32 620 Beleidsdoelstellingen op het gebied van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Nr. 272 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2021

Op 9 februari 2021 heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn overwegingen om af te zien van een wettelijke verplichtstelling voor het Waarschuwingsregister Zorg en Welzijn (hierna: het Waarschuwingsregister).1 In deze brief heb ik benadrukt dat het doel van het Waarschuwingsregister, het bevorderen van een veilige zorgrelatie, onverminderd van belang blijft.

Met deze brief bied ik uw Kamer de resultaten aan van een verkenning naar het bestuurlijk draagvlak voor het beleggen van het eigenaarschap van het Waarschuwingsregister bij zorgaanbieders. Ook ga ik in op de vervolgstappen die ik naar aanleiding van deze verkenning zal nemen. Kernpunten uit deze brief:

  • De belangrijkste conclusie van de verkenning is dat er geen bestuurlijk draagvlak is voor het scenario waarbij meerdere (koepels van) zorgorganisaties mede-eigenaar worden van het Waarschuwingsregister.

  • Er is wel draagvlak onder de geraadpleegde partijen voor een brede samenwerking rond het thema veilige zorgrelatie en het komen tot een samenhangend preventief en repressief instrumentarium.

  • RegioPlus heeft besloten om het Waarschuwingsregister te beëindigen per 1 januari 2022.

  • De beknopte analyse die de verkenners hebben uitgevoerd, vraagt om een diepgaandere analyse van het huidige instrumentarium en hoe die instrumenten in de praktijk samen komen. Als eerste vervolgstap werk ik, samen met de (koepels van) zorg- en welzijnspartijen, werkgevers- en werknemersorganisaties, de analyse verder uit om op basis daarvan tot een plan van aanpak te komen.

Aanleiding verkenning

Het Waarschuwingsregister is in 2014 gestart op initiatief van werkgevers in de ouderenzorg. In 2016 werd RegioPlus, een samenwerkingsverband van regionale werkgeversorganisaties in de Zorg en Welzijnssector, de beheerder van het Waarschuwingsregister. Het is één van de instrumenten die werkgevers in de Zorg- en Welzijnssector kunnen inzetten om cliënten en patiënten te beschermen tegen medewerkers die ernstig grensoverschrijdend gedrag vertonen. Het betreft een aanvulling op de Leidraad Veilige Zorgrelatie, die eisen stelt aan de inrichting van de organisatie. Daarnaast is het een aanvulling op wettelijke bepalingen zoals de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) die op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo2015) voor bepaalde zorgverleners verplicht is2, en de in de Wkkgz opgenomen vergewisplicht.3

Er zijn sinds de start van het Waarschuwingsregister relatief weinig zorgaanbieders bij het register aangesloten, terwijl uit inventarisatie is gebleken dat het register pas optimaal kan werken als zoveel mogelijk zorgaanbieders er gebruik van maken. Met het oog op het maatschappelijke belang van een veilige zorgrelatie voor kwetsbare personen ben ik daarom in 2020 een wetgevingstraject gestart gericht op het komen tot verplichte aansluiting bij het register. Zoals per brief medegedeeld aan uw Kamer heb ik op 9 februari 2021 besloten af te zien van een wettelijke verplichtstelling van gebruik van het Waarschuwingsregister.4 Dit leidde in eerste instantie tot de vraag of het Waarschuwingsregister, in plaats van wettelijk te verplichten, op andere wijze verder doorontwikkeld zou kunnen worden.

Doel van de verkenning

Ik heb de opdracht aan Groesz Consultancy B.V. gegeven om te verkennen in hoeverre er bestuurlijk draagvlak is onder bestuurders van zorgorganisaties voor een model waarbij verschillende zorgorganisaties mede-eigenaar zijn van het Waarschuwingsregister. Zij hebben twee interviewrondes uitgevoerd en één gezamenlijke sessie georganiseerd, waarbij zij in totaal 35 personen met verschillende functies (directeur, bestuurders, beleidsmedewerkers, projectleiders en juristen) hebben gesproken die werkzaam zijn binnen organisaties die te maken hebben met en/of gebruik maken van het Waarschuwingsregister. De concrete vragen die aan hen gesteld zijn, zagen op de ervaren voor- en nadelen van de huidige werking van het WSR, wat de voor- en nadelen van een eventueel mede-eigenaarschap zou zijn en of er draagvlak zou zijn om het Waarschuwingsregister onder beheer van verschillende zorgorganisaties vrijwillig voort te zetten.

Het verslag van deze verkenning is als bijlage toegevoegd aan deze brief5.

Belangrijkste conclusies

De belangrijkste conclusie uit de verkenning is dat er geen bestuurlijk draagvlak is voor het scenario waarbij meerdere (koepels van) zorgorganisaties mede-eigenaar worden van het Waarschuwingsregister. Ondanks dat de initiatiefnemers van het Waarschuwingsregister overwegend positief over dit middel zijn, blijkt het merendeel van de respondenten milde tot stevige kritiek te hebben. Zo geven respondenten bijvoorbeeld aan dat het te veel lasten met zich meebrengt ten opzichte van (eigen) opbrengsten voor zorgorganisaties, onder meer vanwege het feit dat het Waarschuwingsregister zich alleen richt op grensoverschrijdend gedrag jegens cliënten. Daarnaast worden vraagtekens gezet bij de subsidiariteit en proportionaliteit van een beroepsverbod in relatie tot vergrijp en duur van de uitsluiting. Ook bestaat kritiek over de wijze waarop hoor en wederhoor is ingericht, alsmede de daarmee samenhangende rechten en bescherming van de medewerker.

De verkenners geven aan dat, gezien de geuite kritiek, het niet voor de hand lijkt te liggen het WSR door te (laten) ontwikkelen. Bij de sector zelf zien zij daarvoor weinig draagvlak. Daartegenover stellen zij dat deze kritiekpunten niet betekenen dat er geen enkel draagvlak is voor het Waarschuwingsregister. Volgens de verkenners voorziet het Waarschuwingsregister wel degelijk in een functie, echter niet langer als losstaand instrument.

Naast de inhoudelijke kritiek constateren de verkenners dat sinds de start van het Waarschuwingsregister sprake is van een veelheid aan instrumenten ten behoeve van een veilige zorgrelatie. Denk hierbij aan de VOG-systematiek, het register bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, de BIG-registratie en de ontwikkeling van de leidraad Veilige Zorgrelatie. Deze instrumenten zijn belegd bij verschillende belanghebbenden van een veilige zorgrelatie. Er is onder de respondenten sterke behoefte aan meer onderlinge afstemming bij het (door)ontwikkelen van het instrumentarium. De verkenners constateren dat er wél draagvlak voor een dergelijke bredere samenwerking is rondom het thema veilige zorgrelatie.

De verkenners concluderen dat er nu momentum en bereidheid is om gezamenlijk verantwoordelijkheid te nemen voor een samenhangend instrumentarium ten behoeve van de veilige zorgrelatie. Daarbij komen de verkenners nadrukkelijk tot de oproep om preventieve en repressieve instrumenten in samenhang te bezien en op elkaar af te stemmen. Met repressieve instrumenten doelen zij op die instrumenten die ervoor zorgen dat ernstig grensoverschrijdend gedrag een helder repressief gevolg krijgt. Met preventieve maatregelen wordt bedoeld die maatregelen die ervoor zorgen dat dit gedrag op de werkvloer wordt voorkomen. Er is sterke behoefte aan regie op dit onderwerp en samenbindend leiderschap om zo tot een integrale verantwoordelijkheid te komen op dit thema.

Gevolgen voor het Waarschuwingsregister

RegioPlus heeft, mede op basis van deze verkenning, geconstateerd dat er geen breed draagvlak is voor het in stand houden van het Waarschuwingsregister. Daarom hebben zij besloten om het Waarschuwingsregister te beëindigen per 1 januari 2022.

Ik onderken dat voor het Waarschuwingsregister als zodanig onvoldoende draagvlak (meer) is om daarin, langs welke weg dan ook, te investeren. Gezien de uitkomsten van deze bestuurlijke verkenning, is het afbouwen van het Waarschuwingsregister dan ook een logisch vervolg.

Het vervolg

Dat neemt niet weg dat deze verkenning aanknopingspunten biedt om langs een andere weg te blijven werken aan de veilige zorgrelatie: het toewerken naar een samenhangend instrumentarium van preventieve en repressieve instrumenten, over de verschillende wetten, de verschillende branches in zorg en welzijn en verschillende functies binnen organisaties heen.

De beknopte analyse die de verkenners hebben uitgevoerd, vraagt om een diepgaandere analyse van het huidige instrumentarium en hoe die instrumenten in de praktijk samen komen. Ook is het nodig om te kijken of, en zo ja, welke instrumenten (onnodig) op hetzelfde terrein zien, of juist waar een instrument nog ontbreekt. Tot slot is het de vraag hoe de huidige instrumenten beter en consequenter kunnen worden benut en hoe de handhaving op deze instrumenten verbeterd kan worden. Waar het gaat om het gebruik van de VOG, zal ik de Minister van Justitie en Veiligheid betrekken.

Uiteraard hebben ook veldpartijen een belangrijke rol als het gaat om het waarborgen van een veilige zorgrelatie. Daarom betrek ik de (koepels van) zorg- en welzijnspartijen, werkgevers- en werknemersorganisaties, bij de uitwerking van de analyse en bij het komen tot een plan van aanpak. Ik neem de samenhang met de preventieve instrumenten en de verantwoordelijkheid die de zorgaanbieders en welzijnsorganisaties hebben voor het bieden van een veilige werksfeer hierin mee.

Het is aan een volgend kabinet om besluiten te nemen over de uitvoering van het plan van aanpak en dat te delen met uw Kamer.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Kamerstuk 32 620, nr. 268.

X Noot
2

In het Uitvoeringsbesluit Wkkgz is bepaald dat de VOG verplicht is voor alle zorgverleners die Wlz-zorg verlenen en voor zorgverleners in de geestelijke intramurale zorg. Onder de Jeugdwet is een VOG verplicht voor onder meer alle medewerkers van jeugdhulpaanbieders. Onder de Wmo2015 is een VOG verplicht voor Veilig Thuis medewerkers en vertrouwenspersonen.

X Noot
3

De vergewisplicht verplicht zorgaanbieders in de zin van de Wkkgz zich ervan te vergewissen dat het functioneren van een zorgverlener in het verleden, er niet aan in de weg staat om deze zorgverlener in te zetten voor het verlenen van zorg in de toekomst. Artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Wkkgz.

X Noot
4

Kamerstuk 32 620, nr. 268.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven