Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juli 2014
Hierbij treft u aan een reactie op het rapport «De betrokkenheid van Turkije bij wandaden
in Syrië» van Jubilee Campaign en de Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM), waarom
u verzoekt in uw brief van 3 juli. Tevens worden hiermee de schriftelijke vragen van
het lid De Roon over dit rapport beantwoord (2014Z12618).
Alvorens een reactie te geven op het rapport, dient onderstreept te worden dat Turkije
zich in een steeds roerigere regio bevindt. De hele strategische omgeving van Turkije
is in beweging geraakt en losgeraakt van zijn ankers. Hierop is al vaker gewezen,
maar na het conflict in Syrië staat nu ook de stabiliteit van Irak onder druk. Met
het conflict in Syrië heeft Turkije rechtstreeks te maken: het vangt volgens de laatste
berichten al 800.000 Syrische vluchtelingen op. Daarnaast ziet Turkije aan de overkant
van de Zwarte Zee de onrust in de Oekraïne. Turkije ziet deze ontwikkelingen als een
bedreiging van de stabiliteit van het land, zeker ook door de dreiging van jihadistische
groeperingen in en vanuit Syrië en Irak.
Ook Nederland voelt een mogelijke dreiging van jihadistische strijders. Nederland
en Turkije hebben hier dan ook een gemeenschappelijk belang en werken samen bij de
bestrijding van terroristische organisaties, door de veiligheidsrisico’s van radicale
groepen in conflictgebieden tegen te gaan en van personen die tot dergelijke organisaties
willen toetreden. Tijdens de laatste Wittenburgconferentie in februari hebben Nederland
en Turkije afgesproken deze samenwerking te versterken speciaal wat betreft de bestrijding
van «foreign fighters». Verder werkt Turkije nauw met Nederland samen binnen het Global
Counterterrorism Forum. Daarnaast blijkt ook uit het feit dat Turkije onlangs Jabhat
al-Nusra en ISIS op de lijst van terroristische organisaties heeft geplaatst, dat
het de bestrijding van dergelijke groepen serieus neemt.
Nederland heeft geen aanwijzingen dat Turkije steun verleent aan jihadistische groeperingen,
zoals Jabhat al-Nusra en ISIS. Dat wil niet zeggen dat het kabinet aantijgingen over
vermeende Turkse steun aan jihadistische groeperingen wegwuift. Dit onderwerp is door
mij meerdere malen aan de orde gesteld, onder meer in gesprekken met mijn Turkse collega
Davutoğlu en diens collega voor Europese Zaken Cavusoğlu. Turkije ontkent telkens
stellig en ondubbelzinnig dat het steun verleent aan jihadisten.
Ook in contacten met andere partners zoals Duitsland en de VS stelt Nederland dit
onderwerp aan de orde. Daarnaast wordt het onder de aandacht gebracht bij EU-collega’s
waaruit is gebleken dat deze landen, evenmin als Nederland, indicaties hebben voor
Turkse steun aan jihadisten. Zij zien dan geen aanleiding voor een (internationaal)
onderzoek, en een Nederlandse «Alleingang» ligt niet voor de hand. Evenmin is er op
deze gronden aanleiding om de stationering van de Nederlandse Patriotraketten in Turkije
te heroverwegen. Nederland voldoet met de Patriot-missie aan de bondgenootschappelijke
solidariteit in het kader van de NAVO. De missie is nadrukkelijk bedoeld ter bescherming
van de Turkse burgerbevolking.
Verder verwijst het kabinet wat betreft de deelonderwerpen van het rapport naar de
antwoorden die de Kamer hierover bij vijf eerdere gelegenheden zijn toegegaan.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
F.C.G.M. Timmermans