Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 maart 2014
Tijdens de plenaire behandeling van de VWS-begroting 2014 heb ik de heer Van ’t Wout
(VVD) toegezegd u te informeren over de wijze waarop consortia van (kleine) aanbieders
kunnen worden ingezet in de onderhandelingen met de inkopende partijen1. Hierover hebben enkele gesprekken plaatsgevonden tussen Branchebelang Thuiszorg
Nederland (BTN), de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS).
In 2013 heeft BTN het idee uitgewerkt om kleine en innovatieve aanbieders op verschillende
vlakken van zorg aan elkaar te verbinden en hen zo een stevigere positie te geven
in het veld van aanbieders. Op deze wijze zouden kleine aanbieders tijdelijk en waar
nodig gaan samenwerken in een tijdelijk consortium, waardoor zij een reële kans zouden
hebben op een contract van de inkopende partij, gemeente of verzekeraar die de zorg
en/of ondersteuning inkoopt. Uiteraard is het aan de inkopende partij om te beslissen
met welke aanbiedende partij(en) het contract wordt gesloten.
Vanuit beleidsmatig oogpunt hecht ik aan een innovatief zorgaanbod. Veelal spelen
nieuwe en kleinschalige initiatieven hierin een belangrijke rol, doordat zij alleen
tot ontwikkeling kunnen komen als zij nadrukkelijk oog houden voor de vraag van cliënten
en burgers. In een periode van transitie is oog houden voor de vraag van cliënten
en burgers essentieel. Het ontwikkelen van nieuwe samenwerkingsvormen tussen kleine
innovatieve aanbieders spreekt mij dan ook zeker aan, omdat dit zowel de innovatie
als de cliënt ten goede komt. Daarnaast draagt het contracteren van consortia ertoe
bij dat de inkopende partijen aan hun cliënten en burgers keuzemogelijkheden kunnen
blijven aanbieden, die aansluiten bij de lokale vraag.
Om die reden heeft overleg plaatsgevonden tussen BTN, ACM en VWS om te bepalen of,
en zo ja op welke wijze, het contracteren van consortia in zowel het AWBZ, Zvw als
het Wmo domein mogelijk is. Partijen hebben gezamenlijk geconcludeerd dat er geen
bezwaren aanwezig zijn om over te gaan tot het contracteren van consortia, zolang
de consortia offensief zijn. Dat wil zeggen, zolang de vorming van een consortium
er toe leidt dat inkopende partijen de facto meer keuze krijgen – naast de bestaande
grotere spelers – en een consortium wordt gevormd tussen complementaire aanbieders
zodat integrale producten voor de cliënt en burger kunnen worden gerealiseerd, zoals
door de inkopende partij is gevraagd. Samenwerkingsvormen die er vooral op zijn gericht
om de eigen belangen van de aanbieders te dienen, zoals het gezamenlijk verdelen van
cliënten tussen de aanbieders of het gezamenlijk maken van prijsafspraken, waardoor
de inkopende partij meer moet betalen, zijn niet toegestaan en kunnen op grond van
de Mededingingswet worden beboet.
Het lijkt mij dan ook uitstekend om zorgaanbieders die samen willen werken, via «In
Voor Zorg!» te ondersteunen bij de implementatie daarvan. Bovendien geeft de ontwikkeling
van consortia gemeenten en zorgverzekeraars de mogelijkheid om naast grote aanbieders
ook kleine innovatieve aanbieders te contracteren.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn