32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 147 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2015

Op 29 maart bezocht ik voor de derde keer in twee jaar Jordanië. In het vluchtelingenkamp Al Za'atari sprak ik onder meer met Syrische vluchtelingen die niet afhankelijk willen zijn van hulp, maar met weinig middelen kleine bedrijfjes zijn begonnen. Het is even wennen, maar in het kamp, aan de «Champs Elysees» en aan «Fifth Avenue» vind je er steeds meer: schoonheidssalons, groentewinkeltjes, fietsenmakers en telefoonwinkels. In deze derde stad van het land met 83.000 inwoners zijn sinds kort ook twee supermarkten, opgericht onder verantwoordelijkheid van het World Food Programme, met honderden personeelsleden, allemaal vluchtelingen. De producten worden gekocht van Jordaanse producenten in de omgeving en de zaken gaan zo goed dat er al plannen zijn voor nog twee supermarkten, zodra de Jordaanse autoriteiten dat toestaan. Klanten betalen hun boodschappen elektronisch, met een credit card van de VN, waarmee ze in het hele land bij honderden geselecteerde ondernemingen terecht kunnen. Distributie van voedsel is daarmee overbodig geworden. Dat is goed voor de lokale economie en buitengewoon efficiënt. WFP kijkt mee bij de transacties, zodat eventueel misbruik van de credit cards snel gezien en gecorrigeerd kan worden.

In veel opzichten is een rondgang in Al Za'atari een kijkje in de toekomst van humanitaire hulp in chronische crises, waarin nieuwe methoden, innovatieve technieken en zelfredzaamheid centraal staan. Inmiddels gaat wereldwijd bijna een kwart van alle voedselhulp via cash en vouchers. Dat is een goede ontwikkeling want om de groei van humanitaire noden bij te kunnen houden zal de humanitaire sector moeten vernieuwen. Betere hulp tegen lagere kosten.

Toch zijn er ook nog grote problemen waarvoor het minder gemakkelijk is een oplossing te vinden. Dit bleek tijdens een ontmoeting met burgemeesters en raadsleden van de gemeentes rondom het Za'atari kamp en in gesprekken met de Jordaanse ministers van Planning en Lokaal Bestuur. Meer dan 80% van de Syrische vluchtelingen in Jordanië verblijft niet in een van de kampen, maar trekt naar dorpen en steden, op zoek naar werk. In Libanon zijn zelfs helemaal geen kampen en wonen alle vluchtelingen in gastgemeenschappen. Al deze mensen zorgen voor een grote toename van de druk op gemeentelijke diensten en faciliteiten, zoals onderwijs, gezondheidszorg, afvalverwerking en drinkwater. Ook de banen die ze hopen te vinden zijn ofwel ontoegankelijk voor vluchtelingen of gewoon onvoldoende voorhanden. Overbelaste diensten en faciliteiten en competitie voor betaald werk zorgen ervoor dat spanningen tussen vluchtelingen en de eigen bevolking in de landen van opvang toenemen.

Ik bezocht een Jordaanse school waar ook Syrische kinderen worden onderwezen. De klassen zijn overvol, met gemiddeld 70 kinderen per klas. Daarnaast is door gebrek aan klasruimtes de schooldag in tweeën geknipt. In de ochtend krijgen de Jordaanse kinderen les en in de middag de kinderen uit Syrië. En toch is het nog niet genoeg. Vrijwel alle scholen hebben wachtlijsten en omdat er geen geld is voor nieuwe lokalen en extra leerkrachten gaan tienduizenden Syrische kinderen niet naar school. Hulporganisaties proberen voor deze kinderen enkele dagen per week informele scholing te regelen in buurthuizen en zalen, maar een echte oplossing is nog ver weg. Zowel in het formele als het informele onderwijs speelt het probleem dat vele Syrische kinderen kampen met psychosociale problemen door wat ze hebben meegemaakt. Het ontbreekt aan de nodige kennis en vaardigheden om deze kinderen de speciale zorg te geven die ze nodig hebben.

In Jordanië was voor de Syrië crisis al een tekort aan drinkwater. Het land beschikt nauwelijks over voldoende waterbronnen voor zijn eigen bevolking en de ondergrondse waterreserves zijn kwetsbaar voor vervuiling en uitputting. Door de toestroom van vluchtelingen is dit probleem verergerd en in verschillende delen van het land waar bronnen zijn is het waterpeil sinds het begin van de Syrië crisis gevaarlijk snel gezakt. Bronnen raken uitgeput. De regering is zich hiervan bewust en vraagt in het Jordan Response Plan grootschalige internationale hulp voor het afwenden van snel naderend watertekort met catastrofale gevolgen voor de Jordaanse economie en bevolking.

Landen van opvang betalen een hoge prijs voor hun gastvrijheid. Inmiddels hebben bijna 4 miljoen Syriërs hun land verlaten en toevlucht gezocht in Turkije, Libanon, Jordanië en Irak. Zonder uitzicht op een oplossing voor het conflict in hun eigen land en door gebrek aan perspectief voor het opbouwen van een nieuw bestaan in de buurlanden komt inmiddels een tweede migratiestroom op gang, waar ook Europa mee wordt geconfronteerd. Om de opvang van Syrische vluchtelingen in de regio voor langere tijd te kunnen volhouden is niet alleen veel geld nodig voor de vluchtelingen, er zal ook veel meer aandacht moeten worden gegeven aan de sociaaleconomische gevolgen voor de buurlanden. Investeringen zijn nodig om te voorkomen dat de dienstverlening op lokaal niveau, die inmiddels kraakt in zijn voegen, geheel faalt. Daarnaast is er behoefte aan activiteiten die gericht zijn op voorkomen van conflicten tussen vluchtelingen en gastgemeenschappen.

Na mijn vorige bezoek aan Jordanië heb ik de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de gemeente Amsterdam gevraagd of zij hun kennis en ervaring met het aanpakken van grootstedelijke problemen beschikbaar kunnen stellen aan hulporganisaties en gemeenten in en rond Al Za'atari. Inmiddels loopt dit programma bijna een jaar en zoals ik in Jordanië kon zien en horen van alle betrokkenen (ministers, burgemeesters en hulporganisaties) worden de adviezen uit Amsterdam bijzonder gewaardeerd. De kern van het succes is dat Amsterdamse experts de problemen integraal in kaart brengen en vervolgens met alle partijen werken aan oplossingen voor iedereen, vluchteling of niet. Goed voorbeeld is drinkwater, waarvoor een masterplan is opgesteld waarvan zowel de vluchtelingen in het kamp als de inwoners van omliggende gemeenten profiteren. Voor afvalverwerking is eveneens een geïntegreerd plan uitgewerkt, waarin ook ideeën zijn opgenomen voor het winnen van energie uit afval. Het is duidelijk dat de door VNG en Amsterdam gekozen aanpak werkt. In Jordanië is veel interesse om de samenwerking voort te zetten en wellicht verder uit te bouwen. Ook Libanon heeft kennis genomen van dit initiatief en de VNG gevraagd om mogelijkheden daar in kaart te brengen. Bij de VNG hebben zich inmiddels andere Nederlandse gemeenten gemeld die ook graag een bijdrage willen geven. Ik ondersteun dit soort initiatieven graag, waarbij de hulpvraag uiteraard altijd het uitgangspunt zal moeten zijn.

Om de impact van de aanwezigheid van grote aantallen vluchtelingen het hoofd te kunnen bieden hebben de buurlanden inmiddels samen met de VN responsplannen uitgewerkt. Jordanië zegt in 2015 een bedrag van 2,9 miljard USD nodig te hebben. Het is niet waarschijnlijk dat bedragen van deze omvang door donoren bijeen kunnen worden gebracht. Echter, door zijn status als midden-inkomensland heeft Jordanië geen toegang tot laag concessionele leningen, terwijl dat wel een belangrijke bijdrage aan de oplossing zou kunnen zijn. Ik ben van mening dat om de buurlanden van Syrië bij te staan bij opvang van zoveel humanitair leed, toegang tot goedkopere leningen van de internationale financiële instellingen serieus moet worden overwogen. Ik zal dit onderwerp met collega's uit andere donorlanden bespreken en aan de orde stellen bij de voorjaarsvergadering van de Wereldbank later deze maand.

Internationale pledging conferentie voor de Syrië crisis

Op 31 maart was ik in Koeweit bij de derde internationale pledging conferentie voor de Syrische crisis, die zich na ruim 4 jaar heeft ontwikkeld tot de grootste humanitaire crisis van deze tijd. En het einde is nog niet in zicht. Door het aanhoudende geweld leven 4 van de 5 Syriërs inmiddels in armoede. In de komende weken zal het aantal Syrische vluchtelingen het ongelofelijke aantal van 4 miljoen bereiken. Een trieste mijlpaal.

In het eerste jaar van het conflict, dat begon in 2011, waren 1 miljoen Syriërs afhankelijk van humanitaire hulp, in 2015 zijn dat er 12,4 miljoen. De helft van deze slachtoffers zijn kinderen. Twee miljoen kinderen in Syrië gaan niet naar school. In de buurlanden zijn dat er nog eens 600.000. Een hele generatie dreigt verloren te gaan voor de toekomst van het land, niet alleen omdat ze onderwijs mislopen, ook omdat velen kampen met de gevolgen van trauma.

In 2014 presenteerde de VN noodhulpverzoeken voor de Syrië crisis van in totaal 5 miljard USD. In 2015 is dit opgelopen tot 8,4 miljard. Tijdens de tweede Koeweit conferentie in januari 2014 werd in totaal 2,4 miljard USD toegezegd. Hiervan is volgens de VN inmiddels 90% uitbetaald. Voor 2015 komen de totale toezeggingen op 3.8 miljard USD. De Europese Unie blijft de belangrijkste bron van financiering voor VN hulpprogramma’s, met een totale bijdrage van bijna 1,1 miljard euro. De Europese Commissie draagt 500 miljoen euro bij en de bijdragen van EU lidstaten zijn totaal 599 miljoen. Binnen de Europese Unie vallen de bijdragen van Duitsland (255 miljoen euro) en het Verenigd Koninkrijk (145 miljoen euro) op. Andere opvallende toezeggingen tijdens de conferentie waren Koeweit (500 miljoen USD), Verenigde Staten (507 miljoen USD), Qatar (160 miljoen USD), Verenigde Arabische Emiraten (100 miljoen USD) en Noorwegen (93 miljoen USD). Ook opvallend was dat tijdens een bijeenkomst van vooral regionale NGO’s op 30 maart in Koeweit, een bedrag van 506 miljoen USD was toegezegd.

Namens Nederland heb ik in Koeweit een bijdrage van 33 miljoen euro toegezegd voor 2015. Hiervan was 12 miljoen al eerder bekend gemaakt tijdens de conferentie over Syrische vluchtelingen in Berlijn in december 2014. Van de totale bijdrage van 33 miljoen gaat 8 miljoen naar UNHCR voor de opvang van vluchtelingen, 10 miljoen naar WFP voor voedselhulp en 2 miljoen naar UNRWA voor hulpverlening aan 500.000 Palestijnen die in Syrië in buitengewoon ernstige omstandigheden verkeren. Verder heb ik voor een consortium van Nederlandse hulporganisaties, werkzaam in Syrië en in de buurlanden, een bedrag van 12 miljoen euro vrijgemaakt uit het Relief Fund en gaat 1 miljoen euro via het Nederlandse Rode Kruis naar de Syrian Arab Red Crescent (SARC). Tijdens de conferentie in Koeweit heb ik, zoals afgesproken met uw Kamer, aanwezige landen opgeroepen om hun toezeggingen zo snel mogelijk daadwerkelijk uit te betalen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven