32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 135 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juli 2014

Hierbij treft u aan een reactie op het rapport «De betrokkenheid van Turkije bij wandaden in Syrië» van Jubilee Campaign en de Aramese Beweging voor Mensenrechten (ABM), waarom u verzoekt in uw brief van 3 juli. Tevens worden hiermee de schriftelijke vragen van het lid De Roon over dit rapport beantwoord (2014Z12618).

Alvorens een reactie te geven op het rapport, dient onderstreept te worden dat Turkije zich in een steeds roerigere regio bevindt. De hele strategische omgeving van Turkije is in beweging geraakt en losgeraakt van zijn ankers. Hierop is al vaker gewezen, maar na het conflict in Syrië staat nu ook de stabiliteit van Irak onder druk. Met het conflict in Syrië heeft Turkije rechtstreeks te maken: het vangt volgens de laatste berichten al 800.000 Syrische vluchtelingen op. Daarnaast ziet Turkije aan de overkant van de Zwarte Zee de onrust in de Oekraïne. Turkije ziet deze ontwikkelingen als een bedreiging van de stabiliteit van het land, zeker ook door de dreiging van jihadistische groeperingen in en vanuit Syrië en Irak.

Ook Nederland voelt een mogelijke dreiging van jihadistische strijders. Nederland en Turkije hebben hier dan ook een gemeenschappelijk belang en werken samen bij de bestrijding van terroristische organisaties, door de veiligheidsrisico’s van radicale groepen in conflictgebieden tegen te gaan en van personen die tot dergelijke organisaties willen toetreden. Tijdens de laatste Wittenburgconferentie in februari hebben Nederland en Turkije afgesproken deze samenwerking te versterken speciaal wat betreft de bestrijding van «foreign fighters». Verder werkt Turkije nauw met Nederland samen binnen het Global Counterterrorism Forum. Daarnaast blijkt ook uit het feit dat Turkije onlangs Jabhat al-Nusra en ISIS op de lijst van terroristische organisaties heeft geplaatst, dat het de bestrijding van dergelijke groepen serieus neemt.

Nederland heeft geen aanwijzingen dat Turkije steun verleent aan jihadistische groeperingen, zoals Jabhat al-Nusra en ISIS. Dat wil niet zeggen dat het kabinet aantijgingen over vermeende Turkse steun aan jihadistische groeperingen wegwuift. Dit onderwerp is door mij meerdere malen aan de orde gesteld, onder meer in gesprekken met mijn Turkse collega Davutoğlu en diens collega voor Europese Zaken Cavusoğlu. Turkije ontkent telkens stellig en ondubbelzinnig dat het steun verleent aan jihadisten.

Ook in contacten met andere partners zoals Duitsland en de VS stelt Nederland dit onderwerp aan de orde. Daarnaast wordt het onder de aandacht gebracht bij EU-collega’s waaruit is gebleken dat deze landen, evenmin als Nederland, indicaties hebben voor Turkse steun aan jihadisten. Zij zien dan geen aanleiding voor een (internationaal) onderzoek, en een Nederlandse «Alleingang» ligt niet voor de hand. Evenmin is er op deze gronden aanleiding om de stationering van de Nederlandse Patriotraketten in Turkije te heroverwegen. Nederland voldoet met de Patriot-missie aan de bondgenootschappelijke solidariteit in het kader van de NAVO. De missie is nadrukkelijk bedoeld ter bescherming van de Turkse burgerbevolking.

Verder verwijst het kabinet wat betreft de deelonderwerpen van het rapport naar de antwoorden die de Kamer hierover bij vijf eerdere gelegenheden zijn toegegaan.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven