken naar de vraag wie verantwoordelijk was voor de inzet van deze chemische wapens. Het JIM is in 2015 opgericht door de VN-veiligheidsraad en was een goed functionerend mechanisme dat onafhankelijk onderzoek kon verrichten. Zo heeft het JIM in diverse rapporten geconcludeerd dat het Assad-regime verantwoordelijk was voor het gebruik van chemische wapens in 2014 (Talmenes), 2015 (Sarmin) en 2017 (Khan Sheikhoen), terwijl ISIS verantwoordelijk werd gehouden voor een aanval met mosterdgas in 2016. Het valt dan ook zeer te betreuren dat het mandaat van het mechanisme niet is verlengd in oktober 2017 door tegenwerking van Rusland in de VN-Veiligheidsraad. Ook in de OPCW probeert Rusland, bijgestaan door Iran, te voorkomen dat de Uitvoerende Raad van de OPCW Syrië veroordeelt voor het niet nakomen van zijn verplichtingen onder de Chemische Wapens Conventie en voor het gebruik van chemische wapens. Nederland spreekt Rusland aan op deze houding in zowel de VN-veiligheidsraad als in de Uitvoerende Raad van de OPCW.

Nu het mandaat van het JIM helaas niet is verlengd en er nu dus geen internationaal attributiemechanisme is, staat het kabinet open voor elk voorstel dat accountability, gerechtigheid en naleving van internationaal recht versterkt. Het kabinet stelt daarbij wel een aantal minimumvoorwaarden die nodig zijn om te zorgen voor een geloofwaardig, onafhankelijk en neutraal accountability-mechanisme. Deze voorwaarden zijn dat een onderzoekmechanisme een mandaat heeft waarbij het onafhankelijk van de VN-Veiligheidsraad opereert, zelfstandig onderzoek kan doen naar de mogelijke inzet van chemische wapens door alle partijen bij het gewapend conflict in Syrië en zelfstandig (van de VN-Veiligheidsraad) daderschap toe kan kennen.

Het kabinet steunt daarnaast het recent gelanceerde Franse initiatief voor een internationaal partnerschap tegen straffeloosheid voor het gebruik van chemische wapens, waarbij landen informatie kunnen delen over de inzet van chemische wapens wereldwijd. Nederland behoort tot de groep landen die het initiatief gelanceerd heeft.

Om straffeloosheid tegen te gaan en naleving van internationaal recht te bevorderen, pleit Nederland in diverse internationale fora consequent voor accountability voor schendingen van humanitair oorlogsrecht en mensenrechten in Syrië, meest recent in de Mensenrechtenraad en de derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN.

De Algemene Vergadering van de VN heeft in 2016 het IIIM opgericht, het International, Impartial and Independent Mechanism to Assist in the Investigation and Prosecution of Persons Responsible for the Most Serious Crimes under International Law Committed in the Syrian Arab Republic since March 2011 dat bewijs zal verzamelen, analyseren en bewaren van schendingen van humanitair oorlogsrecht en mensenrechten en dossiers voor zal bereiden voor mogelijke strafrechtelijke vervolging. Bewijs van het gebruik van chemische wapens hoort hier uiteraard ook bij. Nederland heeft in totaal 2,5 miljoen euro bijgedragen en heeft in maart vorig jaar een vergadering gefaciliteerd waarbij zo’n 200 experts, waaronder een groot aantal Syriërs, hun kennis en verwachtingen hebben gedeeld met het oprichtingsteam van het IIIM om de oprichting en inwerkingtreding zo spoedig mogelijk te laten verlopen.

Nederland steunt de Commission of Inquiry on the Syrian Arab Republic die door de Mensenrechtenraad is ingesteld. Het IIIM zal nauw samenwerken met deze commissie die al sinds 2011 feitenonderzoek verricht. Nederland blijft ondertussen pleiten voor doorverwijzing door de VN-Veiligheidsraad van de situatie in Syrië naar het Internationaal Strafhof, omdat het Syrische regime tot nu toe niet in staat is gebleken of bereid lijkt te zijn geweest zelf strafrechtelijk onderzoek in te stellen.

De recente berichten over inzet van chemische wapens tekenen zich af tegen een achtergrond van een verdere extreme geweldsescalatie in Syrië. Het Syrische regime en zijn bondgenoten zijn een offensief gestart in oppositiegebieden Idlib en omgeving Ghouta, met grote gevolgen voor de humanitaire situatie ter plaatse. Sinds de start van het offensief in de provincie Idlib in december 2017, zijn ruim 300.000 mensen ontheemd geraakt en is naar verluidt ook veel civiele infrastructuur onbruikbaar gemaakt door luchtaanvallen. Oost-Ghouta wordt aanhoudend bestookt vanuit de lucht en is al sinds november 2017 verstoken van humanitaire hulp. Het Turkse offensief dat op 20 januari jl. in Afrin werd gestart, bemoeilijkt de humanitaire situatie in het land verder (Kamerstuk 33 623, nrs. 186 en 187).

Het kabinet is van mening dat duurzame vrede alleen kan worden bereikt door middel van een politieke oplossing binnen de kaders van VN-Veiligheidsraadresolutie 2254. Voor duurzame stabiliteit in Syrië is ook berechting van degenen die zich schuldig maakten aan schendingen van het internationaal recht, waaronder het plegen van aanvallen met chemische wapens, van groot belang. Het kabinet blijft daarom investeren in accountability.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A.M. Kaag

Naar boven