32 615 Toekomst Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO)

G VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 30 januari 2014

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken1 hebben kennisgenomen van de brief d.d. 21 november 2013 van de Minister en van de Staatssecretaris van Economische Zaken inzake voortgang opheffing PBO (32 615, F). Naar aanleiding van deze brief hebben de leden van de CDA-fractie op 4 december 2013 een aantal vragen gesteld aan de Minister van Economische Zaken. De leden van de fracties van de PvdA van de SP hebben zich bij deze vragen aangesloten.

De Minister en de Staatssecretaris hebben op 29 januari 2014 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer

BRIEF AAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Den Haag, 4 december 2013

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief d.d. 21 november 2013 van u en van de Staatssecretaris van EZ inzake voortgang opheffing PBO (32 615, F). Deze brief geeft de leden van de CDA-fractie aanleiding tot het stellen van de volgende vragen. De leden van de fracties van de PvdA van de SP sluiten zich bij deze vragen aan.

In de brief meldt u dat met de verschillende sectoren is gesproken over de vraag hoe publieke taken na opheffing van de productschappen kunnen worden uitgevoerd. Daarbij zal voor de uitvoering gebruik worden gemaakt van private organisaties en systemen. Over deze aanpak is overeenstemming bereikt. De brief vermeldt echter op geen enkele wijze wat deze overeenstemming in concreto behelst, dat wil zeggen via welke private organisaties en/of systemen deze taken worden belegd. In de bijlage bij uw brief van 1 mei jl. (32 615, A) worden wel publieke taken genoemd; er wordt echter niet ingegaan op de wijze waarop deze taken na opheffing worden uitgevoerd. Er wordt verwezen naar private organisaties die nu uitvoeringswerkzaamheden verrichten, maar waar de regering daarbij op doelt is niet duidelijk. Graag vernemen de leden van de CDA-fractie hoe de regering dit voor zich ziet, waarbij dan de vraag tevens aan de orde is welke waarborgen voor het publiek belang in het leven worden geroepen als een private organisatie een publieke taak zal gaan uitvoeren.

Ook vernemen de leden van de CDA-fractie graag in hoeverre de NVWA is toegerust voor de toezichts- en handhavingstaak die de regering haar toedenkt. Dit mede gehoord de recente kritische opmerkingen van de Algemene Rekenkamer over de totstandkoming en de operationele mogelijkheden van deze dienst.2

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken zien het antwoord op deze vragen graag uiterlijk 7 januari 2014 tegemoet.

Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, E.M. Kneppers-Heynert

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 januari 2014

In de brief van 4 december 2013 reageert de vaste commissie voor Economische Zaken op onze brief van 21 november 2013 over de voortgang opheffing PBO. Naar aanleiding van de brief hebben de leden van de CDA-fractie vragen gesteld. De leden van de fracties van de PvdA en van de SP hebben zich bij deze vragen aangesloten.

De leden van de fractie van het CDA vragen naar de mogelijke uitvoering van taken door private organisaties. Zoals aangegeven in onze brief is er met de verschillende sectoren gesproken over de vraag hoe publieke taken na opheffing van de productschappen kunnen worden uitgevoerd. Daarover is op hoofdlijnen overeenstemming bereikt, de details worden in de komende periode uitgewerkt.

Waar het gaat om publieke taken is het aan het de Ministers van Economische Zaken, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Infrastructuur en Milieu om de taken in regelgeving op te nemen. Genoemde Ministers zijn daarmee ook verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving en voor de handhaving van de regelgeving.

In de brief van 21 november jl. hebben wij aangegeven dat private organisaties hun uitvoeringswerkzaamheden, voor zover mogelijk binnen het wettelijk kader waar hun activiteiten worden ondergebracht, blijven uitvoeren. Dat vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken en zal in veel gevallen gebeuren door middel van een mandaat of aanwijzing.

We zijn hierover in gesprek met AVINED (pluimveesector), Producentenorganisatie Varkenshouderij, de Stichting Brancheorganisatie Kalversector en ZuivelNL (melkveesector). Het gaat hierbij over dierziekten, salmonella, het Diergezondheidsfonds, antibioticagebruik, pluimvee en varkensleveringen.

Op het gebied van registratieverplichtingen die worden opgelegd in de EZ- regelgeving, zoals de registratie van antibioticagebruik en de registratie van bedrijven en gegevens in de pluimveesector, is met de sector besproken dat hierbij gebruikgemaakt kan worden van door de Minister aangewezen private registratiesystemen en dat de overheid gebruik kan maken van gegevens die beschikbaar zijn en geregistreerd worden in deze (bestaande) private databanken. Uitgangspunt daarbij is dat ondernemers geen dubbele registratieverplichting krijgen voor gegevens die zowel door de overheid als door private kwaliteitssystemen worden voorgeschreven.

Om te worden aangewezen moet een private databank aan een aantal criteria voldoen. Deze criteria zullen worden opgenomen in EZ-regelgeving. Bovenstaande werkwijze is nu ook al van toepassing in kader van de Identificatie en Registratie Hond (I&R Hond).

Een meer volledig overzicht van private organisaties en systemen die bij de uitvoering van de publieke taken gebruikt gaan worden, volgt op een later moment.

Voor de over te nemen publieke taken worden zoveel mogelijk de bestaande toezichts- en handhavingsstructuren gebruikt. Bestaande privaatrechtelijk georganiseerde toezichthouders kunnen worden aangewezen als onbezoldigd NVWA-ambtenaar en aldus hun werkzaamheden voortzetten. Indien toezicht wordt uitgevoerd door zelfstandige bestuursorganen blijft dit zo en zijn er geen gevolgen voor de NVWA. Dit is bijvoorbeeld het geval bij toezicht dat de NAK uitvoert op teeltvoorschriften.

Voor het overige wordt de NVWA verantwoordelijk voor de uitvoering van toezicht en handhaving. Hiervoor komt extra capaciteit beschikbaar. Dit wordt gefinancierd uit de € 31 miljoen die beschikbaar is voor de uitvoering van publieke taken afkomstig van de productschappen.

Verder wil ik verwijzen naar de brief «Plan van aanpak NVWA» aan de Tweede Kamer van 19 december jl. waarin is aangegeven hoe het toezicht door de NVWA in de komende jaren structureel wordt verbeterd. De taken voortkomend uit het opheffen van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie zullen hierin worden meegenomen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD) (voorzitter), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Lange (OSF), Schrijver (PvdA), Postema (PvdA), Vlietstra (PvdA) (vice-voorzitter), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV), Gerkens (SP), Koning (PvdA)

X Noot
2

Rapport Algemene Rekenkamer «Toezicht bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit na de fusie», 20 november 2013.

Naar boven