32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 118 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 november 2013

Naar aanleiding van uw brief d.d. 31 oktober 2013 met verzoek om informatie over de effectiviteit van de noodhulp in Syrië alsmede de veiligheidssituatie van hulpverleners, kan ik u het volgende berichten.

Nederlandse humanitaire hulp binnen Syrië / besteding

De totale Nederlandse hulp voor slachtoffers van de Syrische crisis bedraagt tot op heden 59 miljoen euro. Nederland streeft naar een maximale effectiviteit van de humanitaire hulp. Door ongeoormerkte bijdragen aan humanitaire organisaties kan ter plaatse bepaald worden waar het geld het meest nodig is en worden lacunes en overlappingen zoveel mogelijk voorkomen.

Van deze 59 miljoen euro is 31,5 miljoen euro beschikbaar gesteld ten behoeve van vluchtelingen in buurlanden, inclusief lokale gastgemeenschappen die Syrische vluchtelingen opvangen. Voor hulp binnen Syrië is 15 miljoen euro beschikbaar gesteld. Het resterende bedrag ad 12,5 miljoen euro betreft ongeoormerkte bijdragen aan VN-organisaties die zowel voor hulpbehoevenden binnen Syrië als vluchtelingen in de buurlanden kunnen worden aangewend.

De expliciet voor ontheemden binnen Syrië bestemde noodhulp van 15 miljoen euro is gekanaliseerd via UNHCR (7,5 miljoen euro), World Food Programme (2 miljoen euro), het Rode Kruis (2,5 miljoen euro) en drie cross-border-projecten van Nederlandse NGO’s (3 miljoen euro). Hulpbehoevenden bevinden zich zowel in gebieden onder controle van de regering als van de oppositie. Hulp via VN-organisaties, mede uitgevoerd door NGO’s en lokale partners waaronder de Syrische Rode Halve Maan (SARC), wordt verstrekt waar de nood het hoogst is, op basis van de humanitaire principes van neutraliteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid, in alle veertien provincies van Syrië. Datzelfde geldt voor het Rode Kruis. Het is derhalve niet mogelijk aan te geven welk deel van de Nederlandse ongeoormerkte bijdragen ten goede komt aan slachtoffers in door de overheid of de oppositie gecontroleerd gebied. De begunstigden van de cross-border projecten bevinden zich in oppositiegebied, voornamelijk in het noorden van het land.

Effectiviteit / veiligheidssituatie hulpverleners

De grootste uitdaging van hulpverlening binnen Syrië is het gebrek aan toegang tot ontheemden en andere hulpbehoevenden. Hulpverlening vanuit Damascus naar met name oppositiegebieden over frontlijnen heen (cross line) is moeizaam en gevaarlijk door bureaucratische obstakels van de regering-Assad en de honderden lokale gewapende milities, meestal maar niet uitsluitend van de oppositie. Daarnaast doen verontrustende berichten de ronde dat opzettelijke onthouding van voldoende voedsel en hulp aan bepaalde gebieden door met name maar niet uitsluitend het regime als strijdmiddel wordt ingezet.

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 2 oktober jl. voor het eerst in de Syrië-crisis een (niet-bindende) presidentiele verklaring aangenomen over de humanitaire situatie in Syrië en de gevolgen hiervan voor de buurlanden. In de verklaring worden strijdende partijen nadrukkelijk opgeroepen tot het verlenen van humanitaire toegang aan hulporganisaties tot hulpbehoevenden binnen Syrië. VN Onder-Secretaris-Generaal voor Humanitaire Aangelegenheden Valerie Amos verklaarde echter onlangs dat de humanitaire toegang sindsdien weinig tot niet verbeterd is. Volgens de President van het Internationale Comité van het Rode Kruis zou de toegang wel iets verbeterd zijn maar is deze nog steeds slecht, in het bijzonder voor medische hulpverlening en in betwiste gebieden. Ondanks de gebrekkige toegang heeft de VN in 2013 tot dusverre met 34 hulpkonvooien vanuit Damascus ruim 2,4 miljoen mensen cross-line kunnen bereiken. In september jl. heeft WFP aan 2,7 miljoen behoeftigen in geheel Syrië voedselhulp verstrekt.

In delen van Noord-Syrië vindt op bescheiden schaal grensoverschrijdende hulp vanuit Turkije plaats door NGO’s (cross-border). Zonder een Veiligheidsraadresolutie en toestemming van de regering in Damascus kunnen VN-organisaties formeel geen cross-border hulp verlenen. Aangezien de drie Nederlandse projecten nog in uitvoering zijn, is het te vroeg om een oordeel over de effectiviteit te geven, maar de NGO’s doen al het mogelijke om de hulp op de juiste plaats te brengen. Aanhoudende schermutselingen tussen gewapende oppositiegroepen in Noord-Syrië maken dat ook deze vorm van hulp aan steeds grotere veiligheidsrisico’s onderhevig is.

In Damascus is het aantal door de regering toegestane internationale NGO’s inmiddels uitgebreid tot vijftien. Verreweg het belangrijkste uitvoeringskanaal voor humanitaire hulp is de Syrische Rode Halve Maan (SARC), zowel voor VN-organisaties als het ICRC. De SARC, met vele duizenden vrijwilligers, heeft inmiddels 23 stafleden verloren. Ook lokale VN-medewerkers zijn omgekomen. Zeven stafleden van het ICRC werden onlangs ontvoerd; vier van hen worden nog steeds vastgehouden. Ik acht dit alles onacceptabel, en ben daarom mede-ondertekenaar van een recent opiniestuk in een aantal kranten waarin Ministers van 25 landen en Commissaris Georgieva van de Europese Commissie alle partijen oproepen tot de onmiddellijke bescherming van burgerbevolking en medische staf, medische faciliteiten en medisch vervoer in Syrië. Ik wil benadrukken dat ik veel respect en lof heb voor de medewerkers van SARC, de VN en (I)NGO’s in Syrië, zonder wie zeer veel kwetsbaren in Syrië niet bereikt zouden kunnen worden.

Ondanks het harde en moeilijke werk van vele organisaties zijn extra inspanningen nodig om meer hulp bij de hulpbehoevenden in Syrië terecht te krijgen. Via de Verenigde Naties, de Europese Unie en in bilaterale contacten stelt het kabinet daarom de noodzaak van betere humanitaire toegang aan de orde. We zullen dit blijven doen, bij alle strijdende partijen. Daarnaast verkent het kabinet mogelijkheden voor additionele humanitaire hulp, en moedigt het partners aan hetzelfde te doen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven