32 618 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten in verband met de invoering van een verhoogd collegegeld voor langstudeerders (Wet verhoging collegegeld langstudeerders)

Nr. 43 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 september 2011

Tijdens de tweede termijn van het algemeen overleg op 21 april jl. over het wetsvoorstel verhoging collegegeld langstudeerders heeft mevrouw Lucas van de VVD mij een voorstel inzake collegegeldvrij besturen aangeboden. Dit voorstel is medeondertekend door de heer van der Ham van de D66-fractie1. Ik heb toegezegd u mijn reactie op dit voorstel in een afzonderlijke brief te geven. Dit heeft echter meer tijd in beslag genomen dan verwacht; vandaar dat u pas nu deze brief ontvangt.

Het voorstel betreft het financieel compenseren uit het profileringsfonds van studenten die gedurende een jaar fulltime een activiteit verrichten (zoals bestuurswerk), en voor wie het in bepaalde opzichten aantrekkelijk zou zijn zich gedurende dat jaar uit te schrijven (ze volgen geen onderwijs, betalen derhalve geen collegegeld en vallen ook minder snel onder de langstudeerdersmaatregel). Ingeval van uitschrijving vervalt de aanspraak op studiefinanciering. Het geven van financiële ondersteuning uit het profileringsfonds kan mogelijk gemaakt worden door de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) te wijzigen. Er zou dan geregeld kunnen worden dat het profileringsfonds in een bijzondere, in de wet geregelde situatie en onder een aantal voorwaarden aangewend kan worden voor niet-ingeschreven «studenten» die aldus actief zijn. Daarbij kan gedacht worden aan het volgende kader:

  • De niet-ingeschreven student kan aanspraak maken op het profileringsfonds als hij – op grond van een daartoe met de instelling gesloten overeenkomst – voor de instelling fulltime activiteiten verricht die dienstig zijn aan het instellingsbelang, in die zin dat de activiteiten bijdragen aan het profiel of het goede bestuur van de instelling. Hierbij kan worden gedacht aan bestuurswerk, maar ook aan het bouwen aan een solarauto. De activiteiten mogen geen commerciële activiteiten zijn (zoals bijv. het bouwen van een website). Het moet bovendien gaan om fulltime activiteiten: de activiteiten nemen dusdanig veel tijd in beslag dat de student daarnaast niet in staat is onderwijs te volgen. De instelling bepaalt voor het overige zelf welke activiteiten zij in het belang van de instelling acht. Het voorgaande kan worden vastgelegd in de regels omtrent het profileringsfonds. De medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht op het beleid inzake het profileringsfonds;

  • de student en de instelling sluiten een overeenkomst waarin de afspraken worden vastgelegd over de aard van de activiteiten en de vergoeding die daartegenover staat. In de overeenkomst wordt voorts vastgelegd, dat de betrokkene geen onderwijs zal volgen en geen tentamens mag afleggen. Als student en instelling een overeenkomst in de hiervoor bedoelde zin hebben afgesloten, kan de student voor het verrichten van de activiteiten een tegemoetkoming uit het profileringsfonds krijgen. Het besluit tot het sluiten van zo’n overeenkomst en daaruit voortvloeiend het aanspreken van het profileringsfonds, ligt bij de instelling zelf;

  • aanwending van het profileringsfonds voor de hiervoor bedoelde vergoeding mag bij een bepaalde instelling voor dezelfde student voor slechts één studiejaar. Als de student overstapt naar een andere instelling en daar opnieuw een aanspraak doet op het profileringsfonds vanwege bijvoorbeeld bestuurswerk, is het aan die instelling om te beoordelen of deze een overeenkomst wil sluiten;

  • de instelling bepaalt zelf de hoogte van de vergoeding;

  • omdat de student niet is ingeschreven ontvangt hij geen studie-financiering. De student mag niet lenen bij DUO en heeft geen reisrecht, omdat hij niet studeert;

  • de student heeft recht op de facilitaire voorzieningen van de instelling, zoals bijvoorbeeld toegang tot gebouwen en computervoorzieningen;

  • de student schrijft zich uit en betaalt geen collegegeld. Hij volgt immers geen onderwijs en legt geen tentamens af. De instelling is zelf verantwoordelijk voor de controle hierop (bijvoorbeeld door de uitgifte van een speciale pas aan de betrokkene);

  • het instellingsbestuur stelt een regeling vast, waarin het voorgaande wordt uitgewerkt.

Ik acht het voor de ontwikkeling van een student van belang dat deze niet alleen hoger onderwijs volgt, maar daarnaast ook andere activiteiten ontplooit. Het is aan de student zelf om daarin keuzes te maken. Ik acht het aantal gegeven uitloopjaren dat de student in het kader van de Wet verhoging collegegeld langstudeerders heeft gekregen, voldoende om andere activiteiten te kunnen ontplooien, zoals het vervullen van bestuursfuncties, participatie in de medezeggenschapsraad of het ondernemerschap. Die activiteiten zijn ook een investering in de persoonlijke ontwikkeling waarvan iemand de rest van zijn leven plezier kan hebben.

Uitvoering van het voorstel zoals gedaan door enkele leden van uw Kamer zou het volgende betekenen:

  • extra administratieve lasten voor de instellingen. Zij moeten een regeling vaststellen die zij hanteren om te bepalen wanneer de niet-ingeschreven student aanspraak kan maken op het profileringsfonds. Daarnaast moeten ze een overeenkomst met de student sluiten;

  • een groter beroep op het profileringsfonds en;

  • het creëren van een uitzonderingscategorie. Het kabinet streeft juist naar vermindering van regels.

Kortom, het voorstel collegegeldvrij besturen zoals aan mij voorgelegd is onder een aantal voorwaarden weliswaar mogelijk, maar gezien bovenstaande kanttekeningen ben ik hiervan geen voorstander.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra


X Noot
1

Dit voorstel is neergelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer.

Naar boven